27 019
Intrekking van de Radio-Omroep-Zender-Wet 1935 en enige daarmee verband houdende wettelijke voorzieningen

A
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOORZOVER NADIEN GEWIJZIGD

Voorstel van wet

Artikel III luidde:

Artikel III

De Telecommunicatiewet wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 3.11 van de Telecommunicatiewet worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. In het eerste lid wordt de zinsnede «openbare telecommunicatienetwerken, openbare telecommunicatiediensten of omroepzendernetwerken» vervangen door: openbare telecommunicatienetwerken of openbare telecommunicatiediensten.

b. Aan het artikel wordt een vijfde lid toegevoegd, luidende:

5. Het eerste tot en met het vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing op de houder van een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte die is bestemd voor het verspreiden van programma's alsmede op degene die in opdracht van die houder door middel van zijn omroepzendernetwerk een programma verspreidt.

2. Na artikel 5.10 wordt een nieuw artikel 5.11 toegevoegd, luidende:

Artikel 5.11

De artikelen 5.1 tot en met 5.10 zijn van overeenkomstige toepassing op de aanleg, de instandhouding en de opruiming van kabels ten dienste van een omroepzendernetwerk.

Memorie van toelichting

In § 1 is ten opzichte van de oorspronkelijke memorie van toelichting het volgende veranderd:

In alinea 7 luidde het tekstgedeelte «Om als een normale marktpartij te kunnen functioneren, is het nodig dat de vennootschappelijke organisatie- en zeggenschapsstructuur wordt aangepast aan hetgeen gebruikelijk is voor een gewone vennootschap en moeten de statuten in overeenstemming met boek 2 BW worden gebracht.»:

Om als een normale marktpartij te kunnen functioneren, is het nodig dat de organisatie- en zeggenschapsstructuur wordt aangepast. Tevens moet de vennootschappelijke organisatie van Nozema worden aangepast aan hetgeen gebruikelijk is voor een gewone vennootschap en moeten de statuten in overeenstemming met boek 2 worden gebracht.

In de negende alinea ontbrak de passage: Het onderhavige wetsvoorstel heeft tot doel de huidige wettelijke en statutaire belemmeringen voor de vervreemding van de aandelen op te heffen en is derhalve een voorwaarde om tot vervreemding te kunnen overgaan. Naar verwachting zal vervreemding van de aandelen pas aan de orde zijn nadat duidelijk is welke rol Nozema kan spelen bij digitalisering van de aardse ether.

De tiende alinea luidde:

In relatie met de intrekking van de ROZ-wet is een aantal wettelijke voorzieningen in het voorstel van wet opgenomen. Artikel 82c, eerste lid, van de Mediawet wordt gewijzigd. Daarnaast wordt een aantal wijzigingen in de Telecommunicatiewet voorgesteld. Artikel 3.11 van de Telecommunicatiewet wordt gewijzigd en aan hoofdstuk 5 wordt een nieuw artikel 5.11 toegevoegd.

Tijdens de behandeling van de Telecommunicatiewet in de Tweede Kamer is een amendement op artikel 3.11 van de Telecommunicatiewet ingediend (amendement van Van Zuijlen c.s., kamerstukken II 1997/98, 25 533, nr. 48). Artikel 3.11 van de Telecommunicatiewet ziet op het medegebruik van antenne-opstelpunten. Doel van het amendement was het recht op c.q. de plicht tot medegebruik van antenne-opstelpunten ook van toepassing te laten zijn voor opstelplaatsen ten behoeve van antennemasten die gebruikt worden voor de verspreiding van programma's.

In artikel 3.11 van de Telecommunicatiewet is het hiervoor bedoelde medegebruik toegekend c.q. opgelegd aan houders van een vergunning voor frequentiegebruik die bestemd is voor het aanbieden van openbare telecommunicatienetwerken, openbare telecommunicatiediensten en of omroepzendernetwerken. Ingevolge de Telecommunicatiewet heeft een aanbieder van een omroepzendernetwerk niet in alle gevallen een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte. Het zou beter zijn geweest als de bepaling zich zowel had gericht tot de houder van een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte die is bestemd voor het verspreiden van programma's als tot de aanbieder van een omroepzendernetwerk die in opdracht van die houder programma's verspreidt. Voorgesteld wordt artikel 3.11 van de Telecommunicatiewet in voorgaande zin aan te passen. Daartoe wordt het eerste lid gewijzigd en wordt aan het artikel een vijfde lid toegevoegd.

