27 019
Intrekking van de Radio-Omroep-Zender-Wet 1935 en enige daarmee verband houdende wettelijke voorzieningen

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 21 maart 2000

De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen genoegzaam zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

I. ALGEMEEN DEEL

§1. Inleiding

De leden van de fracties van PvdA, VVD, CDA, D66, RPF en GPV hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. De leden van de PvdA-fractie kunnen zich in grote lijnen vinden in het voorliggende wetsvoorstel. De leden van de VVD-fractie zijn altijd een groot voorstander geweest van liberalisering, die concurrentie op de ether distributiemarkt mogelijk maakt. De voorgenomen privatisering van Nozema is daarom in hun ogen zeer wenselijk. De leden van de D66-fractie onderschrijven de hoofddoelstelling en hoofduitgangspunten van het voorliggende wetsvoorstel. Zij zijn van mening dat in het algemeen privaat aandelenbezit kan leiden tot een meer efficiënte bedrijfsvoering en meer marktgerichtheid, dan publiek aandelenbezit. Dit is van belang omdat het verschaffen van uitzenddiensten een belangrijke faciliterende rol vervult voor andere markten, die toenemend worden gekenmerkt door concurrentie. Liberalisering van de telecommunicatiemarkt, waaronder deze privatiseringsoperatie valt, is voor de consument eveneens van evident belang. Deze leden hechten aan de keuzevrijheid van de consument.

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering wat zij bedoelt met «concurrerende infrastructuren». Zij zijn het met de regering eens dat kabel en satelliet hieronder moeten worden gerekend, maar vragen of, zoals ook de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA) meent, het vaste telefoonnet niet eveneens moet worden beschouwd als concurrerende infrastructuur. Het is immers slechts een kwestie van tijd en in de toekomst zal dit vrijwel zeker het geval zijn. Bovendien ontstaat een bedrijf met monopolistische trekken, op het moment dat bijvoorbeeld KPN Nozema koopt. Wat is de reactie van de regering op deze overwegingen?

De OPTA is van mening dat sectorspecifieke regels nodig zijn. De regering maakt wat deze leden betreft onvoldoende duidelijk waarom dat niet het geval is. Er is immers duidelijk sprake van een markt die de overgang van monopolie naar vrije marktsituatie nog niet heeft gemaakt. In ieder geval slaagt de regering er voor deze leden niet in duidelijk te maken hoe op de diverse betrokken markten de marktaandelen tussen de aanbieders, concurrenten, zijn verdeeld. Sterker nog, de regering meldt dat cijfers hierover niet bekend zijn. Het is van belang dat hierover meer duidelijkheid komt, alvorens over kan worden gegaan tot privatisering. Het is deze leden onvoldoende duidelijk dat daadwerkelijk sprake is van concurrentie. Zij vinden deze informatie nodig omdat moet worden voorkomen dat een monopolist wordt geprivatiseerd.

De mededingingswet biedt het algemene kader ten aanzien van mededin- gingsrechterlijke vraagstukken. De regering stelt dat het kabinetsstandpunt de mogelijkheid open laat voor het formuleren van sectorspecifieke regels, maar dat terughoudendheid moet worden betracht. De leden van de VVD-fractie vragen de regering hierover om een toelichting. In welk geval zou men overgaan tot het toepassen van sectorspecifieke regels? Aan welke regels moet dan worden gedacht?

De leden van de CDA-fractie vragen waarom pas van vervreemding van aandelen sprake kan zijn als duidelijk is welke rol Nozema kan spelen bij de digitalisering van de aardse ether. Zij vragen de regering een uitvoerige reactie op het advies van de OPTA, met name ten aanzien van de vraag of het medegebruik van antenne-opstelpunten voldoende wordt gewaarborgd. De OPTA suggereert sectorspecifieke regels op Nozema van toepassing te verklaren. De regering stelt hier in het algemeen terughoudend mee om te willen gaan. Deze leden vragen of recente ontwikkelingen in de wereld van de kabelexploitanten, media en ook het voorliggende wetsvoorstel echter geen aanleiding geven om te komen tot sectorspecifieke regels. Voorts vragen deze leden of in de voorstellen voldoende rekening wordt gehouden met bescherming van de consument.

