27 048
Beheer Haringvlietsluizen

nr. 3
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 12 mei 2000

De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat1 heeft op 18 april 2000 overleg gevoerd met staatssecretaris J. M. de Vries van Verkeer en Waterstaat over de brief van 14 maart 2000 van de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat inzake MER beheer Haringvlietsluizen (27 048, nr. 1) en de brief van 7 april 2000 van de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat over de kosten inzake MER beheer Haringvlietsluizen.

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Biesheuvel (CDA) constateerde op basis van de brief inzake het MER beheer Haringvlietsluizen (27 048, nr. 1) d.d. 14 maart 2000 en de aanvullende brief d.d. 7 april 2000 dat de staatssecretaris erin geslaagd is een redelijk draagvlak te creëren met betrekking tot de proef uitvoering van de eerste fase in openstelling van de Haringvlietsluizen, te weten het beheer volgens de Kier. De vraag is overigens wel waarop dat draagvlak precies gebaseerd is, juist daar bij een aantal betrokkenen verwachtingen zijn gewekt ten aanzien van compenserende maatregelen. Klopt in dat licht de in de brief van 7 april jl. opgenomen formulering dat schade als gevolg van rechtmatig overheidshandelen in principe voor rekening komt van de betrokkenen? Hoe verhoudt de regeling nadeelcompensatie Verkeer en Waterstaat 1999 zich tot de algemene leer van de bestuurscompensatie?

De bevaarbaarheid van het Slijkgat is van enorm belang voor de bereikbaarheid van de haven van Stellendam. Welke afspraken over de vaardiepte zijn er in dit verband gemaakt en klopt het dat de gemeente uitgaat van een vaardiepte van 5,5 meter?

Het Haringvliet is een zoetwaterbekken en is wat dat betreft voor de zoetwatervoorziening voor land- en tuinbouw van groot belang. De heer Biesheuvel had begrepen dat bij de belanghebbenden in dat gebied de voorkeur uitgaat naar een open zoetwaterkanaal. Deelt de staatssecretaris die voorkeur?

Daarnaast was de heer Biesheuvel benieuwd te vernemen hoe de kosten die verbonden zijn aan de proef beschouwd moeten worden als de proef uiteindelijk niet geslaagd blijkt te zijn. Daar het kabinet de Kier ziet als een onderdeel van het via een stapsgewijze aanpak komen tot Getemd getij, is het van belang om dat einddoel duidelijker te formuleren en de daarmee gemoeide investeringen goed in kaart te brengen. Zo circuleren er berichten vanuit waterbedrijven dat de bedragen zoals genoemd in de brief van 7 april jl., aanzienlijk hoger zullen uitvallen, met name waar het gaat om de inlaat van Kralingen en van de Biesbosch.

In de brief van 14 maart jl. staat onder meer dat door de nieuwe opzet van het beheer van de Haringvlietsluizen op termijn minder onderhoudsbaggerwerk nodig zal zijn in vaargeulen en dat duurzaam waterbeheer bevorderd wordt omdat minder rivierslib bezinkt. Zal echter door het openzetten van de sluizen de bagger zich toch niet verplaatsen van de ene naar de andere kant, waardoor ook het probleem min of meer wordt verplaatst? Daarnaast is de vraag of de dam wel bestand zal zijn tegen de enorme getijkrachten die vrijkomen als gevolg van Getemd getij. Overweegt de staatssecretaris overigens om na de proef met de Kier wederom met een MER te komen?

