nr. 9
AMENDEMENT VAN HET LID DE WIT
Ontvangen 30 oktober 2000
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel I, onderdeel B, wordt punt 2 vervangen door:
2. Toegevoegd worden twee leden, luidende:
2. Alle kosten die de belanghebbende in verband met het bezwaar redelijkerwijze
heeft moeten maken, worden door het bestuursorgaan vergoed, voorzover het
bestreden besluit toerekenbaar onrechtmatig is genomen. Artikel 57 b, tweede
lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is van overeenkomstige
toepassing.
3. Het bestuursorgaan stelt ambtshalve de in het tweede lid bedoelde kosten
vast.
II
In artikel I, onderdeel D, wordt punt 2 vervangen door:
2. Toegevoegd worden twee leden, luidende:
2. Alle kosten die de belanghebbende in verband met het beroep redelijkerwijze
heeft moeten maken, worden door het beroepsorgaan vergoed, voorzover het bestreden
besluit toerekenbaar onrechtmatig is genomen. Artikel 57 b, tweede lid, van
het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is van overeenkomstige toepassing.
3. Het beroepsorgaan stelt ambtshalve de in het tweede lid bedoelde kosten
vast.
III
In artikel I, onderdeel E, wordt punt 1 vervangen door:
1. In het eerste lid wordt de eerste volzin vervangen door: De rechtbank
is bij uitsluiting bevoegd een partij te veroordelen in de kosten die een
andere partij redelijkerwijze heeft moeten maken in verband met de behandeling
van het beroep bij de rechtbank, en van het bezwaar of van het administratief
beroep. De artikelen 7:15, tweede en derde lid, en 7:28, tweede en derde lid,
zijn van toepassing.
IV
In artikel II wordt de laatste volzin van punt 1 vervangen door: De artikelen
7:15, tweede en derde lid, en 7:28, tweede en derde lid, van de Algemene wet
bestuursrecht zijn van toepassing.
Toelichting
Het is redelijk dat de burger die tegen de overheid procedeert in de bezwaar-
en beroepsfase een vergoeding kan krijgen van alle door hem redelijkerwijze
gemaakte kosten en niet slechts van de kosten van rechtsbijstand. Een dergelijke
kostenvergoeding prikkelt de overheid tot nog grotere zorgvuldigheid.
Het door de regering in het wetsvoorstel voorts voorgestelde begrip «ernstige
onzorgvuldigheid» is een toevoeging die ongelijkheid schept tussen de
overheid en de burger (laatstgenoemde is immers al aansprakelijk bij een «gewone»
onrechtmatige daad) In de tweede plaats werpt hij een drempel op voor de burger
om te procederen tegen de overheid als deze slechts bij hoge uitzondering
de gemaakte kosten behoeft te vergoeden. Deze toevoeging moet dan ook komen
te vervallen.
Het is tenslotte redelijk indien in de bezwaar- en beroepsfase het betreffende
bestuurs- respectievelijk beroepsorgaan ambtshalve beslist over vergoeding
van de gemaakte kosten, en dit niet te laten afhangen van een daartoe strekkend
verzoek van de belanghebbende nu op een bezwaar of een beroep ook beslist
kan worden zonder dat een hoorzitting plaatsvindt waarop het verzoek zonodig
nog kan worden gedaan.
De Wit