26 991
Voedselveiligheid

nr. 271
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 27 juli 2009

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1, de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties2 en de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport3 hebben op 25 juni 2009 overleg gevoerd met minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over:

– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 4 februari 2009 over de onderbouwing keuze regionale servicekantoren (26 991, nr. 244);

– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 10 maart 2009 over de onderbouwing keuze regionale servicekantoren (26 991, nr. 249);

– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 15 april 2009 over de proportionaliteit van het sanctiebeleid VWA (26 991, nr. 250);

– de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 27 april 2009 over de vermindering van arbeidsplaatsen als gevolg van de invulling van de taakstelling sector Rijk en ZBO’s en de verdeling over de provincies (31 490, nr. 21);

– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 15 juni 2009 over de rapportage van de Raad van advies over Bureau Risicobeoordeling van de VWA (31 700-XIV, nr. 158);

– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 15 juni 2009 over het onderzoek incentives wrak vee (26 991, nr. 258);

– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 22 juni 2009 over de werving van dierenartsen in Tsjechië door VWA (26 991, nr. 259);

– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 22 juni 2009 met de reactie op het verzoek van de commissie voor LNV over de VWA-retributies (26 991, nr. 260);

– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 22 juni 2009 met de reactie op het verzoek van de commissie voor LNV over het aanbieden van levende varkens voor destructie (28 286, nr. 301);

– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 23 juni 2009 over de huisvesting van de nieuwe VWA (26 991, nr. 262);

– de aanvullende brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 25 juni 2009 over de huisvesting van de nieuwe VWA in de regio’s Limburg en het noorden van Nederland (26 991, nr. 261).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Atsma

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Leerdam

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Smeets

De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Dortmans

Voorzitter: Schreijer-Pierik

Griffier: Dortmans

Aanwezig zijn 7 leden der Kamer, te weten: Atsma, Graus, Schreijer-Pierik, Snijder-Hazelhoff, Thieme, Van Velzen, Waalkens,

en minister Verburg, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.

De voorzitter: Ik open de vergadering van de vaste commissie voor LNV en heet alle aanwezigen hartelijk welkom. Aan de orde is de fusie van de Voedsel en Waren Autoriteit, de Algemene Inspectiedienst en de Plantenziektekundige Dienst. Dit overleg duurt tot 16.00 uur. Om 13.30 uur schorsen wij kort om het afscheid bij te wonen van Kamerleden die naar het Europees Parlement vertrekken. De Kamerleden en de minister willen daarbij graag aanwezig zijn. Daarna volgen in de plenaire zaal nog de regeling van werkzaamheden en een korte stemming. De spreektijd in eerste termijn bedraagt 5 minuten.

De heer Atsma (CDA): Voorzitter. Dit is een belangrijk overleg, omdat er zowel inhoudelijke onderwerpen ten aanzien van de VWA op de agenda staan als onderwerpen over de organisatie. Wat ons betreft moet wat het zwaarst is, het zwaarst wegen. Wij willen dus vooral ingaan op de huisvesting en de toekomstige organisatie van de VWA. Wij hebben deze week een brief van de minister ontvangen, waaraan vanmorgen nog nadere duiding is gegeven. Wij zijn de minister erkentelijk voor wat zij heeft verwoord. De minister heeft als opdracht van de Kamer meegekregen om, globaal genomen, het aantal fte’s bij de VWA van 2500 terug te brengen tot 2000. Toen wij hierover een halfjaar geleden spraken, zei de minister dat het terugbrengen van het aantal fte’s alleen realiseerbaar is door een centrale huisvesting te organiseren: een centraal hoofdkantoor waar alle hoofdkantoorfuncties worden geclusterd, met daarnaast een aantal stevige regionale kantoren. De CDA-fractie heeft toen samen met anderen gezegd dat de regio’s wat haar betreft ook zodanig zouden moeten worden bediend dat het logisch zou zijn om de ambulante medewerkers hun dagelijkse werk op de bedrijfsvloeren te laten doen vanuit de regionale vestigingen. Wij hebben gepleit voor een evenwichtige spreiding over het noorden, het oosten, het zuidwesten en het zuidoosten. Ik wil graag mijn commentaar geven op de vertaling die de minister daarvan heeft gegeven.