Hoewel de heer Van den Berg (SGP) aangaf dat aan het op een kier zetten van de Haringvlietsluizen een meerwaarde voor met name de natuur is verbonden en hij er als zodanig dus niet bij voorbaat negatief tegenover stond, riep hij wel op tot de grootst mogelijke zorgvuldigheid en terughoudendheid in dezen, juist gelet op de langetermijnwerking van een dergelijke beslissing. Waar destijds is besloten het Haringvliet af te sluiten, dient de bewijslast gelegd te worden bij degenen die daarin veranderingen willen brengen. In de voorliggende stukken wordt een aantal verwachtingen uitgesproken en blijkt tevens dat lang niet alle effecten te voorspellen zijn, terwijl zekerheden in dit dossier zeer beperkt aanwezig zijn. De Kier dient dan ook gezien te worden in een verder perspectief, te weten het achterliggende doel van Getemd getij, dat veel ingrijpender consequenties en veel hogere kosten met zich brengt. Het geheel mag niet in een te beperkt kader worden geplaatst, maar moet worden beschouwd in het licht van de totale samenhang. Met het oog op het draagvlak hebben ook betrokkenen in het gebied er recht op inzicht te hebben in genoemde consequenties.

De heer Van den Berg ging ervan uit dat ook voor de staatssecretaris uitgangspunt is dat de onderhavige besluitvorming nu en in de toekomst op geen enkele wijze afbreuk mag doen aan de veiligheid.

Reeds bij de toenmalige discussie over de Deltawerken en de Oosterschelde is gewezen op het grote belang van een goede zoetwatervoor- ziening. In de destijds door de Kamer aangenomen motie-Van Rossum is heel uitdrukkelijk gevraagd dit als leidend belang voor met name het noordelijk Deltagebied te hanteren. In dat licht vroeg de heer Van den Berg welke implicaties de nu voorliggende beslissing kan hebben voor het zoetwaterregime in geheel Zuid-Holland tot Utrecht toe.

Vanuit de regio is het verzoek gedaan om in plaats van een gesloten buizensysteem over te gaan tot realisering van een open zoetwaterkanaal. Hoewel dat laatste duurder is, kan het wel degelijk een win-winsituatie opleveren uit een oogpunt van extra waterberging en betere natuurontwikkelingen. Hij steunde derhalve dit verzoek.

Vervolgens vroeg de heer Van den Berg de staatssecretaris om de vaardiepte van het Slijkgat te garanderen tot 5,5 meter, onder meer met het oog op de belangen van de visserij. Is overigens rekening gehouden met implicaties van bepaalde modellen van de Maasvlakte voor met name het Slijkgat?

Aangezien het rijk zelf de initiatiefnemer is van de voorliggende opzet die wenselijk is op grond van landelijk waterhuishoudingsbeleid en natuurbeleid, is het zeer redelijk dat de desbetreffende regio, die er wellicht meer nadelen dan voordelen van ondervindt, de als gevolg hiervan ontstane schade voor de volle honderd procent gecompenseerd krijgt.

De heer Herrebrugh (PvdA) gaf aan op zichzelf geen grote twijfels te hebben over de grote voordelen van de voorgestane herziening van het spui- en beheerregime voor de natuur- en milieuontwikkeling in de desbetreffende zeegaten. Mocht gaandeweg de proef met de Kier, die het vervolg is van de bij de vaststelling van de Vierde nota waterhuishouding plaatsgevonden accordering met het principebesluit om de mogelijkheid van het op een kier zetten van de Haringvlietsluizen te bestuderen op alle consequenties dienaangaande, echter blijken dat de nadelen ervan duidelijk uitstijgen boven genoemde voordelen, dan dient een verdere openstelling van de Haringvlietsluizen in de richting van het Getemd getij niet meer tot de mogelijkheden te behoren en zullen ze eventueel hun oorspronkelijke functie dienen te herkrijgen.

Mede gelet op de reacties van waterbeheerders op de verziltingsgevolgen van de kierstand voor de zoetwatervoorziening rijst de vraag of de hieraan verbonden kosten waarmee vooralsnog rekening is gehouden, in enigerlei mate als reëel zijn in te schatten. Genoemde waterbeheerders hebben op een aantal punten gewezen die in de Vierde nota waterhuishouding en de overige onderliggende stukken niet terug te vinden zijn. Een daarvan is het verlaagd waterpeil dat door de afstroom via het Haringvliet teweeg zal worden gebracht in de Nieuwe Waterweg en de Nieuwe Maas, met alle gevolgen van dien voor de innamepunten in het desbetreffende gebied.