De leden van de D66-fractie vinden dat pas sprake kan zijn van privatisering als er voldoende concurrentie is en als sprake is van een voldoende open markt. Geleerd moet worden van de lessen die in de telecommuni- catiesector zijn opgedaan. Over al dan niet voldoende concurrentie wordt verschillend gedacht. Zo is de OPTA, in tegenstelling tot de regering, van mening dat de markt voor uitzenddiensten op dit moment nog niet als een normale markt kan worden aangemerkt. In haar advies aan de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat (V&W) wijst zij erop dat, hoewel er formeel niet langer sprake is van een monopolistisch aanbod, Nozema in veel gevallen de facto nog steeds monopolist is. Is het inderdaad zo dat op lang niet alle terreinen, zowel op als tussen infrastructuren, voldoende concurrentie plaats heeft, zo vragen deze leden. De OPTA vraagt zich verder af of de ordeningsregels die voor het publieke belang zijn gesteld, voldoende zijn. Zij zou een omroepzendernetwerk moeten kunnen aanwijzen, dat een aanmerkelijke macht heeft en waarop de ONP-regels van toepassing moeten kunnen worden verklaard. De regering meent echter dat geen nadere sectorspecifieke regels nodig zijn en dat volstaan kan worden met het algemene mededingingsrecht. Ook is de regering van mening dat, voor grote delen van Nederland, voor wat betreft de ontvangst via vaste televisie- en radiotoestellen er sprake is van voldoende concurrerend aanbod van infrastructuur. Wat is het standpunt van de regering met betrekking tot het ONP-kader in relatie tot privatisering van Nozema? De leden van de D66-fractie hechten aan een non-discriminatoir, transparant en kostengeoriënteerd ONP-kader. Ondernemingen kunnen formeel niet gedwongen worden om van de diensten van Nozema gebruik te maken, maar gezien de marktverhoudingen en de schaarste van acceptabele antenne-opstelpunten zal het in veel gevallen nodig zijn om van de diensten van Nozema gebruik te maken. Er kunnen dan situaties ontstaan, zo vreest ook de OPTA, waarin een aanbieder een frequentie heeft toegewezen gekregen, al dan niet na veiling, en vervolgens toch niet kan uitzenden omdat een privaat monopolie onvoldoende aan banden is gelegd. De OPTA is eveneens bevreesd inzake de daadwerkelijke toegang van bezitters van frequentieruimte tot de uitzenddiensten. Volgens de OPTA is de analogie met toegang tot de kabel wel degelijk aanwezig. Om de ether in te kunnen zijn zelfs twee toegangskaarten nodig: de, publieke, frequentietoewijzing en de, private, toelating tot het Nozema uitzendnetwerk. De leden van de D66-fractie vragen de regering om een reactie op deze punten.

Tijdens de vergadering van het Permanent overlegorgaan post en telecommunicatie werd naar voren gebracht dat ook via het vast telefoonnet omroepprogramma's verspreid kunnen worden, een techniek die, evenals kabel en satelliet, voor Nozema een concurrerende infrastructuur kan vormen. Deze leden vragen tevens op dit punt een reactie van de regering.

De leden van de fracties van RPF en GPV constateren dat de regering het, in het licht van de stelling dat als gevolg van liberalisering concurrentie op de markt voor etherdistributie mogelijk is, vanzelfsprekend acht dat Nozema wordt geprivatiseerd. Wat is het scenario wanneer afgezien wordt van deze privatisering?

De Raad van State heeft in zijn advies aandacht gevraagd voor de regels die behoren te gelden bij privatisering, de zogenaamde «checklist». De regering heeft in reactie hierop besloten in de toelichting een beschrijving op te nemen van de marktaspecten van verspreiding van omroepprogramma's. Een overzicht van de regelgeving om een eventueel monopolie, of nadelige effecten daarvan, te corrigeren, is echter achterwege gebleven. Kan de regering dat overzicht, omwille van zorgvuldige besluitvorming, alsnog geven en kunnen, in het verlengde daarvan, de voor- en nadelen van het afzien van privatisering op een rijtje worden gezet? De leden van de fracties van RPF en GPV vragen in welke mate de etherdistributie in omringende landen is geliberaliseerd en welke gevolgen privatisering in andere landen heeft gehad voor het marktaandeel van de aardse ether. Daarnaast benieuwt het hen of liberalisering nooit tot problemen heeft geleid in de waarborging van de programma's van de publieke omroep. Deze leden hechten met name aan die waarborging. Zij juichen het toe dat de regering onomwonden stelt dat het waarborgen van het publieke belang een taak voor de overheid is. Afspraken die daarover in de nieuwe constellatie worden gemaakt zullen sluitend moeten zijn, zo stellen zij.

