27 008
Wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen in verband met de afschaffing van de verplichte bundeling en integratie van gemeenschappelijke regelingen in samenwerkingsgebieden en daarmee samenhangende wijzigingen

nr. 8
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 26 april 2004

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I, onderdeel E, komt te luiden:

E

Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot derde en vierde lid.

2. In de eerste volzin van het nieuwe vierde lid vervalt de zinsnede: die de regeling hebben goedgekeurd.

B

Artikel I, onderdeel F, komt te luiden:

F

Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot tweede tot en met vierde lid.

2. In het nieuwe tweede lid vervalt onderdeel f.

C

Artikel I, onderdeel N, komt te luiden:

N

De artikelen 41, 52, 74 en 84 worden als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel i, wordt steeds «artikel 26, derde lid, eerste volzin en vijfde lid, eerste volzin,» vervangen door «artikel 26, vierde lid, eerste volzin,» en vervalt: die de regeling hebben goedgekeurd,.

2. Na onderdeel i wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

j. bij de toepassing van artikel 27, eerste lid, voor «Burgemeester en wethouders» wordt gelezen «Gedeputeerde staten» en voor «hun gemeente»: hun provincie.

D

De onderdelen Na, Qa, Qb en Sa van artikel I vervallen.

E

Artikel I, onderdeel O, komt te luiden:

O

Artikel 50a, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef vervalt de zinsnede «2, tweede tot en met vierde lid,».

2. Na onderdeel c wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

d. bij de toepassing van artikel 27, eerste lid, voor «Burgemeester en wethouders» wordt gelezen «Gedeputeerde staten» en voor «hun gemeente»: in hun provincie gelegen waterschappen.

F

Artikel I, onderdeel FF, vervalt.

G

Artikel II komt te luiden:

ARTIKEL II

In de vierde volzin van artikel 12, vierde lid, van de Distributiewet vervalt de zinsnede «2 tot en met 6, 36 tot en met 39 en».

H

Na artikel II wordt een nieuw artikel IIA ingevoegd, luidende als volgt:

ARTIKEL IIA

In artikel 2, derde lid, van de Wet beheersing huisvestingsvoorzieningen k.o.-l.o. wordt de zinsnede «artikel 2, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen» vervangen door: artikel 8, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

I

De artikelen IV tot en met VI vervallen.

J

In artikel VII wordt na «van deze wet blijft» ingevoegd: tot 1 januari 2005.

K

Artikel VIII vervalt.

L

Artikel IX komt te luiden:

ARTIKEL IX

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Toelichting

Algemeen

Zoals reeds aangegeven in de voortgangsrapportage over de Wgr-plus (kamerstukken II 2003/04, 28 756, nr. 4) ben ik, in afwijking van het gestelde in paragraaf 12 van de nota Wgr-plus (Kamerstukken II 2002/03, 28 756, nr. 1), bij nader inzien tot de conclusie gekomen dat het aanbeveling verdient de behandeling van dit wetsvoorstel voort te zetten. Integratie in het wetsvoorstel Wgr-plus zou immers (voor een deel) leiden tot een herhaling van zetten bij de advisering door de Raad van State en bij de schriftelijke voorbereiding door de Tweede Kamer. Wel is naar mijn oordeel een aantal aanpassingen wenselijk. Daarin voorziet deze tweede nota van wijziging.

De belangrijkste wijziging die wordt voorgesteld houdt in dat alsnog de inzendplicht naar de provincies wordt gehandhaafd voor regelingen van gemeenten (via het handhaven van het grootste deel van artikel 26 van de Wgr). Volgens het wetsvoorstel zoals het thans voorligt (onderdeel I) vervalt het goedkeuringsvereiste voor gemeenschappelijke regelingen waaraan gemeenten deelnemen (paragraaf 4 van hoofdstuk I van de Wgr) en van gemeenschappelijke regelingen waaraan gemeenten en waterschappen deelnemen (paragraaf 4 van hoofdstuk V van de Wgr). Aangezien het financiële toezicht in alle gevallen blijft bestaan verdient het bij nader inzien de voorkeur op enigerlei wijze te (blijven) voorzien in een regeling waarbij zeker gesteld wordt dat de toezichthouder op de hoogte is van het bestaan van een gemeenschappelijke regeling.