Naar de heer Herrebrugh had begrepen, garandeert Rijkswaterstaat de bevaarbaarheid van het Slijkgat van 4,2 meter op laag peil en probeert zij door middel van het aanpassen van standaardonderhoudswerkzaamheden de vaargeul op de diepst mogelijke bereikbaarheid voor met name Stellendam te brengen, te weten 5 meter tot 5,5 meter. Kan de staatssecretaris dit bevestigen?

In de brief d.d. 15 november 1999 geeft de staatssecretaris aan dat onderzocht zal worden of het beheer van de Haringvlietsluizen aangemerkt kan worden als een vergunningsplichtige handeling in met name het kader van de Natuurbeschermingswet. Kan inmiddels aangegeven worden of de proefneming met de kierstand onderworpen is aan nadere wet- en regelgeving met betrekking tot vergunningverlening en de daarop verder in aanmerking komende bezwaar- en beroepsprocedures?

De heer Klein Molekamp (VVD) vroeg mede onder verwijzing naar de opmerking van de heer Herrebrugh als zou er met betrekking tot de Kier sprake zijn van een proefneming, de bevestiging van de staatssecretaris dat nu wel degelijk het besluit voorligt tot het op een kier zetten van de Haringvlietsluizen en dat aanvaarding destijds van de Vierde nota waterhuishouding geen accordering van het openstellen van de Haringvlietsluizen betekende.

De redenering dat, om ophoping van baggerslib te voorkomen, natuurlijke doorstroming noodzakelijk is, is in zekere zin dubbel. Als de Kier wordt gerealiseerd, mag het baggerslib wel in de Noordzee verdwijnen, maar als er gebaggerd wordt, mag het niet in de Noordzee verdwijnen. Maakt het één ten opzichte van het ander veel meer uit voor de kwaliteit van de Noordzee?

Sommige betrokkenen, waaronder landbouwbedrijven, waterbedrijven en waterschappen, vrezen voor verzilting als gevolg van het Getemd getij. De reacties overziend, geldt dat bezwaar ten aanzien van de Kier veel minder, hetgeen niet wegneemt dat goede monitoring na het besluit over de Kier essentieel is teneinde na te gaan of verdere openstelling al dan niet verantwoord is.

De openstelling, zeker wanneer eenmaal sprake is van Getemd getij, wordt geroemd vanwege de natuurwinst. De vraag is echter welke slachting onder de zoetwatervissen is te verwachten in het eindstadium. Een van de belangrijkste voorwaarden voor de natuur is stabiliteit. De natuur mag geen speeltje voor hobbyisten worden, welke goede bedoelingen zij dan ook mogen hebben.

De kosten van de Kiervariant bedragen 70 mln., voornamelijk door het verplaatsen van de inlaatpunten. Het waterschap Goeree Overflakkee heeft in dit verband de suggestie gedaan om een open zoetwaterkanaal te graven. Hoe staat de staatssecretaris tegenover deze op het eerste gezicht niet onlogische suggestie?

De heer Klein Molekamp ging ervan uit dat de vaargeul van het Slijkgat met het oog op de bereikbaarheid van Stellendam gehandhaafd wordt op 5,5 meter.

