27 022
Wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen in verband met het vergroten van de effectiviteit van de uitvoering en de verbetering van de handhaving van die wet

nr. 14
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 augustus 2000

Tijdens de plenaire behandeling van het voorstel tot wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) op 24 mei 2000 zijn door leden van enkele fracties vragen gesteld over de rechtmatigheid en doelmatigheid van de leeftijdsgrenzen in de Wav-regelgeving.

Tevens is een motie van het lid Dittrich aanvaard (TK vergaderjaar 1999–2000, 27 022, nr. 8). In deze motie wordt de regering verzocht de Kamer op korte termijn een plan voor te leggen hoe de kosten van uitzetting van illegaal verblijvende en werkende werknemers aan de werkgevers kunnen worden doorberekend.

Hierbij informeer ik u – overeenkomstig mijn gedane toezegging – over de uitkomsten van mijn nadere beschouwing van de voors en tegens van de leeftijdsgrenzen en geef ik een reactie op de motie van het lid Dittrich.

Leeftijdsgrenzen

De Wav biedt het kader waarin het beleid aangaande de toegang van vreemdelingen tot de Nederlandse arbeidsmarkt is neergelegd. Dit beleid is restrictief: alleen als er een specifiek Nederlands belang wordt gediend, i.c. als voor de vervulling van een vacature geen prioriteitgenietend aanbod gevonden kan worden, kan een vreemdeling tewerkgesteld worden.

Artikel 9, onder d, van de Wav bepaalt dat een tewerkstellingsvergunning kàn worden geweigerd indien het een niet eerder toegelaten vreemdeling betreft, wiens leeftijd niet valt binnen bij ministeriële regeling gestelde grenzen. In artikel 9 van het Delegatie- en uitvoeringsbesluit (Stcrt. 1995, 168) zijn deze facultatieve leeftijdsgrenzen gesteld op niet jonger dan 18 jaar en niet ouder dan 45 jaar. Voor de inwerkingtreding van de Wav in 1995 waren dezelfde leeftijdsgrenzen al opgenomen in de Wet arbeid buitenlandse werknemers.

Allereerst wil ik, wat de rechtmatigheid van de leeftijdsgrenzen betreft, het volgende opmerken. De leeftijdsgrenzen in de Wav zijn níet in strijd met het wetsvoorstel Verbod op leeftijdsdiscriminatie bij de arbeid. De werkingssfeer van dat voorstel strekt zich uit tot werving en selectie en bevordering, scholing, vorming en opleiding voorafgaand aan of tijdens een arbeidsverhouding en arbeidsbemiddeling. Het gaat hier om een verbod op onderscheid naar leeftijd wanneer meerdere kandidaten meedingen naar een functie op de Nederlandse arbeidsmarkt. De leeftijdsgrenzen in de Wav hebben betrekking op de toelating tot de Nederlandse arbeidsmarkt. Wanneer iemand niet is toegelaten tot Nederland kan er geen sprake zijn van het meedingen naar functies of een arbeidsverhouding vallend onder het verbod op leeftijdsdiscriminatie bij de arbeid.

In het algemeen is het zo, dat staten vrij zijn om te bepalen wanneer zij vreemdelingen (niet EER-burgers) tot hun arbeidsmarkt willen toelaten. De Europese Commissie bereidt een richtlijn ter uitvoering van het in artikel 13 van het Verdrag van Amsterdam vervatte beginsel van non-discriminatie voor. In artikel 3 van de ontwerp-richtlijn is o.a. vermeld, dat de richtlijn geen afbreuk doet aan bepalingen en voorwaarden inzake de toelating en het verblijf van derde-landers en staatlozen. Het staat de Nederlandse overheid dus vrij die toegang te weigeren.

Beleidsmatig gezien acht ik het volgende van belang. De ondergrens van 18 jaar is gesteld vanwege het feit dat het hier te lande ongebruikelijk is dat jongeren onder 18 jaar voor de voorziening in hun bestaan volledig aangewezen zijn op het verrichten van arbeid. Tegen deze achtergrond acht ik het ook ongewenst om jongeren onder de leeftijd van 18 jaar vanuit hun herkomstland naar Nederland te laten overkomen met als enig doel c.q. hoofddoel «het verrichten van arbeid». Wel reeds toegelaten jongeren onder de leeftijd van 18 jaar wordt in voorkomende gevallen deze leeftijdsgrens niet tegengeworpen als voor hun tewerkstelling een tewerkstellingsvergunning wordt aangevraagd. De onwenselijkheid om jongeren onder de leeftijd van 18 jaar voor arbeidsdoeleinden naar Nederland te laten komen lijkt mij onomstreden. In het overleg van 24 mei jl. is ook met name de bovengrens ter sprake is gekomen.

De leeftijdsgrens van 45 jaar was aanvankelijk ingevoerd vanwege het feit, dat het voor ouderen problematisch was om na uitval uit het arbeidsproces wederom een plaats op de arbeidsmarkt te bemachtigen. Hierdoor bestond het gevaar dat tegenover een relatief korte actieve periode een lange inactieve periode zou staan. Hoewel dit argument heden ten dage aan betekenis heeft ingeboet, is het gelet op het beroep op de collectieve middelen nog steeds van belang dat de 45-jaarsgrens gehandhaafd blijft.

Met name is relevant, dat vreemdelingen die op oudere leeftijd naar Nederland komen om hier rechtmatig te werken en te verblijven allen onvoldoende rechten op een ouderdomspensioen opbouwen. Een deel van hen zal t.z.t. ook geen of te weinig aanvullend pensioen opbouwen. Een beroep op aanvullende bijstand zal dan zeker geen uitzondering zijn. Mede gezien de toch al stijgende lasten t.g.v. de vergrijzing acht ik deze extra lastenverzwaring ongewenst.

Volledigheidshalve voeg ik hieraan toe, dat een vreemdeling die 3 jaar op basis van een tewerkstellingsvergunning heeft gewerkt vrij is op de arbeidsmarkt en vervolgens na 2 jaar een vergunning tot vestiging kan verkrijgen en daarmee permanent verblijf.

Tenslotte dient te worden opgemerkt, dat de leeftijdsgrens is geformuleerd als een facultatieve bepaling. De leeftijdsgrens hoeft dus niet altijd tegengeworpen te worden bij de aanvraag van een tewerkstellingsvergunning. Als bijvoorbeeld blijkt dat werkervaring die voor het vervullen van een bepaalde functie nodig is welhaast met zich meebrengt dat men ouder is dan 45 jaar, kan Arbeidsvoorziening zonder meer een tewerkstellingsvergunning verlenen.

Het zijn deze argumenten die een objectieve rechtvaardiging geven voor de mogelijkheid voor het maken van onderscheid bij het al dan niet verlenen van tewerkstellingsvergunningen.

Alles overziende ben ik van mening dat de facultatieve leeftijdsgrenzen gehandhaafd dienen te blijven.

Uitzettingskosten

Op dit moment ben ik in overleg met de Staatssecretaris van Justitie om te onderzoeken wat de gemiddelde kosten van de uitzetting van illegaal verblijvende en werkende vreemdelingen zijn. Tevens wordt samen met Justitie onderzocht welke uitvoerings- en juridische aspecten aan de uitvoering van verhaal van uitzettingskosten verbonden zijn. Aan de hand van de uitkomsten daarvan zal bekeken worden of en hoe de uitzettingskosten kunnen worden verhaald op de werkgever. De Tweede Kamer zal daarover voor het kerstreces bericht worden.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W. A. F. G. Vermeend

Naar boven