Dat kan op verschillende manieren. In de eerste plaats door opnieuw het inzendvereiste op te nemen. Dat is immers tegelijk met het schrappen van het goedkeuringsvereiste vervallen. De enige uitzondering is te vinden in artikel 99. Op grond van het vierde lid, zoals dat komt te luiden na de wijziging die is voorzien in onderdeel W van artikel I van het wetsvoorstel, moet een regeling die is vastgesteld naar aanleiding van een aanwijzing van gedeputeerde staten, als bedoeld in het eerste lid van dat artikel, ter kennisneming worden toegezonden.

Een tweede mogelijkheid is te regelen dat een gemeenschappelijke regeling niet in werking treedt dan na opname in het register van gemeenschappelijke regelingen dat provincie of gemeente moeten bijhouden. Dat is het systeem dat ook nu bestaat (zie artikel 26, derde lid, van de Wgr zoals het thans nog luidt). Dat systeem zou echter veel gecompliceerder worden nu is besloten dat de registers van regelingen waaraan gemeenten deelnemen niet meer door de provincies worden bijgehouden, maar door de gemeenten zelf. Dat zou tot gevolg hebben dat een regeling niet in werking zou kunnen treden voordat alle deelnemers die in hun eigen register zouden hebben opgenomen. Gekozen is daarom voor de inzendplicht naar de provincies.

Op grond van artikel I, onderdeel FF, van het wetsvoorstel worden de eerste twee paragrafen van hoofdstuk XI van de Wgr geschrapt. Het gaat hier om uitgewerkte bepalingen die verband houden met de introductie, destijds, van de bundelings- en integratiebepalingen. Uit onderdeel F van deze nota van wijziging blijkt dat het wenselijk wordt geacht die schrapping vooralsnog ongedaan te maken. Dat heeft een louter praktische betekenis. In het voorstel van wet tot wijziging van de Wgr (Wijzigingswet Wgr-plus) dat naar verwachting vrijwel tegelijkertijd met deze nota van wijziging de Tweede Kamer zal bereiken wordt voorgesteld in de Wgr een afzonderlijk hoofdstuk op te nemen over plusregio's. Het voornemen bestaat om dan alsnog deze paragrafen te schrappen en de vrijgekomen ruimte te benutten voor het bedoelde hoofdstuk over plusregio's. Dat kan het beste in hetzelfde voorstel van wet gebeuren.

Deze tweede nota van wijziging strekt tevens tot herstel van enkele technische onvolkomenheden en omissies die aan het licht kwamen bij een kritische beschouwing van het wetsvoorstel na indiening van de (eerste) nota van wijziging. Deze worden – op een enkele uitzondering na – niet verder toegelicht.

Onderdeel A

Dit onderdeel voorziet er in dat artikel 26 alsnog wordt gehandhaafd, met schrapping van het derde lid op grond waarvan nu een regeling pas in werking kan treden na opname in het register dat de provincies bijhouden. In het algemeen deel van deze toelichting is hierop al ingegaan.

Onderdelen B en C

Op de voorstellen in deze onderdelen is al ingegaan in het algemeen deel van deze toelichting.

Gedeputeerde staten der provincies moeten een register blijven bijhouden van regelingen waaraan de eigen provincie deelneemt en waaraan waterschappen in hun provincie deelnemen. Die verplichting is nu opgenomen in artikel 27, tweede lid, van de Wgr en wordt in deze nota van wijziging verplaatst naar respectievelijk hoofdstuk II over samenwerking tussen provincies (artikel 41), en hoofdstuk III over samenwerking tussen waterschappen (artikel 50a). Daardoor zullen deze verplichtingen wat gemakkelijker terug te vinden zijn in de wet.