In de elfde alinea luidde de zin «Naast de privatisering van Nozema is de privatisering van het NOB in voorbereiding.»:

De privatisering van Nozema is reeds voorafgegaan door het privatiseringsproces van het Nederlands Omroepproduktie Bedrijf N.V. (hierna NOB).

In alinea 20 is na de zin «Derhalve wordt voorgesteld artikel 3.11 van de Telecommunicatiewet zodanig te wijzigen dat het recht op c.q. de verplichting tot het medegebruik van antenne-opstelpunten ook van toepassing is op bedrijven die antenne-opstelpunten verhuren.», een nieuwe alinea (21) toegevoegd:

Allereerst wordt opgemerkt dat de in het oorspronkelijke wetsvoorstel voorgestelde wijziging van artikel 3.11 van de Telecommunicatiewet is vervallen. Die wijziging had tot doel artikel 3.11 van de Telecommunicatiewet in overeenstemming te brengen met het amendement dat tijdens de behandeling van de Telecommunicatiewet in de Tweede Kamer is ingediend (amendement Van Zuijlen c.s., kamerstukken II 1997/98, 25 533, nr. 48). De leden van de Tweede Kamer hebben in een algemeen overleg met de vaste commissies van Verkeer en Waterstaat en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen er op aangedrongen dat de hiervoor bedoelde wijziging van artikel 3.11 van de Telecommunicatiewet spoedig tot stand zou komen. Daarom is er voor gekozen deze wijziging mee te nemen in het voorstel van wet, houdende wijziging van de Mediawet in verband met de invoering van een vernieuwd concessiestelsel voor de landelijke publieke omroep (hierna: de voorgestelde Concessiewet). De wijziging is opgenomen in de tweede nota van wijziging bij de voorgestelde Concessiewet (kamerstukken II 1999/00, 26 660, nr. 43). Voor een verdere toelichting op de wijziging van artikel 3.11 van de Telecommunicatiewet wordt verwezen naar de toelichting bij voornoemde nota van wijziging.

In alinea 23 luidde het tekstgedeelte: «Daarnaast wijst de regering er op dat de voorgestelde wijziging van artikel 3.11 van de Telecommunicatiewet slechts tot doel heeft de tekst van dat artikel in overeenstemming te brengen met de strekking van het hiervoor bedoelde amendement. De door het college voorgestelde wijziging van artikel 3.11 van de Telecommunicatiewet reikt veel verder.»:

Daarnaast merkt de regering op dat de door het college voorgestelde wijziging het belang van het onderhavige voorstel van wet overstijgt.

In de daaropvolgende zin is de zinsnede «Dit voorstel van wet», vervangen door «De voorgestelde Concessiewet».

Ingevoegd is een nieuwe alinea (alinea 30), luidende:

In paragraaf 4.1 wordt nader ingegaan op de voor het uitzenden van programma's te onderscheiden infrastructuren.

In alinea 35 en in alinea 36 is de algemene verwijziging naar de memorie van toelichting vervangen door een verwijzing naar de betreffende paragraaf (paragraaf 6.4).

Voor de woorden die aanvangen met het begrip «ether», is telkens ingevoegd het woord «aardse».

In § 2 is ten opzichte van de oorspronkelijke memorie van toellichting het volgende veranderd:

De opschriften «Organisatie, taken en structuur van Nozema» en «Liberalisering en concurrentie» zijn genummerd als paragraaf 2.1, respectievelijk paragraaf 2.2.

In alinea 50 luidde de zinsnede: Na de inwerkingtreding van artikel II, onderdeel Aa, van de voorgestelde Concessiewet ziet artikel 3.11 van de Telecommunicatiewet ook op het medegebruik van antenne-opstelpunten van de houder van een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte die bestemd is voor het verspreiden van programma's en van de aanbieder van een omroepzendernetwerk die in opdracht van die houder programma's verspreidt.:

In artikel III, eerste lid, van het voorstel van wet wordt artikel 3.11 van de Telecommunicatiewet zodanig gewijzigd dat dit artikel ook ziet op het medegebruik van antenne-opstelpunten van de houder van een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte die bestemd is voor het verspreiden van programma's en van de aanbieder van een omroepzendernetwerk die in opdracht van die houder programma's verspreidt.

