27 038
Wijziging van de Ziekenfondswet en enige andere wetten in verband met de instelling van een onafhankelijk College van toezicht op de zorgverzekeringen (Instelling College van toezicht op de zorgverzekeringen)

nr. 9
NADER VERSLAG

Vastgesteld 28 september 2000

Na kennis te hebben genomen van de inhoud van de Nota naar aanleiding van het verslag en de daarbij gevoegde Nota van wijziging bleek er in de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1 bij enkele fracties nog behoefte te bestaan een aantal aanvullende vragen en opmerkingen voor een reactie aan de regering voor te leggen, die hieronder zijn opgenomen.

Met een tijdige en afdoende beantwoording daarvan acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de Nota naar aanleiding van het verslag, en de meegezonden Nota van wijziging. Over een aantal punten wensen zij echter nog een aantal algemene vragen te stellen alvorens zij een (definitief) standpunt over onderhavig wetsvoorstel kunnen bepalen.

De Kaderwet Zelfstandige Bestuursorganen (ZBO's) zal, zo verwachten deze leden, binnenkort ingediend worden. Waarom is er – alvorens over te gaan tot het creëren van twee afzonderlijke ZBO's voor het toezicht op de zorgverzekeringen – door de regering niet gewacht op de Kaderwet Zelfstandige Bestuursorganen? Is het niet verstandiger om eerst de Kaderwet ZBO's af te wachten alvorens wordt overgegaan tot het creëren van twee afzonderlijke ZBO's voor het toezicht op de zorgverzekeringen, zodat in ieder geval voorkomen kan worden dat er naar aanleiding van de in te voeren Kaderwet ZBO's eventuele aanpassingen gedaan moeten worden?

Bij lezing van de nota naar aanleiding van het verslag is het de leden van de VVD-fractie niet geheel duidelijk geworden wat nu concreet de toezichtfunctie van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) inhoudt in de totale integrale toezichtvisie die geldt voor het hele terrein van de volksgezondheid. Kan deze toezichtfunctie van de IGZ worden toegelicht? Kan vervolgens worden aangegeven wat de toezichtfunctie inhoudt die het IGZ vervult bij het toezicht op de zorgverzekeraars? (blz. 7) Is het voor de uitoefening van beide toezichtfuncties noodzakelijk om de organisatie van de IGZ aan te passen? Zo ja, op welke wijze wordt de organisatie van de IGZ aangepast c.q. toegerust om beide toezichtfuncties te kunnen vervullen?

Met interesse hebben de leden van de CDA-fractie kennis genomen van de Nota naar aanleiding van het verslag. De uitvoerige uiteenzetting heeft weliswaar helder omschreven welke instanties zich bezig houden met welk onderdeel van de sturing, en eveneens welke instanties controlerende en toezichthoudende taken vervullen, maar dat versterkt eerder de twijfel bij deze leden of er weer een aparte toezichthouder bij moet komen en onder welke gezagsverhoudingen. Bij deze leden is de vraag opgekomen of niet het grote aantal – in meer of mindere mate – zelfstandige sturings- en toezichtsorganen op zichzelf bijdraagt aan de problemen in de zorgsector. Daarnaast is de discussie over zelfstandige bestuursorganen weer actueel geworden. De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre de huidige voorstellen daarop vooruitlopen.

De minister bevestigt dat de toezichtarrangementen aan wijziging onderhevig zouden kunnen zijn wanneer de bestuurlijke inrichting van het stelsel er geheel anders uit zou komen te zien op grond van de stelseldiscussie (27 038, nr. 7, blz. 6). Kan het ook zo zijn dat er wijzigingen noodzakelijk zijn in relatie tot de in ontwikkeling zijnde Kaderwet Zelfstandige Bestuursorganen? De leden van de CDA-fractie betreuren het dat de regering niet heeft overwogen om het toezicht te verdelen over het CTSV en de Verzekeringskamer. De regering geeft aan dat er zeer verschillende deskundigheden nodig zijn voor het toezicht. De door de leden van de CDA-fractie genoemde colleges hebben juist deskundigheid op enkele aan de orde zijnde onderdelen. Het CTSV over uitvoering van sociale verzekeringen, waarmee de (publieke) zorgverzekeringen vergeleken kunnen worden en de Verzekeringskamer over de particuliere zorgverzekeringsbedrijven. Op zoek naar meer integraal beleid en eenduidigheid in overheidshandelen leek het deze leden dan ook een optie die het overwegen waard is. Daarom verzoeken zij de regering alsnog op deze vraag in te gaan. Het antwoord op de vraag van de CDA-fractie waarom het op te richten College van Toezicht op de Zorgverzekeringen – zo het al een apart college zou moeten worden voor de zorgsectoren – niet bovenschikkend zou moeten zijn ten opzichte van de Colleges die zich met de sturing bezig houden, roept nadere vragen op. Als motivering wordt als vooronderstelling beschreven dat het College van Toezicht «het nakijken zou hebben» en «aan gezag in zou boeten» indien en voor zover de minister het – sturende – College voor Zorgverzekeringen alsnog in het gelijk zou stellen wanneer de beide colleges verschil van mening zouden hebben over de wijze waarop het CVZ juiste beleidsregels zou hebben opgesteld (27 038, nr. 7, blz. 9). Dit bevreemdt de leden van de CDA-fractie zeer. Om die reden leggen zij de minister de volgende vragen voor:

– Dient het toezicht onafhankelijk te zijn, maar niet onafhankelijk van de minister?

– Wil de minister degene zijn die als «rechter» optreedt wanneer er verschil van mening zou zijn tussen het toezicht op en de sturing van de uitvoering?

– Zou een nevengeschikt College van Toezicht niet evenzeer en evenveel «het nakijken hebben» en/ of «aan gezag inboeten» indien deze situatie zich voordoet? Wat is dan nog het verschil met de huidige situatie waarin het toezicht als apart onderdeel van het College voor Zorgverzekeringen functioneert?

Blijven de uitvoeringsorganen niet evenzeer «met de gebakken peren» zitten wanneer zij zich in het gelijk gesteld voelen door het toezicht – al dan niet bovengeschikt of nevengeschikt – over het al dan niet uitvoerbaar zijn van beleidsregels?

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de Nota naar aanleiding van het verslag. Hoewel deze nota in veel gevallen opheldering heeft geboden, hebben deze leden nog enkele opmerkingen. Na alle puzzelstukjes van de actoren die betrokken zijn bij het zorgstelsel geselecteerd te hebben, blijken toch nog sommige stukjes volgens hen te ontbreken en andere te overlappen. Ditzelfde geeft de minister eigenlijk aan op blz. 6, door te schrijven dat het systeem hier en daar kraakt. De leden van de D66-fractie merken hierbij op het jammer te vinden de discussie over fundamentele verbeteringen of veranderingen van het stelsel als geheel hier niet te kunnen voeren. Het lijkt hen dubbel werk om nu de Ziekenfondswet te wijzigen als deze wijzigingen over enige tijd weer gewijzigd gaan worden. Tevens betreuren zij het dat de minister vindt dat één College van Toezicht voor de hele zorgsector niet mogelijk is. Het lijkt deze leden, juist nu de zorgverzekeraars ook net als de zorgaanbieders meer verantwoordelijkheid krijgen, dat er wel degelijk overeenkomsten zijn. Bij beide dient toezicht gehouden te worden op de resultaten en de efficiëntie van de werkwijze. Ook met de particuliere markt bestaan er overeenkomsten; de concurrentie op deze markt wordt ook steeds belangrijker in de publieke sector, waardoor ook hier het controleren van het vrije markt spel van belang wordt. Bij bovenstaande dient te worden opgemerkt dat de leden van de D66-fractie de onafhankelijke positie van het toezichtorgaan als zeer belangrijk beschouwen. Zij vinden niet dat het invoeren van een onafhankelijk toezichtsorgaan kan wachten op een discussie over het stelsel als dit, zoals het zich laat aanzien, nog wel enige tijd op zich laat wachten.