In reactie op het voorliggende wetsvoorstel stelt de OPTA dat een te rooskleurig beeld wordt gegeven van de markt voor uitzenddiensten. De regering meent daarentegen dat in grote delen van Nederland sprake is van een voldoende concurrerend aanbod van infrastructuur. De leden van de fracties van RPF en GPV verzoeken de regering dit standpunt nader te onderbouwen. Wat vindt de regering er in dit kader van dat ongeveer 350 000 huishoudens uitsluitend afhankelijk zijn van aardse etherdistributie?

§2. Historische context

2.1 Liberaliseringen concurrentie

Ten aanzien van de concurrentie tussen infrastructuren hangt veel af van het mastenbeleid van de overheid. In het overleg van 18 november 1999 (Kamerstukken II, 1999 – 2000, 24 095, nr. 37) heeft de regering aangekondigd dergelijk beleid te ontwikkelen. Wat is dienaangaande de stand van zaken, zo vragen de leden van de PvdA-fractie? Veel zal eveneens afhankelijk zijn van «site sharing». Waar baseert de regering het optimisme over site sharing van radio-omroepen op, aangezien er tot nu toe geen gebruik van is gemaakt? Wat zijn volgens de regering de belemmeringen?

Sinds 1 januari 1998 is in Nederland een nieuwe zendermaatschappij actief. Deze ontwikkeling is sneller gegaan dan bij de behandeling van de Notitie liberalisering Mediawet (Kamerstukken II, 1994–1995, 23 968, nr. 9) was voorzien. De leden van de CDA-fractie vragen de regering naar de groeipotentie van beide aanbieders. In dat verband delen zij de opmerking van de Raad van State dat een degelijke analyse van de markt wenselijk is. Tijdens het algemeen overleg over het beleid inzake staatsdeelnemingen (Kamerstukken II, 1997 – 1998, 25 178, nr. 4) heeft de minister van Financiën er eveneens op gewezen dat een degelijke analyse een voorwaarde is om tot privatisering over te gaan. Heeft de regering aanwijzingen dat zich op korte termijn nog meer aanbieders zullen melden? Wat zijn de mogelijkheden als wordt gekeken naar het medegebruik van antenne-opstelpunten («site sharing»)? Deelt de regering de mening van de leden van de CDA-fractie dat het steeds moeilijker zal worden om nieuwe antenne-opstelpunten in Nederland te vinden? Welke problemen doen zich voor en op welke wijze denkt de regering hiervoor oplossingen te vinden?

Een verdere toename van het aantal concurrerende omroepzendernetwerken kan worden bevorderd door het medegebruik van antenne-opstelpunten. Er is geen fysieke schaarste, maar als gevolg van milieu en maatschappelijke overwegingen en op grond van internationale frequentiecoördinatie zou schaarste toch kunnen optreden, wat een rol kan spelen bij de keuze van een koper van de aandelen van Nozema. Het amendement op de Concessiewet houdt in dat het recht op en de plicht tot medegebruik van antenne-opstelpunten ook van toepassing moet zijn op antenne-opstelpunten die gebruikt worden voor de verspreiding van programma's. In tegenstelling tot de OPTA ziet de regering geen noodzaak om bij wet de verplichting tot medegebruik op te leggen aan bedrijven die op commerciële basis antenne-opstelpunten exploiteren. De leden van de D66-fractie zijn geneigd het standpunt van OPTA op dit punt over te nemen en vragen naar een nadere onderbouwing van het standpunt van de regering.

§3. Uitgangspunten privatisering Nozema

De leden van de fracties van RPF en GPV vragen of de regering van oordeel is dat Nozema op eigen kracht geen rol van betekenis zal kunnen spelen op de markt voor uitzenddiensten, aangezien de regering het wenselijk acht dat Nozema samenwerkt met een partner. Wat betekent het dat dit aspect zal worden meegenomen bij de vervreemding?