Uit de inspraakreacties blijkt er groot bezwaar te bestaan tegen de variant Getemd getij. In navolging van de VVD-fractie in Provinciale Staten van Zuid-Holland gaf de heer Klein Molekamp aan dat accordering van de Kiervariant nog geen accordering van verdergaande varianten betekent en dat voor verdergaande varianten een MER-procedure noodzakelijk is. Wat is overigens het oordeel van de staatssecretaris over de brief van de milieu-inspectie van het ministerie van VROM, waarin gewezen wordt op de verhoogde chloridenconcentratie waardoor de drinkwaterfunctie geschaad zou kunnen worden en deelt zij de mening van het bedrijfsleven in de gemeente Goedereede dat het hierdoor in zijn bedrijfsvoering geschaad dreigt te worden? Zelfs als blijkt dat de bezwaren minder zijn dan verwacht, behoeft dat nog niet automatisch een voorkeur voor Getemd getij in te houden. Ook dan moet namelijk gekeken worden naar de kostencomponenten. Uitgangspunt is dat het project niet mag leiden tot hogere lasten voor de burgers en de bedrijven in de regio en dat extra kosten voor rekening van het rijk komen. Wanneer overigens op een gegeven moment uit financiële overwegingen gekozen zou moeten worden tussen het project Ruimte voor de rivier en het project Getemd getij, ligt de prioriteit wat betreft de VVD-fractie bij eerstgenoemd project, waarin natuurwinst en veiligheidswinst uitstekend met elkaar gecombineerd worden.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66) was enthousiast over het voorliggende voorstel dat bij zal dragen aan een betere natuurontwikkeling en een grotere natuurwinst, hoewel nog een aantal haken en ogen moet worden weggenomen. Zoals in de brief van 14 maart jl. staat, is het doel van het andere beheer van de Haringvlietsluizen het scheppen van voorwaarden voor de terugkeer van karakteristieke estuariene leefgemeenschappen en voor duurzaam gebruik van de watersystemen aan weerszijden van de sluizen. Hoewel bij de vaststelling van de Vierde nota waterhuishouding geen besluit is genomen over de openstelling, is daarbij wel degelijk een eerste aanzet gegeven voor het nadenken over en in het invullen van een dergelijk regime. De Kier moet wat dat betreft gezien worden als een eerste stap, waarna met gebruikmaking van de resultaten die voortvloeien uit de monitoring van de tussenstappen, toegewerkt zou moeten kunnen worden naar verdere openstelling met als einddoel Getemd getij. Hoewel de stormvloedkering in feite een nog beter resultaat zou geven, is, zoals ook het MER aangeeft, het verschil ten opzichte van Getemd getij niet onevenredig groot en is het bovendien een buitengewoon kostbare oplossing. Zonder de mogelijkheid van stormvloedkering op voorhand uit te sluiten, is Getemd getij vooralsnog dan ook een heel fraai uitgangspunt.

Zoals in de brief van 14 maart jl. vermeld, zal de komende vijf jaar nodig zijn voor de voorbereiding en uitvoering van de compenserende maatregelen, het verplaatsen van waterinlaatpunten en het opstellen van protocollen en een meetnet. Voor alle gebruikers van het gebied zullen maatregelen moeten worden genomen die samenhangen met het nieuwe regime voor het Haringvlietgebied.

Een aantal waterbedrijven hebben te kennen gegeven als gevolg van de Kier grote problemen te verwachten voor de zoetwaterhuishouding. Tegelijkertijd hebben ze erop gewezen best oplossingen te zien, maar dat die extra kosten met zich brengen. Er dient in ieder geval voor gezorgd te worden dat tijdig ingespeeld wordt op een situatie waarin een zekere verzilting dreigt op te treden. Tevens moet kapitaalvernietiging bij waterbedrijven als gevolg van het nu nemen van maatregelen die later in het kader van Getemd getij veranderd moeten worden, voorkomen worden door de maatregelen nu al aan te passen aan die eindsituatie. Ziet de staatssecretaris hiertoe mogelijkheden en, zo ja, welke en binnen welke termijn?

Ten slotte kreeg mevrouw Augusteijn graag meer inzicht in de financiële onderbouwing van met name het vervolgtraject die haar vooralsnog te onhelder voorkomt.