Zij zijn verheugd te horen dat de minister de positie van de raad van toezicht van een instelling wettelijk wil verankeren. Hoe en wanneer dit zal gaan gebeuren? Terugkomend op de beschrijving van de actoren is het hen duidelijk wat de verantwoordelijkheden van de instellingen zijn en aan wie ze verslag moeten uitbrengen. Dit is echter niet geheel duidelijk voor de individuele beroepsbeoefenaars. Zij vragen op wat voor manier en aan wie zij verantwoording moeten afleggen. Alle sturende, controlerende en toezichthoudende instanties op een rijtje gezien te hebben vragen deze leden nog het volgende: de toezichthoudende onderzoeken van de ECD op het declaratiegedrag lijken overbodig, omdat ervan uitgegaan mag worden dat de zorgverzekeraars dit toezicht op de zorgaanbieders zullen houden. Is een controlerende taak voor de ECD hierin niet voldoende? In de nota geeft de minister aan ervan overtuigd te zijn dat een onafhankelijke positie van het CTZ het best tot zijn recht komt als ZBO. Hoewel deze leden deze onafhankelijke positie toejuichen, vragen zij of het overleggen tussen CVZ en CTZ over het verstrekken van informatie van de uitvoeringsorganen niet tot onnodige bureaucratie en tevens tot een minder onafhankelijke positie van beide zal leiden. Graag zouden de leden van de D66-fractie zien dat de nu gekozen structuur over twee jaar wordt geëvalueerd. Is de minister hiertoe bereid? In de nota geeft de minister aan dat het CVZ en CTZ zich aan het voorbereiden zijn op de organisatorische component. In hoeverre is het ministerie betrokken bij deze voorbereidingen? Deze leden zien het, net als de minister, als winst dat de CTZ een rapportageverplichting krijgt. Wel vinden zij het jammer dat de minister de termijn niet wat strakker in wil zetten. De minister geeft aan dat het CTZ tijd nodig heeft om te groeien in de verplichtingen en werkwijze. Deze leden zijn van mening dat dit juist het uitgelezen moment is om, in ieder geval, te streven naar een kortere termijn. Zij betreuren het dat de minister de Belastingdienst en de CTSV erbij betrekt, omdat het kringetje op deze manier nooit verbroken wordt. Graag worden zij op de hoogte gehouden van het onderzoek naar de mogelijkheden om tot versnelling van de verantwoording van de ZFW en AWBZ te komen. Kan de minister iets zeggen over de termijn waarop wij hierover informatie kunnen verwachten? Vindt de minister het geen bezwaar dat, doordat het CTZ geen toezicht gaat houden op de subsidieregelingen, een integrale afweging over de financiële verantwoording ontbreekt? De leden van de D66-fractie hebben nog geen antwoord gekregen op de vraag hoe de concernvorming zal zijn in het kader van de Europese ontwikkelingen. De minister heeft wel aangegeven dat zij verwacht dat de concernvorming nog niet is afgelopen, maar geeft hier naar hun mening niet duidelijk aan wat een internationaal concern voor gevolgen heeft voor de Nederlandse toezichthouders. Ook is het hen nog niet geheel duidelijk hoe de ziekenfondsen opereren in concernverband. De minister geeft verder aan dat voldoende verzekerd is dat concernverhoudingen niet leiden tot onjuiste kostentoerekening of ongewenste informatiestromen. Bedoelt de minister hier ook mee dat de privacy voldoende is beschermd? Het lijkt deze leden niet mogelijk om met de beschreven methode te controleren of privacygegevens van ziekenfondsverzekerden niet elders worden gebruikt. Deelt de minister de mening dat deze garantie enkel kan worden gegeven als ook de boeken van het private deel ingekeken mogen worden? Hoe kan een patiënt inzicht krijgen in het functioneren van zijn zorgverzekeraar anders dan op eigen ervaring te varen?

De voorzitter van de commissie,

Essers

De griffier van de commissie,

Teunissen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Swildens-Rozendaal (PvdA), ondervoorzitter, Bijleveld-Schouten (CDA), Middel (PvdA), Rouvoet (RPF), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Oudkerk (PvdA), Rijpstra (VVD), Lambrechts (D66), Essers (VVD), voorzitter, Dankers (CDA), Van Vliet (D66), Van Blerck-Woerdman (VVD), Passtoors (VVD), Eisses-Timmerman (CDA), Spoelman (PvdA), Hermann (GL), Kant (SP), Gortzak (PvdA), Buijs (CDA), E. Meijer (VVD), Van der Hoek (PvdA), Blok (VVD), Arib (PvdA), Atsma (CDA).

Plv. leden: Van 't Riet (D66), Rehwinkel (PvdA), Eurlings (CDA), Apostolou (PvdA), Schutte (GPV), Van Gent (GroenLinks), Noorman-den Uyl (PvdA), Weekers (VVD), Ravestein (D66), Örgü (VVD), Van de Camp (CDA), Schimmel (D66), Terpstra (VVD), Udo (VVD), Visser-van Doorn (CDA), Smits (PvdA), Harrewijn (GroenLinks), Marijnissen (SP), Belinfante (PvdA), Ross-van Dorp (CDA), O. P. G. Vos (VVD), Hamer (PvdA), Cherribi (VVD), Duijkers (PvdA), Th. A. M. Meijer (CDA).

Naar boven