26 991 Voedselveiligheid

Nr. 312 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 maart 2011

Bij brief van 9 maart jl. (kenmerk 32658/2011D12012) heeft de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie mij verzocht om voorafgaand aan de plenaire behandeling van het wetsvoorstel Tijdelijke wijziging van de Visserijwet 1963 in verband met de invoering van de bevoegdheid tot het treffen van bestuurlijke maatregelen (Kamerstuk 32 658) meer inzicht te geven in de compensatiemaatregelen voor vissers. Met deze brief voldoe ik aan dat verzoek.

In de Algemene Voorwaarden (AV) voor verhuring van visrechten door de Staat is opgenomen dat de Staat – in het geval de huurovereenkomst wordt opgezegd omdat enig openbaar algemeen belang dit vordert – aan de huurder een tegemoetkoming verleent in de door de huurder met het oog op de visserij gedurende de huurtijd gemaakte kosten, welke wegens beëindiging van de huur niet meer uit de te verkrijgen opbrengsten van de visserij kunnen worden goedgemaakt. Via de AV zal ik derhalve op grond van deze bepaling de vissers compenseren; dit betreft bijvoorbeeld de recente investeringen in netten die de vangst van wolhandkrab mogelijk maakten en nu niet meer kunnen worden terugverdiend.

Hiervoor genoemde bepaling is niet opgenomen in de AV die van toepassing zijn op de toestemmingen die door de Staat zijn verleend. Ik zal bij beëindiging de betreffende bepaling echter overeenkomstig toepassen. Ook zal ten aanzien van huurovereenkomsten en toestemmingen die zijn uitgegeven op grond van visrechten van andere overheden en particulieren de bepaling overeenkomstig worden toegepast. Alle vissers zullen dus op grond van dezelfde criteria worden gecompenseerd.

Naast bovenstaande zullen huursommen (en vergoedingssommen voor toestemmingen) die vanwege beëindiging onverschuldigd zijn geworden aan de vissers worden terugbetaald. Ook hiertoe is de Staat overigens al gehouden ingevolge de AV.

In de nota naar aanleiding van het verslag heb ik aangegeven dat ik zal bezien of (en in welke mate) tevens een tegemoetkoming kan worden verleend, die gerelateerd is aan de hoeveelheid paling en wolhandkrab in de te sluiten gebieden die wél aan de warenwetnorm voldoet en het daaraan verbonden inkomensverlies. Daartoe zal binnen het te sluiten gebied op een aantal meetpunten het dioxinegehalte van individuele palingen en wolhandkrab – die op die meetpunten worden gevangen – worden doorgemeten. Dit extra onderzoek is noodzakelijk aangezien de huidige onderzoeksresultaten verkregen zijn uit mengmonsters. Dat is een meting van een monster dat bestaat uit 25 palingen gevangen op één bemonsteringslocatie. Dat geeft een gemiddelde waarde van de vervuiling; op basis van deze gemiddelde waarde heb ik de te sluiten gebieden bepaald. De mengmonsters geven echter geen informatie over de vervuiling per paling.

Ik verwacht dat met de specifieke aanvullende onderzoeksgegevens met voldoende zekerheidsmarge kan worden berekend welk percentage paling en wolhandkrab gemiddeld binnen het te sluiten gebied aan de warenwetnorm voldoet. Met dat gegeven zal een forfaitaire tegemoetkoming kunnen worden vastgesteld die is gebaseerd op vangsten paling en wolhandkrab die aan de warenwetnorm voldoen.

Tot slot wijs ik er nogmaals op dat deze tegemoetkoming aan de Europese Commissie ter goedkeuring zal moeten worden voorgelegd.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker

Naar boven