27 024
Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht met betrekking tot de kosten van bezwaar en administratief beroep (kosten bestuurlijke voorprocedures)

nr. 9
AMENDEMENT VAN HET LID DE WIT

Ontvangen 30 oktober 2000

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel B, wordt punt 2 vervangen door:

2. Toegevoegd worden twee leden, luidende:

2. Alle kosten die de belanghebbende in verband met het bezwaar redelijkerwijze heeft moeten maken, worden door het bestuursorgaan vergoed, voorzover het bestreden besluit toerekenbaar onrechtmatig is genomen. Artikel 57 b, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is van overeenkomstige toepassing.

3. Het bestuursorgaan stelt ambtshalve de in het tweede lid bedoelde kosten vast.

II

In artikel I, onderdeel D, wordt punt 2 vervangen door:

2. Toegevoegd worden twee leden, luidende:

2. Alle kosten die de belanghebbende in verband met het beroep redelijkerwijze heeft moeten maken, worden door het beroepsorgaan vergoed, voorzover het bestreden besluit toerekenbaar onrechtmatig is genomen. Artikel 57 b, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is van overeenkomstige toepassing.

3. Het beroepsorgaan stelt ambtshalve de in het tweede lid bedoelde kosten vast.

III

In artikel I, onderdeel E, wordt punt 1 vervangen door:

1. In het eerste lid wordt de eerste volzin vervangen door: De rechtbank is bij uitsluiting bevoegd een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij redelijkerwijze heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank, en van het bezwaar of van het administratief beroep. De artikelen 7:15, tweede en derde lid, en 7:28, tweede en derde lid, zijn van toepassing.

IV

In artikel II wordt de laatste volzin van punt 1 vervangen door: De artikelen 7:15, tweede en derde lid, en 7:28, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing.

Toelichting

Het is redelijk dat de burger die tegen de overheid procedeert in de bezwaar- en beroepsfase een vergoeding kan krijgen van alle door hem redelijkerwijze gemaakte kosten en niet slechts van de kosten van rechtsbijstand. Een dergelijke kostenvergoeding prikkelt de overheid tot nog grotere zorgvuldigheid.

Het door de regering in het wetsvoorstel voorts voorgestelde begrip «ernstige onzorgvuldigheid» is een toevoeging die ongelijkheid schept tussen de overheid en de burger (laatstgenoemde is immers al aansprakelijk bij een «gewone» onrechtmatige daad) In de tweede plaats werpt hij een drempel op voor de burger om te procederen tegen de overheid als deze slechts bij hoge uitzondering de gemaakte kosten behoeft te vergoeden. Deze toevoeging moet dan ook komen te vervallen.

Het is tenslotte redelijk indien in de bezwaar- en beroepsfase het betreffende bestuurs- respectievelijk beroepsorgaan ambtshalve beslist over vergoeding van de gemaakte kosten, en dit niet te laten afhangen van een daartoe strekkend verzoek van de belanghebbende nu op een bezwaar of een beroep ook beslist kan worden zonder dat een hoorzitting plaatsvindt waarop het verzoek zonodig nog kan worden gedaan.

De Wit

Naar boven