§4. Marktomgeving

4.1 Marktaspecten

Naast concurrentie op de Nederlandse markt voor aanleg en exploitatie van zendinrichtingen, ondervindt Nozema concurrentie op andere activiteiten, zoals «datacasting» en derdenmarkt (onder meer zenderbouw voor derden en advisering). In de memorie van toelichting wordt hier nauwelijks op ingegaan en de leden van de D66-fractie vragen de regering dit nader toe te lichten.

De aardse ether ondervindt in toenemende mate concurrentie van met name kabel en satelliet. De leden van de fracties van RPF en GPV vragen hoe groot de regering de kans acht dat de ether in dit geweld stand zal houden, zeker zolang nog nauwelijks sprake is van een gedigitaliseerde ether. Zij zijn van oordeel dat de marktpositie van Nozema aanzienlijk zal versterken als de gedigitaliseerde ether goed van de grond kan komen. Het is deze leden niet duidelijk waarom dat zo lang op zich laat wachten.

4.2 Ontwikkeling van nieuwe technieken

De regering meldt dat de Kamer zo spoedig mogelijk, en wel ruim voor het zomerreces, op de hoogte zal worden gesteld over de beleidsvoornemens inzake de veiling van vergunningen voor digitale televisie (DVB-T). De leden van de PvdA-fractie gaan er vanuit dat dit eveneens inhoudt dat de veiling voor het zomerreces zal plaatsvinden, aangezien dit een uitdrukkelijk verzoek van de Kamer is (Kamerstukken II, 1999–2000, 24 095, nr. 38). De formulering is in dit opzicht onduidelijk. Kan de regering een eventueel misverstand hierover ophelderen?

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering overweegt een deel van de opbrengst van de vervreemding van aandelen te besteden aan investeringen ten gunste van nieuwe technieken voor de verspreiding van digitale radio (T-DAB) en digitale televisie (DVB-T)? De leden van de CDA-fractie vragen waarom de regering samenwerking met een sterke partner gewenst acht, temeer omdat de regering stelt dat bij de vervreemding van de aandelen met dit aspect rekening zal worden gehouden. De leden van de CDA-fractie vragen de regering naar de voorwaarden die aan de veiling van DVB-T vergunningen voor zowel omroep als telecommunicatiediensten ten grondslag zullen liggen.

De leden van de D66-fractie menen dat een visie en een beleidsontwikkeling met betrekking tot nieuwe ontwikkelingen ontbreken, zoniet traag op gang komen. Hoe gaat het beleid ten aanzien van digitalisering en/of datacasting er uitzien, zo vragen zij. Kan de regering hierop ingaan? Is het niet van belang hierover eerst beleid op te maken, alvorens over te gaan tot privatisering? Wat voor gevolgen hebben dergelijke ontwikkelingen voor de positie van Nozema? Deze leden begrijpen dat, gezien de onzekerheid over de toepassingsmogelijkheden, de commerciële mogelijkheden van DVB-T en de technische ontwikkelingen, het niet mogelijk is de relevante markt eenduidig af te bakenen. Zij vragen wat de concurrentiepositie zal zijn ten opzichte van andere infrastructuren, zoals bijvoorbeeld de kabel, die in elk geval in potentie een grotere, interactieve, capaciteit hebben?

Of Nozema een rol gaat spelen bij het technisch beheer van multiplexen, is afhankelijk van de vraag of de vergunninghouders hierover afspraken met Nozema willen maken. Niet uitgesloten wordt dat Nozema deel uit kan maken van een consortium van vergunningenhouders. Zo heeft Nozema aansluiting gezocht bij het platform Digitenne. De regering meent dat normale marktwerking moet gelden: het is niet de bedoeling een infrastructuurbeheerder daarbij bijzondere rechten toe te kennen. De Nma acht een positie van Nozema binnen een consortium vanuit mededingingsoogpunt «niet onaanvaardbaar». Aanbieders van diensten zijn niet aangewezen op DVB-T om hun diensten aan te bieden. Ter voorkoming van kruissubsidiëring tussen publieke taak en commerciële activiteiten, stelt de Nma voor dat geëist zou kunnen worden dat de bijbehorende kosten en opbrengsten in gescheiden boekhoudingen worden verantwoord. De leden van de D66-fractie zijn het zeer eens met de Nma op dit punt en vragen de regering om een reactie. De Nma wijst er daarnaast op dat bijvoorbeeld defensief strategisch gedrag van een in een consortium deelnemende infrastructuurexploitant kan worden uitgesloten door verschillende eisen te stellen aan een aan de veiling deelnemende partij, die tevoren bekend dienen te worden gemaakt. Wat is het standpunt van de regering ten aanzien van deze stelling?