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks) meende dat het voorliggende voorstel op een positieve manier inspeelt op de zich veranderende visie op de wijze waarop in Nederland met water zou moeten worden omgegaan, met name op het gebied van de zoutindringing. Op deze manier wordt een groot zoetwatergetijdengebied gecreëerd waaraan belangrijke voordelen verbonden zijn ten aanzien van recreatie, natuurwaarden en veiligheid. Het verdient aanbeveling om deze toepassingsmogelijkheid ook te onderzoeken voor de stormvloedkering.

Ook de heer Van der Steenhoven drong aan op een snelle en serieuze aanpak van de problemen die verbonden kunnen zijn aan het op een kier zetten van de Haringvlietsluizen. Daarnaast dienen de compenserende maatregelen voortvarend uitgevoerd te worden, ook om draagvlak voor deze opzet te verwerven.

Antwoord van de regering

De staatssecretaris refereerde eraan dat in de Vierde nota waterhuishouding een bepaald kader is geschetst voor het toekomstig waterbeheer in Nederland en dat het voorstel dat nu voorligt een uitwerking daarvan is, hetgeen onverlet laat haar eerdere toezegging om de vervolgstap ervan, inclusief financiële onderbouwing en nieuwe MER, apart aan de Kamer voor te leggen. Sinds de aanleg van de Haringvlietsluizen bezinkt in het Haringvliet-Hollandsch Diep jaarlijks 4 tot 5 miljoen kuub zand en slib, waardoor het gebied steeds meer zal verontdiepen. Het rivierwater zal derhalve steeds minder gemakkelijk kunnen doorstromen en naar verwachting zal binnen enkele decennia een verhoging optreden van de maatgevende hoogwaterstanden. Bij Gorkum zal dit een effect hebben in de orde van grootte van het gecombineerde effect van zeespiegelstijging en toenemende rivierafvoer. Los van allerlei andere doelstellingen is er dus op het gebied van waterbeheer een effect waarmee destijds bij de aanleg van de Deltawerken wellicht onvoldoende rekening is gehouden. Bij voortzetting van het huidige sluisbeheer zal er over enkele decennia fors gebaggerd moeten worden om de veiligheid in het gebied te garanderen. Daarmee zijn forse kosten gemoeid, nog afgezien van verontreinigingen die extra kosten met zich kunnen brengen. Een ander beheer van de sluizen draagt ook bij aan ecologisch herstel en duurzaam beheer. Het op een kier zetten van de sluizen betekent overigens nog niet dat er sprake is van echt getij. Het eindbeeld dat voor ogen staat is Getemd getij dat, uitgaande van de kennis van nu, de beste oplossing zal zijn qua duurzaamheid, waterbeheer, veiligheid en ecologie. Gerealiseerd moet overigens worden dat het vooralsnog gaat om een proef, hetgeen kan inhouden dat wanneer er onoverkomelijke problemen aan blijken te kleven, nieuwe keuzen gemaakt zullen moeten worden.

De staatssecretaris bestempelde het aspect van de veiligheid als primair uitgangspunt in het beleid, hetgeen overigens onverlet laat dat er verschillende manieren zijn om die veiligheid te garanderen.

Een harde eis bij alle plannen is dat de zoetwatervoorziening voor zowel drinkwater als water voor de landbouw, niet in het geding mag komen. Door de toenemende zeespiegelrijzing zal er overigens sowieso sprake zijn van verzilting, hetgeen nog los staat van het onderhavige beheer. De direct benodigde maatregelen terzake zullen dan ook worden uitgevoerd voordat de sluizen op een kier worden gezet, waarbij het uitgangspunt is dat die maatregelen niet meer gewijzigd behoeven te worden met het oog op de uiteindelijke realisatie van Getemd getij. Daarnaast is een goede monitoring nodig om de vervolgstappen van voldoende kennis te voorzien, hetgeen geldt voor het Haringvliet, de Nieuwe Waterweg en de Hollandsche IJssel.