In alinea 52 stond in plaats van de zin «Voor een verdere toelichting op het punt van site sharing wordt verwezen naar de toelichting behorende bij de tweede nota van wijziging van de Concessiewet.»: Redelijke verzoeken tot medegebruik van antenne-opstelpunten door houders van een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte die bestemd is voor het verspreiden van programma's en aanbieders van omroepzendernetwerken die in opdracht van die houder programma's verspreiden, moeten worden gehonoreerd. Als randvoorwaarden gelden daarbij dat in ieder geval de technische mogelijkheden in acht genomen moeten worden en dat medegebruik tegen een redelijke vergoeding ter beschikking wordt gesteld. Verder is bij de behandeling van het amendement op artikel 3.11 van de Telecommunicatiewet (handelingen II 1997/98, nr. 40, blz. 66-4941) aangegeven dat de normale bedrijfsvoering, waaronder begrepen de lange termijnplannen, niet onmogelijk mag worden gemaakt. Indien onderling geen overeenstemming wordt bereikt over het medegebruik, kan de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA) op aanvraag van een der partijen de regels vaststellen die tussen hen zullen gelden. Over het medegebruik van antenne-opstelpunten voor het verspreiden van programma's bestaat reeds jurisprudentie (vonnis van de president van de arrondissementsrechtbank te Den Haag van 24 december 1997, rolnummer 97/1745 en arrest van het gerechtshof te Den Haag van 16 april 1998, rolnummer C98 133).

De zin in alinea 55 «Het is mogelijk dat partijen geen overeenstemming bereiken over de voorwaarden.» luidde:

Het is mogelijk dat partijen geen overeenstemming bereiken over de prijs (en de verdere voorwaarden).

In alinea 56 ontbrak de zin «Op dit moment beschouwt de regering het vaste telefoonnet, anders dan kabel en satelliet, nog niet als concurrerende infrastructuur.».

In § 3 is ten opzichte van de oorspronkelijke memorie van toelichting het volgende veranderd:

In alinea 61 ontbrak in de zin «Naast investeringen en toepassingen in de techniek ten behoeve van infrastructuur voor digitale verspreiding zou Nozema kunnen deelnemen aan het ontwikkelen van nieuwe diensten, zoals de digitale datatransmissie.», de zinsnede: ten behoeve van infrastructuur voor digitale verspreiding.

Voor woorden die aanvangen met het begrip «ether» is telkens ingevoegd «aardse».

De huidige § 4 en § 5 ontbraken in de oorspronkelijke memorie van toelichting. De huidige subparagraaf 4.2 (Ontwikkeling van nieuwe technieken) was eerst opgenomen als subparagraaf 4.4 en luidde: Ontwikkelingen in de marktomgeving.

Paragraaf 4 is als gevolg van de invoeging van de twee nieuwe paragrafen vernummerd tot paragraaf 6.

In alinea 75 luidde de zin « Of de digitalisering van de aardse ether de analoge verspreiding van de omroepprogramma's volledig gaat vervangen, zal in belangrijke mate afhangen van de internationale afspraken op frequentiegebied, de bereidheid van consumenten om over te stappen naar digitale aardse etherontvangst en de schaal waarop de ontvangstapparatuur geschikt gemaakt wordt voor digitale ontvangst en nieuwe apparatuur wordt geïntroduceerd.»:

Of digitalisering van de ether de analoge verspreiding van de omroepprogramma's volledig gaat vervangen zal in belangrijke mate afhangen van de internationale afspraken op frequentiegebied, de bereidheid van consumenten om over te stappen en de schaal waarop de ontvangstapparatuur geschikt gemaakt wordt voor digitale ontvangst en nieuwe apparatuur wordt geïntroduceerd.

In alinea 76 luidde de zin: «Digitalisering maakt gemeenschappelijk gebruik van frequentieruimte mogelijk door verschillende omroepprogramma- en dienstenaanbieders: Digitalisering maakt gemeenschappelijk gebruik van frequentieruimte mogelijk door verschillende vergunninghouders

In alinea 77 luidde het tekstgedeelte: «Daarbij heeft de regering er voor gekozen om, naast de aan de publieke omroep ter beschikking te stellen multiplex, de vier voor commerciële doeleinden ter beschikking staande multiplexen te bundelen en in één te veilen vergunning op te nemen. Een bundeling van de multiplexen geeft naar opvatting van de regering, een opvatting die door marktpartijen wordt gedeeld, de beste uitgangspositie om een voor de consument aantrekkelijk product op de markt te zetten. Verder geeft die bundeling de beste garantie dat DVB-T als volwaardige concurrent van de (gedigitaliseerde) kabel en de satelliet kan opereren. Een opdeling van de multiplexen brengt een versnippering met zich mee, waardoor de distributeurs van digitale signalen bij de verspreiding daarvan voor technische problemen worden geplaatst. Met een opdeling wordt de kans van slagen van DVB-T als een concurrerend alternatief voor kabel en satelliet aanzienlijk verminderd.»:

Vergunninghouders moeten dan binnen de multiplex gemeenschappelijk gebruik maken van de vergunde frequentieruimte. Zij worden op basis van de Telecommunicatiewet verplicht binnen zes weken na verlening van de vergunning een overeenkomst te sluiten die moet waarborgen dat de gezamenlijk toegekende frequentieruimte op ordelijke manier wordt gebruikt.