Allereerst de vestiging van het hoofdkantoor. Wij hebben in een eerste ronde kanttekeningen geplaatst bij de verhuizing van het hoofdkantoor van Den Haag naar Utrecht. Wij vroegen ons af die verhuizing een goed idee was. Er is nieuwe huisvesting van recente datum in Den Haag. Is het verstandig om de hele handel nu naar Utrecht te verhuizen? Is dat geen kapitaalvernietiging? Wij vinden de onderbouwing door de minister in haar brief van deze week echter overtuigend. Wij hebben ons vooral laten leiden door de vraag of de verhuizing van Den Haag naar Utrecht niet veel beweging betekent. De minister heeft vooral de rekensom gemaakt hoeveel het de mensen uit het land aan reistijd gaat kosten om naar het hoofdkantoor in Utrecht te moeten reizen. Als je vanuit die optiek naar de kwestie kijkt, zijn er inderdaad argumenten om voor Utrecht te kiezen. De centrale ligging van Utrecht en de ligging aan het spoor spelen een belangrijke rol. Niemand in deze zaal zal zeggen dat Utrecht minder centraal ligt dan Den Haag. Wat dat betreft steunen wij deze benadering dus.

Ten aanzien van de decentrale vestigingen hebben wij in eerste instantie onze zorg uitgesproken over de spreiding in de regio. Wij hebben gezegd dat die spreiding zou moeten worden gezien in de context van een totale reorganisatie van de rijksdienst. De minister van BZK heeft in april een bijdrage hierover aan de Kamer gestuurd. Daaruit valt op te maken dat van de regio’s die meer dan gemiddeld zijn getroffen, met name Groningen weg dreigt te zakken. Dat is een helder signaal bij de invulling van de decentrale locaties. Er ligt nog een motie van de collega’s Heijnen en Schinkelshoek waarin de regering wordt verzocht om vooral naar de regio’s te blijven kijken. Ten aanzien van de feitelijke locatie heeft de minister gezegd dat zij kiest voor Wageningen vanwege de laboratoriumfunctie die daar kan worden gecentraliseerd. Dat lijkt ons logisch, kijkend naar de taakopdracht. De minister houdt vast aan Zwolle. Wij hebben daar geen moeite mee, net zo min als met Zwijndrecht.

Bij Eindhoven hebben wij ons afgevraagd wat die locatie betekent voor de werkgelegenheid in Zuidoost-Nederland. In Eindhoven zat en zit de grote regionale VWA-vestiging voor het zuiden van het land. Wij hebben onze overweging over Eindhoven gekoppeld aan de discussie over het verdwijnen van de AID in Kerkrade. Kijkend naar de analyse van de werkgelegenheid kun je niet anders dan concluderen dat Eindhoven er in absolute zin zeker niet beter afkomt dan het zuiden van Limburg. In die zin kunnen wij dus de keuze van de minister voor Eindhoven begrijpen, ook na verdiscontering van de kostenoperatie die de verhuizing over een afstand van 30 of 40 kilometer met zich zou brengen. Dat laat onverlet dat de situatie in Limburg zorgelijk is. Daarom zijn wij blij met de brief van vanmorgen, waarin de minister schrijft dat zij ook bereid is om een aantal arbeidsplaatsen in het noorden van Limburg te situeren. Daarnaast schrijft zij dat het opleidingsinstituut voor de VWA in haar ogen ook in het noorden van Limburg zou kunnen komen. Wij vinden dat een verstandige benadering, die steun verdient. Alles afwegende zijn er dus argumenten om ja te zeggen. Dat laat onverlet dat de algehele positie van het zuiden van Limburg zorgelijk is, ook wat betreft de werkloosheidscijfers en de zaken die in een aantal sectoren nog meer op stapel lijkt te staan. Dit is echter niet alleen de verantwoordelijkheid van de minister van LNV, maar die van het totale kabinet. Wij vragen de minister daarom om binnen het kabinet aandacht te vragen voor de werkgelegenheid in het zuiden van Limburg, en daar vooral naar te kijken door de bril van de rijksdiensten.

