De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de NVWA in november 2016, toen zij getipt werd over het gebruik
van fipronil in pluimveestallen, de beslissing om al dan niet handhavend op te treden
louter liet afhangen van de vraag of er sprake was van een acuut gevaar voor de volksgezondheid;
constaterende dat de NVWA ten aanzien van de veiligheid van het voedsel dat daadwerkelijk
in de schappen ligt, gehouden is te handhaven op basis van veel bredere criteria,
te weten overschrijding van het maximumresidugehalte van een stof als fipronil in
eieren en overschrijding van de Acute Referentie Dosis bij kleine kinderen;
constaterende dat er aan het begin van de voedselketen een veel beperkter criterium
voor handhaving wordt gehanteerd dan de bij wet vastgestelde normen waaraan voedsel
aan het eind van de keten moet voldoen;
constaterende dat hierdoor maandenlang besmetting van kippen en vervuiling van eieren
met fipronil heeft kunnen plaatsvinden, waarna alsnog moest worden ingegrepen door
de NVWA;
constaterende dat het kabinet deze werkwijze van de NVWA voorlopig ongemoeid laat
omdat het eerst een onderzoek wil laten uitvoeren naar de lessen die er te leren zouden
zijn van de fipronilaffaire;
constaterende dat een voedselschandaal zoals de fipronilaffaire zich op ieder moment
opnieuw kan voordoen als de NVWA aan het begin van de voedselketen geen rekening houdt
met de normen die aan het eind van de voedselketen wel degelijk gehandhaafd moeten
worden;
verzoekt de regering de NVWA per direct te laten handhaven op basis van de normen
voor voedselveiligheid, ook aan het begin van de voedselketen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Ouwehand