De leden van RPF en GPV vragen of moet worden afgeleid dat uitvoering van de motie Nicolaï c.s. (Kamerstukken II, 1999–2000, 24 095, nr. 38) niet mogelijk wordt geacht? Zo ja, wat is daarvan precies de oorzaak en wanneer kan de beoogde veiling van DVB-T vergunningen wel plaatsvinden?

§5. Financiële aspecten

5.1 Aanpassingskosten herverdeling FM-frequenties

De herverdeling van FM-frequenties kan ertoe leiden dat een beperkte herschikking van de antenne-opstelpunten noodzakelijk is. De leden van de CDA-fractie vragen wat dit praktisch gezien kan betekenen? Indien er financiële consequenties aan verbonden zijn, is de regering dan van plan over te gaan tot schadeloosstelling? Zo ja, wat kunnen hier de gevolgen van zijn? Is het de bedoeling dat hier, een deel van, de opbrengst van de aandelenvervreemding voor wordt aangewend? De regering sluit intensivering van een aantal bestaande masten van Nozema, wat tot een hogere omzet zal leiden, niet uit. De leden van de CDA-fractie vragen de regering in dit verband naar de mogelijke gevolgen voor bijvoorbeeld omwonenden van de betreffende masten.

Wanneer kan de Kamer de afronding van het onderzoek naar de herverdeling van FM-frequenties verwachten, zo vragen de leden van de D66-fractie.

De regering stelt dat het medegebruik van antenne-opstelpunten een verdere toename van het aantal concurrerende omroepzendernetwerken kan bevorderen. Het lijkt erop dat de herverdeling van de FM-frequenties zal leiden tot een herschikking van antenne-opstelpunten. Ook andere ontwikkelingen zijn van invloed op de locaties van de zendmasten. Te denken valt aan de opkomst van windmolens in de nabijheid van zendmasten, zoals in Flevoland. De leden van de fracties van RPF en GPV dringen er in dit verband bij de regering op aan zo spoedig mogelijk een integraal zendmastenbeleid te ontwikkelen, waarbij zonodig enige «weeffouten» uit het verleden kunnen worden hersteld. Vanzelfsprekend moet hierbij ook de invalshoek van de ruimtelijke ordening worden betrokken. Is de regering bereid een beleidsnotitie voor te bereiden?

5.2 Kosten simultane analoge en digitale verspreiding van programma's

De leden van de VVD-fractie vragen de regering naar de gevolgen voor de tarieven bij simultane analoge en digitale verspreiding van programma's, mede vanwege de hoge investeringskosten.

De leden van de fractie van D66 vragen wat de stand van zaken omtrent de internationale frequentiecoördinatie bij DVB-T is en welke rol speelt Nederland hierin?

5.3 Gevolgen Rijksbegroting

Door de privatisering wordt Nozema BTW-plichtig. Dat betekent dat ook naar de publieke omroepen BTW kan worden doorberekend. De leden van de fracties van PvdA en CDA vragen of dat ook zal gebeuren. Zo ja, worden de publieke omroepen daarvoor gecompenseerd? De leden van de CDA-fractie vragen bovendien wat dit in het algemeen betekent voor de gebruikers van de diensten van Nozema.

De opbrengst van de verkoop van aandelen is op dit moment onbekend. Desondanks menen de leden van de CDA-fractie dat er inmiddels al wel een inschatting van de opbrengst gemaakt kan worden. Kan de regering een indicatie geven? Deze leden vragen bovendien of het overwogen is om de aandelen fasegewijs te verkopen, waarbij de overheid aanvankelijk een meerderheidsbelang zou kunnen houden.