Hoewel rekening is gehouden met de aanleg van een buisleiding zal de komende maanden in overleg met de provincie en de waterschappen serieus bezien worden welke maatregelen het meest adequaat zijn, waarbij de mogelijkheid van een open zoetwaterkanaal niet is uitgesloten. Naast de beschikbare 70 mln. zal voor eventueel aanvullende maatregelen overigens extra geld gevonden moeten worden in samenwerking met de provincie en de bedrijven. Een en ander dient ook gezien te worden in het besef dat vanwege de zich veranderende natuur een aantal van de problemen zich überhaupt zal voordoen en dat de daarmee verbonden kosten sowieso door de bedrijven gemaakt moeten worden. Wellicht is het dan ook mogelijk om wat dat betreft een aantal zaken te combineren teneinde het totaalplaatje nog meer te completeren. De commissie Waterbeheer in de 21ste eeuw, die is ingesteld na de wateroverlast in 1998, is momenteel bezig om de waterhuishouding in Nederland onder de loep te nemen. Mochten er vanuit die commissie nog aanbevelingen komen waarvan het onafwendbaar is die te volgen, dan zal dat uiteraard gebeuren.

Van een slachting onder de zoetwatervissen zal vanwege de Kier geen sprake zijn. Als vissen water tegenkomen dat hun niet bevalt, hebben ze de neiging om de andere kant op te zwemmen. In dit geval verplaatsen ze zich naar het oosten, terwijl er andere vissoorten, zoals zalmachtigen, zullen verschijnen op de zoet-zoutgradiënt, waarmee tevens wordt voldaan aan de voorwaarden in het kader van de Rijnafspraken.

Waar geen specifieke regeling voor schadecompensaties is vastgesteld, geldt de Algemene wet bestuursrecht. De regeling nadeelcompensatie Verkeer en Waterstaat 1999 is een daarvan afgeleide regeling. Een onafhankelijke commissie van deskundigen adviseert in dat kader per geval of schadevergoeding in de rede ligt en wat een redelijke omvang van de schade is. Inmiddels is door het ministerie van VW bij wijze van proefneming aan de commissie een preadvies gevraagd over een te verwachten potentiële schadeclaim. Dat preadvies kwam uit op een verdeling van 85% voor kosten van het rijk en 15% voor kosten van de benadeelde, waarbij is uitgegaan van het zogenaamd normaal maatschappelijk risico in bedrijvigheid.

Als gevolg van de Kier zal geen verandering in de aanslibbing van het Slijkgat optreden. Pas bij de vervolgstap wordt de getijdenstroom veel groter en zullen voormalige getijdengeulen uitschuren of minder aanslibben. Vooralsnog wordt in ieder geval gebaggerd op het thans geldende niveau.

Enkele gebieden in het Haringvliet zijn aangewezen in het kader van de Natuurbeschermingswet, hetgeen inhoudt dat wanneer daar werkzaamheden zullen worden verricht die een aantasting inhouden van de wezenlijke kenmerken van het natuurgebied, er sprake is van een vergunningsplichtige handeling. In het kader van het ecologisch herstel dat beoogd wordt mag ervan worden uitgegaan dat die vergunning verleend wordt. Met betrekking tot de vogelrichtlijn zal het bevoegd gezag een vergelijkbare afweging maken.

Uit het MER blijkt dat, gelet op de kosten, een beheer van de Haringvlietsluizen gelijk aan die van de Oosterscheldekering nu geen realiteit en derhalve geen optie is. Met Getemd getij wordt de doelstelling die ermee wordt beoogd naar verwachting bereikt.