Mijn laatste opmerking over de huisvesting betreft Groningen. Ik ben blij dat de minister vanmorgen heeft laten weten dat de VWA-vestiging in Groningen kan blijven. Het is een thuislocatie voor de150 mensen die ambulant actief zijn in Noord-Nederland. Wij nemen aan dat daarnaast uiteraard ook de vaste bemensing van het kantoor gelijk oploopt. Dat de laboratoriumfunctie op termijn vervalt in Groningen is een gegeven. Wij hebben dat in een eerder stadium al geaccepteerd. Kortom, ik ben blij met het nieuwe huisvestingsplaatje.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Het kan verkeren, zeggen ze dan. Ik schrik een beetje van de reactie van de CDA-fractie. In de brief van de minister staat alleen dat er een kantoor in Groningen blijft. Het regionaal servicecentrum blijft in Zwolle en de drie andere steunpunten blijven in het noorden. Wat Groningen wordt, is echter een groot raadsel. De CDA-fractie gaat er dus mee akkoord dat er ergens nog een paar poppetjes blijven zweven. De CDA-fractie heeft ook ingestemd met alle moties die beoogden dat er iets in Limburg zou blijven, maar nu blijkt dat het voor haar voldoende is dat er zes fte’s naar Horst gaan. Is dat voldoende om de werkgelegenheid in Limburg te waarborgen?

De heer Atsma (CDA): Het is maar hoe je je knopen telt. Wat Groningen betreft, heb ik het inderdaad over 150 ambulante inspecteurs, die Groningen als uitvalsbasis houden. Dat is overigens op dit moment ook het geval. We moeten de feiten wel op een rij zetten en mevrouw Snijder bagatelliseert enorm. Zij verkleint het aantal eigenlijk. Ik wil er toch op wijzen dat de minister een enorme slag richting de Kamer heeft gemaakt. Dat daaraan nog een dertigtal vaste fte’s is gekoppeld, heb ik ook gezegd. Groningen blijft overeind als uitvalsbasis voor de noordelijke ambulante inspecteurs. Het zijn in totaal 150 fte’s. In mijn beleving was dat een halfjaar geleden niet aan de orde. Ik vind dat de minister op dit punt goed heeft geluisterd naar de Kamer en ook naar mevrouw Snijder. We hebben er collectief voor gepleit om een vestiging in het noorden overeind te houden. Ik neem aan dat dit ook betekent dat het huidige kantoor kan blijven bestaan. Dat is pure winst, want we stonden op nul en nu komen we hierop uit. Ik vind de opmerking van mevrouw Snijder-Hazelhoff dus niet terecht.

Over Limburg heb ik al gezegd dat ik blij ben dat de minister een deel van de ambulante medewerkers in Limburg wil laten functioneren. Daarnaast ben ik blij dat de minister zegt dat het opleidingsinstituut voor de VWA in Limburg kan komen. Dat laat onverlet dat er over Zuid-Limburg in zijn algemeenheid een grote zorg bestaat, die we allemaal zouden moeten delen. Ik vind dat de minister voor deze kwestie ook een appel mag doen op de collega’s in het kabinet. De fusie van de AID met de VWA en de PD is een feit. Daartegen hebben wij eerder al ja gezegd. De minister heeft beargumenteerd waarom het hoofdkantoor gecentraliseerd moet worden, met alle bijbehorende functies op één plek en dat kan niet ergens anders.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): In de brief staat: «Naast het regionaal servicecentrum in Zwolle en de drie steunpunten in het noorden, ben ik bereid het kantoor in Groningen aan te houden», en daarover gaat mijn vraag aan de heer Atsma. Vorig jaar is hij namelijk als CDA-woordvoerder met ons opgetrokken om ervoor te zorgen dat er een steunpunt in het noorden bleef. Vindt hij dit dan voldoende? Vindt hij ook niet dat het kantoor in Groningen een beter etiket zou moeten krijgen? Ik ben namelijk bang dat we het anders op termijn zien verdwijnen.