§6. Uitwerking privatisering Nozema

6.1 Waarborging uitzending programma's publieke omroep

Voor de publieke omroepen is digitalisering eveneens van groot belang. Welke garanties worden geboden dat Nozema «nieuwe stijl» inderdaad de noodzakelijke investeringen pleegt om digitale verspreiding van programma's, in combinatie met een verantwoorde exploitatie op lange termijn, mogelijk te maken, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Voorts vragen deze leden naar het standpunt van de regering inzake het gegeven dat Nozema gehouden zal zijn «moeilijke gevallen» op te lossen. Andere marktpartijen zullen hier niet, of in mindere mate, mee geconfronteerd worden. Hoe verhoudt zich dit tot het begrip «marktwerking» en stelt dit Nozema niet op een achterstand? Welke garanties geeft de regering dat doorgifte van radio- en televisieprogramma's ook na vervreemding van de aandelen door Nozema plaatsvindt? Aandeelhouders zijn ten principale gericht op het behalen van rendement, zo menen de leden van de CDA-fractie. Zij vragen de regering wat er gebeurt als de aandeelhouders besluiten het bedrijf Nozema te beëindigen. Hoe moet in dat licht het begrip «bestuursdwang» worden uitgelegd?

De leden van de fracties van RPF en GPV hebben er kennis van genomen dat de verspreiding van de programma's van de publieke omroep wordt verzekerd door middel van enkele artikelen in de Telecommunicatiewet. Zij vragen zich echter af of de waarborging op deze wijze afdoende is geregeld. De publieke omroep is niet langer verplicht zaken te doen met Nozema. Omgekeerd geldt echter wel een verplichting ten aanzien van de verspreiding van de programma's van de publieke omroep. Momenteel wordt dat nog niet als knelpunt gezien door Nozema. Maar in de toekomst zou het kunnen vóórkomen dat de publieke omroep niet tot overeenstemming komt met een van de concurrenten van Nozema en vervolgens gebruik wil maken van de diensten van Nozema voor een prijs die laatstgenoemde niet aanstaat. De regering voelt weinig voor sectorspecifieke regelingen terzake. Hoe kan een dergelijk geschilpunt in dat geval bevredigend worden opgelost? Is niet te voorzien dat Nozema door de rechter wordt gedwongen diensten te leveren tegen prijzen die haar niet aanstaan? Vindt de regering dat wenselijk?

6.2 Uittreden publieke omroep als aandeelhouder

De regering stelt in de memorie van toelichting dat het niet gewenst is dat gebruikers, zoals publieke en commerciële omroepen, tevens als aandeelhouder invloed op het beleid kunnen uitoefenen. De leden van de CDA-fractie kunnen zich hier veel bij voorstellen. Onduidelijk is echter wie wel aandelen mogen verwerven. Vindt de regering het gewenst dat aanbieders van programma's niet, en onder meer kabelexploitanten, (media)productiebedrijven en andere betrokkenen wel aandelen mogen verwerven?

De regering vindt het niet wenselijk dat de publieke omroepen als aandeelhouder invloed kunnen uitoefenen op de bedrijfsvoering van Nozema. De leden van de fracties van RPF en GPV onderschrijven die opvatting. Het is hen nog niet duidelijk of de regering wil voorkomen dat de publieke en commerciële omroepen later, als de aandelen worden doorverkocht, alsnog aandelen kunnen kopen. Kan hierover uitsluitsel worden gegeven? Zij verzoeken de staatssecretaris in dit kader ook de recente overname van SBS door UPC te beoordelen. Is het niet inconsequent dat een dergelijke belangenverstrengeling bij de ene partij op de markt voor uitzenddiensten, te weten een kabelexploitant, wel wordt geaccepteerd, terwijl dat bij de andere partij, in dit geval Nozema, wettelijk wordt verboden? Waarom wordt hier niet duidelijk één lijn getrokken door consequent het principe te hanteren dat netwerken (zoveel mogelijk) moeten worden gescheiden van de content?

6.3 Herstructurering Nozema

De regering wil Nozema ombouwen tot een gewoon bedrijf met een raad van commissarissen. Daarbij krijgen de publieke omroepen de mogelijkheid een commissaris te benoemen en de overheid de mogelijkheid om twee commissarissen te benoemen. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering hierover om een toelichting. Hoe kan worden voorkomen dat het huidige probleem van een goede scheiding van belang op zal treden? Is de toewijzingsbevoegdheid van de overheid onvoldoende om het algemeen belang te waarborgen?