Refererend aan de opmerking van de heer Klein Molekamp dat het project niet mag leiden tot hogere lasten voor met name de bedrijven in de regio, sprak de staatssecretaris de verwachting uit dat die kosten eventueel dusdanig marginaal zullen zijn en vallend binnen de maatregelen die men toch had moeten nemen in het kader van de zeespiegelrijzing en verzilting, dat in die zin niet echt gesproken kan worden van hogere lasten. Het is in ieder geval niet de bedoeling de kosten van de Kier af te wentelen op burgers en bedrijven in de regio.

Nadere gedachtewisseling

De heer Biesheuvel (CDA) bleef bij zijn indruk dat de bedragen zoals genoemd in de brief van 7 april jl. absoluut ontoereikend zijn. Juist waar heel veel bedrijven de bereidheid hebben getoond om te investeren vooruitlopend op Getemd getij, is het van belang te weten hoe het kabinet daarop in financiële zin reageert.

De uitspraak van de staatssecretaris dat elke stap zal worden voorgelegd aan de Kamer vraagt om een nadere precisering. Is de volgende stap niet daadwerkelijk Getemd getij?

Haar geruststellende woorden over de aanslibbing van het Slijkgat laten onverlet dat blijkt dat er ten aanzien van het onderhoud en de bereikbaarheid van die vaargeul nog steeds problemen zijn tussen Rijkswaterstaat en de gebruikers. Niet uit het oog mag worden verloren dat het draagvlak voor de Kier mede een relatie heeft met de bereikbaarheid via het Slijkgat.

De heer Biesheuvel ging ervan uit dat, wanneer iemand het niet eens is met de advisering van de commissie Nadeelcompensatie Verkeer en Waterstaat, de weg naar de bestuursrechter open blijft.

Ten slotte vroeg hij of door toepassing van Getemd getij bij de Haringvlietsluizen de verzilting in de Nieuwe Waterweg zal toenemen en zo ja, of daarmee rekening is gehouden in het kader van de compenserende maatregelen.

De heer Van den Berg (SGP) bleef van oordeel dat waar er sprake is van schade vanwege overheidshandelen, de kosten daarvoor niet in het nadeel van dat gebied mogen uitpakken en dat derhalve een compensatie van 100% zeer wel in de rede ligt. De lasten aldaar zijn al zwaar vanwege de ruilverkaveling die overigens als gevolg van het onderhavige plan in haar effecten juist weer ongedaan dreigt te worden gemaakt.

De heer Van den Berg vroeg de staatssecretaris om de Kamer, na ommekomst van de nog lopende onderhandelingen over onder andere de haalbaarheid van de aanleg van een open zoetwaterkanaal, van het resultaat inclusief financiële onderbouwing op de hoogte te stellen.

Ten slotte sloot hij zich aan bij de vraag van de heer Biesheuvel over het Slijkgat.

De heer Herrebrugh (PvdA) ging ervan uit dat op basis van de gegevens die verkregen worden uit de proefneming inzake de Kier vervolgens geen onomkeerbare stap wordt gezet, maar dat iedere vervolgstap separaat aan de Kamer wordt voorgelegd en dat wanneer zou blijken dat de consequenties zodanig ongunstig zijn, stappen terug kunnen worden gezet.

De heer Klein Molekamp (VVD) kon onder andere gelet op de duidelijke toezeggingen van de staatssecretaris dat de lokale lasten door dit project niet zullen stijgen en dat de haven in Stellendam op diepte blijft, instem- men met het onderhavige besluit inzake de Kier.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66) betoogde dat haar enthousiasme voor het onderhavige project alleen nog maar is toegenomen door de beantwoording van de staatssecretaris. Helder moet wel zijn dat burgers in het gebied vanwege dit project niet op extra kosten mogen worden gejaagd doordat ze via hun waterbedrijf de rekening gepresenteerd krijgen. Dit houdt tegelijkertijd in dat gelet op het beperkte bedrag van 70 mln. dat nu beschikbaar is, het onafwendbaar is dat de staatssecretaris een claim bij het kabinet neerlegt om extra geld voor het project binnen te halen.