De heer Atsma (CDA): Ik lees het zoals ik het heb geprobeerd uit te leggen. Het kantoor in Groningen blijft een vaste plek voor de 150 ambulante medewerkers, inclusief een aantal vaste arbeidsplaatsen die daaraan natuurlijk onlosmakelijk zijn verbonden. Het interesseert me eerlijk gezegd niet zo veel welk etiket je erop plakt. Het gaat mij er vooral om dat er een dienst blijft in Noord-Nederland en dat is op deze manier gewaarborgd. Als ik het verkeerd heb, hoor ik dat straks wel van de minister. Ik ben hier blij mee en ik vind dat we op dit punt onze knopen moeten tellen.

Mevrouw Van Velzen (SP): Bij knopen tellen kan ik me in het geval van Groningen nog iets voorstellen, maar Limburg staat in Nederland toch met stip op nummer twee qua werkloosheidscijfers? De heer Atsma zegt alleen dat het hem grote zorgen baart en dat het kabinet het er maar over moet hebben. We hebben het er hier vandaag over. De minister komt met het voorstel om zes fte’s in Horst te plaatsen. Horst is helemaal in het noorden van Limburg. Kerkrade valt gewoon weg. Het gaat om een regio waar ook in het verleden al heel veel banen zijn weggevallen. Als de heer Atsma grote zorgen heeft, moeten we hier gewoon een slag slaan. De minister wijst erop dat er een opleidingscentrum komt en dat er indirecte werkgelegenheid in de horeca zal komen. Ik kan me echter niet voorstellen dat de mensen die nu in Kerkrade werken, denken: ja leuk, dan ga ik de derde kroeg in Horst beginnen; leuk voor de werkgelegenheid! Zo werkt het niet. De heer Atsma zal het met mij eens moeten zijn dat wij ervoor moeten pleiten dat de werkgelegenheid in Zuid-Limburg en Midden-Limburg blijft bestaan en dat wij dus niet akkoord zouden moeten gaan met het voorstel van de minister.

De heer Atsma (CDA): Ten eerste klopt het aantal fte’s dat mevrouw Van Velzen noemt niet. Zij moet de brief van vanmorgen er maar op nalezen. Ten tweede zegt de minister terecht dat er honderden cursussen in Noord-Limburg zullen worden gegeven. Daaraan is een indirect effect verbonden. Als we kiezen voor een centrale huisvesting inclusief alle hoofdkantoorfuncties, maken we een vrij fundamentele keuze. Als je in Midden- of Zuid-Limburg tien kilometer naar links of naar rechts gaat, zit je in Duitsland of België. We kunnen daar niet veel ambulante medewerkers huisvesten, want daar is geen werk voor. Als we kiezen voor een groot aantal structurele arbeidsplaatsen binnen de VWA in Zuid-Limburg, hebben we het over een hoofdkantoorfunctie. Die keuze is niet gemaakt en dat delen wij.

Mevrouw Van Velzen (SP): De heer Atsma zegt dat mijn getallen niet juist zijn. Er wordt gesproken over zes fte’s in Horst en dan nog een paar handen vol, namelijk zestien, ambulante inspecteurs. Dat zijn de getallen: zes en zestien. Dat is dus een heel substantiële reductie. Bovendien is het Horst en niet Kerkrade. De mensen in Kerkrade hebben jarenlang hun werk gedaan. Het zijn goede inspecteurs. Jullie hebben met elkaar het plan bedacht dat al die diensten gehusseld en gefuseerd moeten worden. Ik zou zeggen: kijk naar het alternatieve plan van de ondernemingsraad van de AID. Daarin wordt én bezuinigd én de werkgelegenheid in Kerkrade behouden. Als je je daadwerkelijk zorgen maakt om wat er in Limburg gebeurt op het gebied van de werkgelegenheid en de hoge werkloosheid, doe dan niet een oproep aan het kabinet, maar neem de eigen positie serieus en pleit ervoor om de werkgelegenheid in Zuid-Limburg te behouden.