Met de regering zijn de leden van de D66-fractie van mening dat het noodzakelijk is de vennootschapsstructuur te herzien voor de nieuwe opzet van Nozema als gewone, concurrerende marktpartij. Omdat de publieke omroepen voornemens zijn zich als aandeelhouder terug te trekken, hoeft niet te worden vastgehouden aan invoering van het structuurregime bij Nozema. Het bedrijf zal worden omgezet in een gewone naamloze vennootschap. Of, en wanneer het structuurregime daarna van toepassing zal worden, is afhankelijk van de regels van boek 2 BW. De leden van de D66-fractie vragen op dit laatste een toelichting.

Het is de leden van de fracties van RPF en GPV opgevallen dat in de stukken niet wordt gesproken over reciprociteit. Zijn er geen Europees rechtelijke belemmeringen het reciprociteitbeginsel toe te passen of kunnen buitenlandse ondernemingen ongestoord hun gang gaan op de Nederlandse markt, terwijl de markt in hun eigen land niet toegankelijk is voor Nozema? Wat is de opvatting van de regering ten aanzien van dit punt? Deze leden informeren wanneer naar verwachting uitspraken kunnen worden gedaan over de gevolgen van de privatisering van Nozema voor de werkgelegenheid.

6.4 Vervreemding aandelen

De ontwikkeling van de digitale ether is volgens de leden van de VVD-fractie belangrijk. In relatie hiermee staat ook de toekomstige positie van Nozema. Nozema is al actief bij de voorbereidingen van digitale radio en televisie. Deze leden zijn het eens met het gestelde dat Nozema zich in deze markt moet gaan ontwikkelen tot een volwaardige marktpartij. De regering stelt dat samenwerking met een strategische partner de beste kansen biedt. Zij ziet een strategische partner of een financiële partij als potentiële kopersgroep voor de vervreemding van de aandelen. De leden van de fracties van VVD en CDA vragen wat wordt bedoeld met een «strategische partner»? Is niet iedere partij een strategische partner? Kan de regering hier enkele voorbeelden van geven? Voorts vragen de leden van de VVD-fractie de regering een indicatie te geven van de termijn van uitplaatsing van de aandelen, vooral in relatie tot de digitalisering van de ether.

De regering stelt dat bij de beoordeling van eventuele kopers een afweging gemaakt zal worden tussen enerzijds de te verwachten verstoringen van de concurrentieverhoudingen en anderzijds de te verwachten positieve effecten van de synergiewerking. Hoofddoelstelling hierbij is het creëren van een optimale uitgangspositie voor Nozema. Eventueel zullen met de koper nadere afspraken gemaakt kunnen worden ter voorkoming van het doorverkopen van aandelen. Dit is volgens de regering te rechtvaardigen zolang de markt niet voorziet in voldoende aanbieders. De leden van de VVD-fractie vragen of ten aanzien van het doorverkopen van de aandelen er een relatie is met «cross ownership»? Hoe verhoudt zich dit tot de commissie Jessurun?

De leden van de D66-fractie vragen wie bij de beoordeling van eisen en criteria omtrent potentiële kopers precies worden betrokken. De OPTA is nogal kritisch ten opzichte van de diverse aspecten die bij de vervreemding zullen worden meegewogen en spreekt zelfs van een «black box» die geen objectiviteit kan garanderen. Voor de leden van de D66-fractie is een groot aantal criteria en aspecten eveneens nog niet helder. Worden deze aspecten en criteria te zijner tijd aan de Kamer gezonden?