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks) beaamde met mevrouw Augusteijn dat ook de schatkist op een kier moet om dit project te financieren. Tegelijkertijd zijn er volgens de staatssecretaris bepaalde kosten die in de toekomst mogelijkerwijs niet meer gemaakt behoeven te worden als dit project doorgang vindt. In dat kader zou het goed zijn om de plussen en minnen dienaangaande op een rij te zetten.

De staatssecretaris bevestigde dat de volgende stap zal zijn het Getemd getij, tenzij uit het dan begeleidende MER blijkt dat het anders moet. In die zin is de Kier een proef die eventueel tot een andere uitkomst kan leiden dan aanvankelijk beoogd.

Zij zegde toe de Kamer nader schriftelijk te zullen informeren met betrekking tot het Slijkgat. Uitgangspunt is en blijft overigens dat de situatie aldaar niet mag verslechteren.

De verzilting van de Nieuwe Waterweg is een van de aspecten die gemonitord worden, aangezien niet alle gevolgen precies van tevoren zijn in te schatten.

Met de eerste fase, te weten de Kier, is een bedrag van 70 mln. gemoeid, bedoeld voor alle daarop betrekking hebbende benodigde compenserende maatregelen die overigens wel degelijk ook passen in Getemd getij. Op dit moment onderzoekt een werkgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van het rijk, de stuurgroep Deltanatuur, de provincie, het waterschap en het zuiveringsschap, nadere mogelijkheden voor maatschappelijke inpassing en koppeling met natuur en recreatie. Mochten daaruit zodanige aanbevelingen komen dat ze overgenomen worden, dan zal gezocht moeten worden naar additionele financiering uit andere budgetten, bijvoorbeeld die welke zijn bestemd voor natuur en recreatie in de regio. Als in de toekomst besloten wordt tot implementatie van Getemd getij, is additioneel een bedrag van 280 mln. nodig, dat evenwel nog niet beschikbaar is. Mede aan de hand van het alsdan verschenen MER zal het kabinet mogelijkheden moeten zoeken voor de financiering hiervan.

De staatssecretaris zegde de Kamer ten slotte toe, na ommekomst van de nog lopende onderhandelingen over onder andere de haalbaarheid van de aanleg van een open zoetwaterkanaal, de Kamer over het resultaat inclusief financiële onderbouwing te informeren.

De voorzitter van de commissie,

Blaauw

De griffier van de commissie,

Roovers


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Blaauw (VVD), voorzitter, Van den Berg (SGP), Reitsma (CDA), Biesheuvel (CDA), Rosenmöller (GroenLinks), Valk (PvdA), Van Gijzel (PvdA), Leers (CDA), ondervoorzitter, Feenstra (PvdA), Van Heemst (PvdA), Verbugt (VVD), Van Zuijlen (PvdA), Stellingwerf (RPF/GPV), Giskes (D66), Klein Molekamp (VVD), Hofstra (VVD), Van der Steenhoven (GroenLinks), Ravestein (D66), Niederer (VVD), Nicolaï (VVD), Van der Knaap (CDA), Eurlings (CDA), Van Bommel (SP), Herrebrugh (PvdA) en Hindriks (PvdA).

Plv. leden: Te Veldhuis (VVD), Bakker (D66), Th.A.M. Meijer (CDA), Stroeken (CDA), Van Gent (GroenLinks), Waalkens (PvdA), Crone (PvdA), Atsma (CDA), Duivesteijn (PvdA), Witteveen-Hevinga (PvdA), Voûte-Droste (VVD), Spoelman (PvdA), Schutte (RPF/GPV), Augusteijn-Esser (D66), Geluk (VVD), Luchtenveld (VVD), Vendrik (GroenLinks), Van Walsem (D66), Weekers (VVD), Balemans (VVD), Buijs (CDA), Dankers (CDA), Poppe (SP) en Dijksma (PvdA).

Naar boven