27 047
Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het gezamenlijk gezag van rechtswege bij geboorte tijdens een geregistreerd partnerschap

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het gezamenlijk gezag van rechtswege bij geboorte tijdens een geregistreerd partnerschap.

De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

15 maart 2000

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de regels over het gezamenlijk gezag aan te passen in verband met de verkrijging van gezamenlijk gezag van rechtswege bij geboorte van een kind tijdens een geregistreerd partnerschap;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Titel 14 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 245, vijfde lid, wordt na «krachtens» ingevoegd: artikel 253sa of krachtens.

B

Artikel 253 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid van artikel 253 wordt na «hertrouwen» ingevoegd: dan wel een geregistreerd partnerschap aangegaan.

2. Aan artikel 253 wordt een vierde lid toegevoegd, luidende:

4. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing indien gewezen geregistreerde partners die gezamenlijk gezag uitoefenden over het kind, opnieuw met elkaar een geregistreerd partnerschap aangaan dan wel met elkaar huwen.

C

Na paragraaf 1 van Afdeling 2 wordt een paragraaf 1a ingevoegd, die luidt:

Paragraaf 1a. Het gezamenlijk gezag van ouders binnen een geregistreerd partnerschap

Artikel 253aa

1. Over een staande een geregistreerd partnerschap geboren kind oefenen de ouders gezamenlijk het gezag uit.

2. De bepalingen met betrekking tot het gezamenlijk gezag van ouders zijn hierop van toepassing, met uitzondering van de artikelen 251, tweede, derde en vierde lid, en 251a.

D

In afdeling 3A wordt voorafgaande aan artikel 253t een paragraaf 1 ingevoegd, die luidt:

Paragraaf 1. Het gezamenlijk gezag van rechtswege van een ouder tezamen met een ander dan een ouder

Artikel 253sa

1. Over een staande een geregistreerd partnerschap geboren kind oefenen een ouder en zijn geregistreerde partner die niet de ouder is, gezamenlijk het gezag uit, tenzij het kind tevens in familierechtelijke betrekking staat tot een andere ouder.

2. De bepalingen met betrekking tot het gezamenlijk gezag van ouders zijn hierop van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 251, tweede, derde en vierde lid, en 251a.

E

Aansluitend op paragraaf 1 in afdeling 3A wordt een opschrift ingevoegd, dat luidt:

Paragraaf 2. Het gezamenlijk gezag van een ouder tezamen met een ander dan een ouder krachtens rechterlijke beslissing

F

In afdeling 3A wordt voorafgaande aan artikel 253w een opschrift ingevoegd, dat luidt:

Paragraaf 3. Gemeenschappelijke bepalingen inzake het gezamenlijk gezag van een ouder tezamen met een ander dan een ouder

G

In artikel 253y wordt «artikel 253t» vervangen door: de artikelen 253sa en 253t.

ARTIKEL II

Indien het wetsvoorstel tot openstelling van het huwelijk voor personen van hetzelfde geslacht tot wet wordt verheven en in werking treedt, komt het eerste lid van artikel 253sa te luiden:

1. Over een staande huwelijk of geregistreerd partnerschap geboren kind oefenen een ouder en zijn echtgenoot of geregistreerde partner die niet de ouder is, gezamenlijk het gezag uit, tenzij het kind tevens in familierechtelijke betrekking staat tot een andere ouder.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Justitie,

Naar boven