27 022
Wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen in verband met het vergroten van de effectiviteit van de uitvoering en de verbetering van de handhaving van die wet

A
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOORZOVER NADIEN GEWIJZIGD

In het onderstaande zijn de correcties van redactionele aard niet opgenomen.

I. Voorstel van wet

– Het tweede lid van artikel 8 is vervangen. Dit lid luidde oorspronkelijk:

2. Van het eerste lid, onderdelen a, b en d, kan op grond van bij ministeriële regeling vast te stellen regels worden afgeweken ten behoeve van categorieën van werkzaamheden door vreemdelingen die rechtmatig in Nederland verblijven en beschikken over bij die ministeriële regeling vast te stellen documenten.

– Het tweede lid van artikel 11 is vervangen. Dit lid luidde oorspronkelijk:

2. De tewerkstellingsvergunning die is afgegeven ten behoeve de tewerkstelling van een vreemdeling die behoort tot de door onze minister bij ministeriële regeling aangewezen categorie vreemdelingen, is niet vatbaar voor verlenging.

– Het derde lid van artikel 11 was oorspronkelijk vervallen. Thans blijft het derde lid bestaan en wordt na het derde lid een nieuw vierde lid toegevoegd, luidende:

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald, dat voor andere categorieën vreemdelingen of categorieën van werkzaamheden, dan die bedoeld in het tweede of derde lid, een tewerkstellingsvergunning die voor minder dan drie jaar is verleend, niet wordt verlengd.

– In artikel 15 is het eerste lid gewijzigd. Dit lid luidde oorspronkelijk:

1. Indien de werkgever door een vreemdeling werkzaamheden laat verrichten waarbij die werkzaamheden feitelijk worden verricht bij een andere werkgever, draagt de eerstgenoemde werkgever er onverwijld zorg voor dat van de andere werkgever, een afschrift van het document, bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, van de vreemdeling, wordt ontvangen.

– Het derde lid van artikel 15 is nieuw ingevoegd. Dit lid luidt:

3. De vreemdeling verstrekt een op hem betrekking hebbend document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht aan de werkgever, die het afschrift van het document, bedoeld in het eerste lid, ontvangt, en stelt die werkgever in de gelegenheid een afschrift van dit document te maken.

– Aan artikel II is in het vijfde lid van artikel 90 van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 een zin toegevoegd. Deze zin luidt:

Het afschrift wordt onverwijld verstrekt na de aanvang van de arbeid door de vreemdeling.

– Artikel IV is gewijzigd. Oorspronkelijk luidde dit artikel:

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

II Memorie van toelichting

– In ad a, zijn twee nieuwe zinnen toegevoegd aan de eerste alinea. Deze zinnen luiden:

Gelet op het bovenstaande is het oorspronkelijke tweede lid, van artikel 11 geschrapt. Daardoor kunnen in het vervolg ook aan tewerkstellingsvergunningen die voor een periode langer dan een jaar worden verleend, voorschriften worden verbonden.

– In ad a, is een zin ingevoegd in de tweede alinea en is de aanhef van de daarop volgende zin gewijzigd. Deze zinnen luiden:

Om de mogelijkheden van een niet voor verlenging vatbare vergunning uit te breiden wordt in artikel I, onderdeel E, onder 3 en 4, een nieuw vierde lid aan artikel 11 van de Wav toegevoegd. Deze mogelijkheid zal worden gebruikt om bij algemene maatregel van bestuur een einde te maken aan de situatie etc.

– In ad a, is de eerste zin in de derde alinea vervangen. Deze zin luidde oorspronkelijk:

Naast hetgeen hiervoor is overwogen is het gewenst dat ook ten behoeve van de tewerkstelling van specifieke categorieën van vreemdelingen die niet onrechtmatig in Nederland verblijven niet verlengbare tewerkstellingsvergunningen kunnen worden verleend.

– In ad a, is aan de derde alinea de volgende zin toegevoegd:

Daartoe wordt in artikel I, onderdeel E, onder 1 en 2, een nieuw tweede lid aan artikel 11 toegevoegd. Deze bepaling houdt in dat tewerkstellingsvergunningen ten behoeve van bovengenoemde categorie vreemdelingen niet vatbaar zijn voor verlenging.