De regering heeft de intentie Nozema te verbinden met een of meerdere partijen die belangstelling hebben om zorg te dragen voor een verdere ontwikkeling van de digitalisering van de ether. In hoeverre bijvoorbeeld ondernemingen die actief zijn op het gebied van kabel en satelliet en content providers op omroepgebied in aanmerking komen voor het kopen van aandelen, wordt beoordeeld aan de hand van de te verwachten effecten op de mededingingsverhoudingen in de markt van omroepdistributie. De afweging wordt gemaakt tussen enerzijds de te verwachten verstoringen van concurrentieverhoudingen en anderzijds de positieve effecten die van synergiewerking zijn te verwachten. De leden van de D66-fractie vragen de regering hier nader op in te gaan. Hoe ziet zij bijvoorbeeld machtsconcentraties, cross ownership, et cetera? In de memorie van toelichting staat dat de OPTA en de Nma «zo nodig» worden geconsulteerd, daar waar naast de afweging van de bedrijfsmatige effecten voor de vennootschap ongewenste machtsconcentraties in het geding komen. Ligt het niet meer in de rede om de Nma en de OPTA überhaupt te consulteren bij dergelijke kwesties, zo vragen deze leden. Er moet nogal wat worden afgewogen en meegenomen bij de vervreemding van de aandelen van Nozema, zo merken de leden van de D66-fractie op. De ontwikkelingen in de markt gaan snel en naast concurrentie tussen en op de infrastructuren, kunnen verschillende vormen van (omroep)infrastructuur elkaar aanvullen, waardoor synergie mogelijk wordt. Beide aspecten zullen door de regering bij de vervreemding van aandelen worden afgewogen. Deze leden zijn benieuwd naar de visie die de regering over dit soort aspecten heeft.

Na privatisering van de vennootschap zal het waarborgen van de concurrentieverhoudingen in de markt plaatsvinden onder het regime van de mededingingswetgeving. Er zal worden bezien of het nodig is nadere afspraken met de koper te maken, om te voorkomen dat aandelen worden doorverkocht aan partijen die als aandeelhouders eerder zijn uitgesloten, zoals publieke en commerciële omroepen. Uitwerking van de criteria is aan de orde bij de voorbereidingen voor de feitelijke verkoop van de aandelen. Zorgvuldige voorbereiding en uitvoering van de verkoop staan daarbij voorop. Het tempo van de aandelenvervreemding zal nader worden bepaald op basis van de marktomstandigheden. De leden van de fractie van D66 vragen in hoeverre en wanneer de Tweede Kamer hier nog bij wordt betrokken. Vervreemding van aandelen is pas aan de orde nadat duidelijk is welke rol Nozema kan spelen bij digitalisering van de aardse ether. Deze leden vragen op welke termijn dit valt te verwachten? De leden van de D66-fractie vragen de regering waarom niet wordt overwogen om bij de privatisering van Nozema deze op te splitsen, zodat de machtspositie van de dan ontstane twee bedrijven, mede in relatie tot de andere marktpartij(en), van meet af aan evenwichtiger is?

De leden van de fracties van RPF en GPV vragen of een terughoudende opstelling ten aanzien van cross ownership niet wenselijk is. Hoe kan anders bijvoorbeeld worden voorkomen dat een grote kabelexploitant Nozema opkoopt en vervolgens de positie van de aardse ether marginaliseert?

De voorzitter van de commissie,

Blaauw

De griffier voor dit verslag,

Kroes


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Blaauw (VVD), voorzitter, Van den Berg (SGP), Reitsma (CDA), Biesheuvel (CDA), Rosenmöller (GL), Van Gijzel (PvdA), Valk (PvdA), Leers (CDA), ondervoorzitter, Van Heemst (PvdA), Feenstra (PvdA), Verbugt (VVD), Giskes (D66), Stellingwerf (RPF), Van Zuijlen (PvdA), Klein Molekamp (VVD), Hofstra (VVD), Van der Knaap (CDA), Ravestein (D66), Van der Steenhoven (GL), Niederer (VVD), Nicolaï (VVD), Van Bommel (SP), Eurlings (CDA), Herrebrugh (PvdA), Hindriks (PvdA).

Plv. leden: Te Veldhuis (VVD), Bakker (D66), Th. A. M. Meijer (CDA), Stroeken (CDA), Van Gent (GL), De Boer (PvdA), Waalkens (PvdA), Atsma (CDA), Witteveen-Hevinga (PvdA), Duivesteijn (PvdA), Voûte-Droste (VVD), Augusteijn-Esser (D66), Schutte (GPV), Spoelman (PvdA), Geluk (VVD), Luchtenveld (VVD), Buijs (CDA), Van Walsem (D66), Vendrik (GL), Weekers (VVD), Balemans (VVD), Poppe (SP), Dankers (CDA), Dijksma (PvdA), Bos (PvdA).

Naar boven