Gemeenten moeten een register bijhouden van regelingen waaraan zij zelf deelnemen. Dat laatste register, dat alle gemeenten dus zelf moeten bijhouden, komt in de plaats van de huidige verplichting voor gedeputeerde staten om een register bij te houden van regelingen waaraan de gemeenten deelnemen.

Onderdelen D en E

In onderdeel O van het wetsvoorstel is een aanvulling op artikel 50a opgenomen, die voorziet in een verplicht register in elke provincie vanregelingen waaraan de in die provincie gelegen waterschappen deelnemen (zie toelichting bij onderdeel B van deze nota van wijziging).

Onderdeel F

Dit onderdeel is toegelicht in het algemeen deel van deze toelichting.

Onderdeel G

Artikel II zoals dat in het wetsvoorstel is opgenomen gaat abusievelijk uit van de veronderstelling dat de artikelen van de Wgr waarnaar wordt verwezen in het vierde lid van artikel 12 van de Distributiewet allemaal vervallen. Dat blijkt bij nader inzien niet het geval. De artikelen 99 tot en met 103 blijven in aangepaste vorm bestaan. Daarom zal de buitentoepassingverklaring van deze artikelen in de Distributiewet gehandhaafd moeten worden.

Onderdeel H

In artikel 2, derde lid, van de Wet beheersing huisvestingsvoorzieningen k.o.-l.o. wordt abusievelijk verwezen naar artikel 2, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Nu het voorliggende voorstel van wet bovendien voorziet in het schrappen van artikel 2 wordt die verwijzing veranderd in een verwijzing naar artikel 8, eerste lid.

Onderdeel I

De artikelen IV, V en VI zijn inmiddels achterhaald. Op 6 april 2004 heeft de Eerste Kamer het voorstel van Wet kwaliteitsbevordering rampenbestrijding (Kamerstukken 28 644) aanvaard. Als gevolg daarvan vervalt artikel 16 van de Wet ambulancevervoer (artikel IV, onderdeel G van dat voorstel) en worden de artikelen 5 en 7 van de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen opnieuw vastgesteld (artikel III, onderdeel A van dat voorstel). Op 20 april 2004 heeft de Eerste Kamer het voorstel van Wet op de jeugdzorg aanvaard (kamerstukken 28 168). Als gevolg daarvan vervalt de Wet op de jeugdhulpverlening.

Onderdeel J

De Kaderwet bestuur in verandering vervalt per 1 januari 2005. Het voorstel van wet tot wijziging van de Wgr (voorstel van Wet Wgr-plus) voorziet in het opnemen van een nieuw hoofdstuk XI in de Wet gemeenschappelijke regelingen. Daarin zal een regeling worden getroffen voor zogenaamde plus-gebieden. In een overgangsbepaling wordt vastgelegd dat gemeenschappelijke regelingen, getroffen krachtens de Kaderwet bestuur in verandering (de Kaderwetgebieden) met ingang van 1 januari 2005 zullen gelden als regelingen, tot stand gekomen op basis van het bij die wet op te nemen nieuwe hoofdstuk XI van de Wgr.

Onderdeel K

Het plaatsen van de volledige tekst van de Wet gemeenschappelijke regelingen kan beter wachten tot het voorstel van wet tot wijziging van de Wgr (Wijzigingswet Wgr-plus) tot wet is verheven en in werking is getreden. Met het oog daarop zal bij nota van wijziging een bepaling van die strekking opgenomen worden in het voorstel van Wet Wgr-plus.

Onderdeel L

Bij eerste nota van wijziging is de inwerkingtredingsbepaling van het wetsvoorstel aangepast aan de Tijdelijke referendumwet. Inmiddels is een situatie ontstaan dat de behandeling van het wetsvoorstel parallel loopt met de behandeling van het voorstel van Wet Wgr-plus. Het lijkt daarom beter te bepalen dat de wet in werking treedt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Dan kan de inwerkingtreding van beide wetsvoorstellen zo nodig op elkaar afgestemd worden.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

Naar boven