A
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN
TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOORZOVER NADIEN GEWIJZIGD
I. Memorie van toelichting1
Paragraaf 1
Aan de tweede alinea is een passage toegevoegd. De tweede alinea luidde
oorspronkelijk:
Achtergrond van de richtlijn is het feit dat het in de praktijk voor werknemers
die te maken krijgen met seksediscriminatie moeilijk kan zijn om hun recht
te effectueren omdat het bewijsmateriaal in de handen is van de (toekomstige)
werkgever. De richtlijn beoogt een grotere doeltreffendheid te bereiken van
de door de lidstaten getroffen maatregelen ter implementatie van het beginsel
van gelijke beloning en behandeling van mannen en vrouwen, zoals deze neergelegd
zijn in artikel 141 (voorheen 119) EG-verdrag en in de richtlijn inzake gelijke
beloning (75/117/EEG; Pb EG L 45), de richtlijn gelijke behandeling van mannen
en vrouwen bij de arbeid (76/207/EEG; Pb EG L 39), de richtlijn betreffende
veiligheid en gezondheid op het werk van vrouwen tijdens de zwangerschap,
na de bevalling en tijdens de lactatie (92/85/EEG; Pb EG L 348) en de richtlijn
inzake ouderschapsverlof (96/34/EG; Pb EG L 145). Het doel is te komen tot
een meer uniforme 1
toepassing van de door het Hof van Justitie ontwikkelde rechtspraak inzake
de bewijslast op het onderhavige terrein in de lidstaten en derhalve daardoor
tot een effectievere toepassing van het bestaande nationale gelijke behandelingsrecht
door opheffing van eventuele bewijsrechtelijke belemmeringen.
Paragraaf 2
– De laatste twee volzinnen van de derde alinea zijn gewijzigd.
Deze luidden aanvankelijk:
De omschrijving in de WGB is echter ruim en algemeen genoeg om niet in
strijd te komen met artikel 2, tweede lid, van de richtlijn. Gezien ook het
feit dat de invulling door de nationale rechtspraak conform dit artikel van
de richtlijn is, is implementatie van deze bepaling niet nodig.
– Aan de vierde alinea zijn na de zesde volzin twee passages toegevoegd
met betrekking tot de ouderschapsrichtlijn en de zwangerschapsrichtlijn. Toegevoegd
zijn de zevende tot en met de negende zin en de elfde en de twaalfde zin van
deze alinea.
Paragraaf 3
– In de zevende volzin van de vierde alinea is het woord «duidelijke»
geschrapt. Deze zin luidde aanvankelijk:
Voor het overige geeft de Nederlandse jurisprudentie inzake gelijke behandeling
een duidelijke ontwikkeling te zien in de richting van het bepaalde in artikel
4, eerste lid, van de richtlijn.
– De zevende en achtste volzin van de laatste alinea zijn gewijzigd:
Deze volzinnen luidden oorspronkelijk:
Hoewel het bestuursrecht dus niet uitdrukkelijk voorziet in een bewijsregel
voor partijen is uit de jurisprudentie af te leiden dat de bestuursrechter
handelt in de geest van artikel 4, eerste lid, van de onderhavige richtlijn.
Te concluderen valt dat de praktijk voor wat betreft de ambtenarenrechtelijke
procedures in overeenstemming is met de richtlijn.
Paragraaf 4
De inhoud van de laatste alinea is vanaf de tweede volzin gewijzigd. De
laatste alinea luidde aanvankelijk:
Het wetsvoorstel beperkt zich, gelet op de inhoud van de richtlijn, tot
opneming van een regeling voor de bewijslastverdeling in de WGB en in artikel
7:646 van het Burgerlijk Wetboek. In het kader van de evaluatie van de Algemene
wet gelijke behandeling die dit jaar is voorzien, zal worden bezien
of opname van een vergelijkbare bewijsrechtelijke bepaling in de AWGB ten
behoeve van de in die wet opgenomen discriminatiegronden mogelijk
en wenselijk is.
II Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1
Toegevoegd is de passage vanaf «Hieronder wordt kort ingegaan...»
tot en met «... een stukloonregeling betreft».