De eerste zin van alinea 78 luidde: «Het ligt in het voornemen om rond de eeuwwisseling te beginnen met de eerste uitgifte van DVB-T vergunningen om geïnteresseerde partijen in staat te stellen ervaring op te doen bij gemeenschappelijk frequentiegebruik, op het gebied van het (technisch) beheer van de frequentieruimte, en de onderlinge samenwerking.»

De laatste zin van alinea 78 luidde: De methode van verdeling van de frequentieruimte zijn vastgelegd in de Telecommunicatiewet en het Frequentiebesluit.

Alinea 78 ontbrak in de oorspronkelijke memorie van toelichting.

In alinea 80 luidde de zin: «In het kader van het frequentiebeleid en de voorbereiding van het onderhavige wetsvoorstel zijn de contouren van het DVB-T beleid met de Tweede Kamer besproken. Ter zake is een aantal moties aangenomen, waaronder de motie van het lid Nicolaï c.s. inzake de voorwaarden waaronder het toedelen van DVB-T vergunningen via een veiling dient plaats te vinden (kamerstukken II 1999/2000, 24 095, nr. 38). Deze motie vormt een belangrijke leidraad bij de verdere concretisering van het DVB-T beleid. In de motie wordt de regering onder meer verzocht de veiling voor het zomerreces te laten plaatsvinden. Het ligt in het voornemen van de regering om de Tweede Kamer door middel van een brief zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval ruim voor het zomerreces, op de hoogte te stellen van de concrete beleidsvoornemens inzake dit onderwerp.»:

Inzake de contouren van het DVB-T beleid zal de regering de Kamer nog uitgebreid informeren.

In alinea 84 luidde het tekstgedeelte: «Of Nozema een rol gaat spelen bij het technische beheer van de multiplex(en) het consortium van de vergunninghouder(s) is afhankelijk van de vraag of de vergunninghouder(s) hierover afspraken met Nozema willen maken. Daarbij wordt niet uitgesloten dat Nozema deel kan uitmaken van een consortium van vergunninghouders.»:

Of Nozema een rol gaat spelen bij het beheer van de frequentieruimte zal afhankelijk zijn van de afspraken met de multiplexbeheerder(s) van de platformen waarin de (toekomstige) vergunninghouders zich verenigd zullen hebben voor het gezamenlijk gebruik van de frequentieruimte.

Aan § 4.2 is alinea 85 toegevoegd: «Wat betreft de ontwikkeling van de techniek voor het verspreiden van omroepprogramma's en andere breedbandige toepassingen via het vaste telefoonnet, is in paragraaf 2.2. reeds opgemerkt dat deze techniek zich nog in een ontwikkelingsstadium bevindt en er nog geen sprake is van een substitutiemogelijkheid.».

Voor woorden die aanvangen met het begrip «ether», is telkens ingevoegd het woord «aardse».

In § 6 is ten opzichte van de oorspronkelijke memorie van toelichting het volgende veranderd:

Voor woorden die aanvangen met het begrip «ether», is telkens ingevoegd het woord «aardse».

In de artikelsgewijze toelichting is ten opzichte van de oorspronkelijke memorie van toelichting het volgende veranderd:

In de toelichting op artikel III luidde de eerste vier zinnen:

Dit artikel bevat een aantal wijzigingen van de Telecommunicatiewet. Het eerste lid van het onderhavige voorstel van wet leidt tot een wijziging van artikel 3.11 van de Telecommunicatiewet. Voor een toelichting hierop wordt verwezen naar paragraaf 1 van het algemeen deel van de toelichting. In het tweede lid van artikel III wordt een nieuw artikel 5.11 aan de Telecommunicatiewet toegevoegd.

In artikel IV is in de zin «Tevens zal de NOS het recht krijgen om een bindende voordracht voor de benoeming van één van de commissarissen te doen, mits zij ten minste 40 procent van het geplaatste aandelenkapitaal bezit (zie ook paragraaf 4.3 van het algemeen deel van de toelichting)», «paragraaf 4.3», vervangen door «paragraaf 6.3».

Naar boven