26 991 Voedselveiligheid

Nr. 334 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 april 2012

Op 13 maart 2012 heb ik naar aanleiding van vragen van het lid Snijder-Hazelhoff uw Kamer geïnformeerd over de «risico’s voedselveiligheid door Pools strooizout». De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft de Staatsecretaris van EL&I naar aanleiding hiervan per brief op 21 maart 2012 verzocht om een aanvullende brief aan de Kamer te sturen en daarin de onderstaande twee vragen te beantwoorden. Aangezien deze vragen binnen mijn beleidsverantwoordelijkheid vallen heb ik de beantwoording van deze vragen overgenomen.

1. Wat is de rol en controlefunctie van de NVWA bij de import van producten in Nederland?

De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) is actief betrokken bij de import van levensmiddelen uit derde landen (niet EU-landen). Bij producten die afkomstig zijn uit andere lidstaten wordt niet gesproken over import. Immers, deze producten mogen in de Europese Unie, zonder binnengrenzen, vrij worden verhandeld. De NVWA bemonstert wel steekproefsgewijs producten uit andere lidstaten maar het principe van de Europese wetgeving geeft aan dat elke lidstaat zelf de controles uitvoert op de in de betreffende lidstaat geproduceerde producten.

Anders ligt dat bij producten uit derde landen. Hier is een steeds groter aantal Europese verordeningen van toepassing die de autoriteiten aan de buitengrenzen verplicht van een bepaald product een vastgesteld percentage te controleren. Afhankelijk van het product kan dit percentage oplopen tot soms wel 100%.

De NVWA werkt, om deze controles te kunnen uitvoeren, hierbij zeer nauw samen met de Nederlandse douane. Ook voert de NVWA controles uit op producten die niet zijn geregeld via Europese wetgeving. Dit geschiedt steeds risicogebaseerd. Een voorbeeld is de controle op groente en fruit uit Vietnam in verband met de aanwezigheid van residuen van bestrijdingsmiddelen.

2. Hoe is de kwaliteit van de controle op voedselveiligheid in andere lidstaten gewaarborgd?

Na de grote crises aan het begin van dit millennium (zoals BSE, dioxinen) en het toen sterk afgenomen consumentenvertrouwen heeft de Europese Commissie een start gemaakt met de harmonisatie van wetgeving op het terrein van diervoeder- en voedselveiligheid. De diervoeder- en voedselveiligheid in Europa is nu geregeld door een stelsel van verordeningen, die directe werking hebben in alle lidstaten. In deze verordeningen zijn verantwoordelijkheden vastgelegd van het bedrijfsleven, maar ook van de bevoegde autoriteiten die de officiële controles op naleving van de wetgeving moeten uitvoeren. Tevens is hierin het Rapid Alert System Food and Feed (RASFF) vastgelegd, het «snelmeldsysteem» tussen lidstaten indien er onveilige diervoeders of levensmiddelen op de markt zijn gebracht. Dit «snelmeldsysteem» moet er voor zorgen dat onveilige producten snel van de markt gehaald kunnen worden om een hoge mate van bescherming te kunnen bieden aan de consument.

De wetgeving is nu in alle lidstaten gelijk, met zeer beperkte ruimte voor eigen interpretatie door de lidstaten. Onderdeel van het stelsel is de zgn. Controleverordening (EG) nr. 882/2004, die regelt op welke wijze het toezicht op naleving van wetgeving door de bevoegde autoriteiten dient plaats te vinden. Lidstaten dienen een Meerjaren Nationaal Controle Plan op te stellen waarin nauwkeurig het stelsel van officiële controles (het toezicht) wordt beschreven. Deze Nationale Controle Plannen zijn openbaar en worden beoordeeld door de FVO (Food and Veterinairy Office, de auditafdeling van de Europese Commissie). De FVO beoordeelt tevens of lidstaten zich aan de afspraken uit de Controleverordening houden. Zij bezoeken daartoe de lidstaten, beoordelen de procedures en werkwijzen van bevoegde autoriteiten, de corrigerende maatregelen die genomen worden in bedrijven en daarmee uiteindelijk de effectiviteit van de officiële controles. De bevindingen worden gerapporteerd aan de Europese Commissie en worden daarna openbaar gemaakt.

Het hele stelsel aan verordeningen, de Meerjaren Nationaal Controle Plannen en de controlebezoeken van de FVO moeten lidstaten elkaar het vertrouwen geven dat in Europa diervoeders en levensmiddelen veilig zijn. De hele voedselketen valt onder dit stelsel, zowel de primaire productie, de import, de productie, de opslag en handel en uiteindelijk de verkoop aan de consument.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E. I. Schippers

Naar boven