– In ad b, is in de voorlaatste alinea toegevoegd:

....., dit zijn onder andere documenten als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, diploma's, tekeningen en foto's. Artikel 5:20 van de Awb bepaalt dat een ieder verplicht is aan een toezichthouder binnen de door hem gestelde redelijke termijn alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden. Het weigeren te voldoen aan de verplichting van onder andere artikel 5:17 van de Awb kan onder omstandigheden een overtreding van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht (niet voldoen aan ambtelijk bevel) opleveren.

– In ad c, is in de laatste alinea de eerste zin vervangen. Deze zin luidde oorspronkelijk:

Ook met betrekking tot de toepassing van artikel 8, tweede lid, onder 3, is het gewenst duidelijker tot uitdrukking te brengen welke (categorieën van) vreemdelingen afgeweken kan worden van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel, onderdelen a, b en d.

– In ad c, is in de laatste alinea de laatste zin vervangen door de tekst die begint met de zin:

Bovendien is afwijking alleen aan de orde etc.

Oorspronkelijk luidde de laatste zin:

Deze afwijkingsmogelijkheid is conform de huidige Wav vorm- gegeven bij ministeriële regeling. Op deze wijze kan ook zeer snel op de zich veelvuldig voordoende veran- deringen worden gereageerd.

– In de artikelsgewijze toelichting op artikel I, onderdeel B, is de oorspronkelijke tweede alinea vervangen door thans de tweede en derde zin. Deze zinnen beginnen met: Om de huidige regeling van etc.

De oorspronkelijke tweede alinea luidde:

Om de huidige regeling van Vvtv-ers en asielzoekers een betere juridische grondslag te geven wordt nu in artikel 8, tweede lid, de mogelijkheid geschapen om door middel van de ministeriële regeling af te wijken van artikel 8, eerste lid, onderdelen a, b en d. Zo is in paragraaf 22 van de Uitvoeringsregels behorende bij het Delegatie- en uitvoeringsbesluit Wet arbeid vreemdelingen sedert de inwerkingtreding van de Wav voorzien in de mogelijkheid dat houders van een zogenaamd F1- of F2-document onder bepaalde voorwaarden voor «naar hun aard kortdurende werkzaamheden» tewerkgesteld kunnen worden. Met ingang van 6 september 1998 is deze regeling uitgebreid met een bepaalde categorie asielzoekers die over een zogenaamd W-document beschikken. Ten aanzien van beide documenten, derhalve zowel het F-document, als het W-document, is door de Staatssecretaris van Justitie aangeven dat deze – indien en zolang voldaan wordt aan het bepaalde in paragraaf 22 van voormelde uitvoeringsregels – aangemerkt dienen te worden als een voor het verrichten van arbeid geldige vergunning tot verblijf.

– In de artikelsgewijze toelichting op artikel I, onderdeel E zijn de laatste twee zinnen vervangen door de tekst die thans begint met de zin: Het tweede lid zorgt ervoor etc. De laatste twee zinnen luidden oorspronkelijk:

Ook is het gewenst dat ten behoeve van de tewerkstelling van specifieke categorieën vreemdelingen die rechtmatig in Nederland verblijven niet verlengbare tewerkstellings-vergunningen kunnen worden verleend. Het voorheen bestaande derde lid van artikel 11 komt dan logischer wijze te vervallen.

– In de artikelsgewijze toelichting op artikel I, onderdeel G en artikel II zijn de derde en vierde zin toegevoegd. Deze zinnen luiden:

In het derde lid, is bepaald dat de werkgever, het afschrift tot ten minste vijf jaren na het einde van het kalenderjaar waarin de werkzaamheden door de vreemdeling zijn beëindigd bewaard. Deze regeling is conform aan de Regeling bewaarplicht identiteitsdocumenten, dat is vastgesteld op basis van de OSV.

– De laatste twee zinnen van de artikelsgewijze toelichting op artikel I, onderdeel H, zijn nieuw. Deze zinnen luiden:

Artikel 16, zesde lid, geeft evenals de Vreemdelingenwet (en het wetsvoorstel Vreemdelingenwet 2000) ook aan scholen waarvan het bestuur (de gezagsorganen) niet kan gelden als bestuursorgaan in de zin van de Algemene wet bestuursrecht de bevoegdheid om kosteloos gegevens en inlichtingen te verstrekken aan de door Onze Minister aangewezen ambtenaren. Ook worden in dit lid instellingsbesturen van uit openbare kas bekostigde instellingen (zoals universiteit, hogeschool en instellingen voor educatie en beroepsonderwijs) gelijkgesteld met bestuursorganen.

– Tenslotte is de artikelsgewijze toelichting op artikel IV nieuw.

Naar boven