De heer Atsma (CDA): Ik kan mezelf herhalen, maar dat heeft geen zin. De minister heeft overigens de suggesties van de centrale ondernemingsraad van de AID weerlegd. Daar is geen alternatief voor. Ik doe dan ook een appel op de minister om bij de collega’s in het kabinet ten aanzien van andere diensten te kijken naar de specifieke situatie in Zuid-Limburg.

Ik kom nu toe aan al die andere opmerkingen die op de agenda stonden. Het eerste punt betreft de openbaarmaking van gegevens. In toenemende mate horen wij klachten over de effecten van openbaarmaking. Het CBL zegt op basis van juridische adviezen dat de gang van zaken onrechtmatig en onhoudbaar is. Ik vraag de minister om een reactie daarop. Ten aanzien van de retributies sluit ik me aan bij de intentie die mevrouw Snijder in een motie heeft uitgesproken. Er moet absoluut sprake zijn van een level playing field. Die waarschuwing willen we de minister nogmaals meegeven.

De heer Graus (PVV): De CDA-fractie heeft een aangenomen motie gesteund om de AID in Kerkrade te behouden. Waarom heeft de CDA-fractie de door mij ingediende tweede motie, waarin de minister wordt verzocht om die eerste motie uit te voeren, niet gesteund? Dat betekende niet alleen een doodsteek voor de Limburgers, onder wie het CDA altijd veel aanhangers heeft gehad, maar ook dacht ik altijd dat het CDA er voorstander van was dat aangenomen moties uitgevoerd worden. Het CDA heeft de PVV daarmee echter laten vallen en is het er dus niet meer mee eens dat aangenomen moties moeten worden uitgevoerd.

De heer Atsma (CDA): Die discussie hebben we eerder gevoerd. Er is later nog een nieuwe motie ingediend, waarin werd gesproken over een sterke vestiging van de VWA in Zuid-Nederland. Die motie is aangenomen en er wordt nu invulling aan gegeven.

Mevrouw Thieme (PvdD): Voorzitter. De dieronvriendelijke praktijken in de veehouderij stapelen zich op. We hebben het ene AO na het andere over de misstanden in de veehouderij. Onderzoeker Vanthemsche constateerde normvervaging bij slachthuizen, verzamelplaatsen en transport. De kippenslacht deugt niet en er zijn structurele dierenwelzijnsproblemen bij het transport. Ik noem wrak vee en overladen vrachtwagens. Nu is er weer een enorme varkenssterfte op de bedrijven. Uit cijfers van Rendac blijkt dat het gaat om 5 miljoen biggen, 500 000 vleesvarkens en 60 000 zeugen. En dat is nog niet alles. Beelden laten zien dat het voorkomt dat levende biggen in destructietonnen worden gedumpt. Ik ben blij dat de minister zegt dat het mens- en dieronwaardig is als levende biggen in destructietonnen worden gegooid. Belangrijker vind ik echter de manier waarop de minister de massale sterfte van biggen op varkenshouderijen gaat inperken. Het is te makkelijk om te stellen dat die inherent is aan natuurlijke en biologische processen, of om de zeug zelf de schuld te geven, omdat ze op haar biggen zou gaan liggen. Als dat zo is, hoe verklaart de minister dan een jaarlijkse toename in de sterfte? Worden zeugen onhandiger of is de zogenaamde verklaring een verkapt pleidooi voor de bio-industrie, die de zeugen hun leven lang vastklemt tussen vier stalen hekken?

De Wageningse onderzoeker Herman Vermeer is er helder over. Hij constateert dat de focus op meer biggen per worp heeft geleid tot vroegere geboorten en dus zwakkere dieren. Waar een everzwijn in de natuur per jaar 5 biggen werpt, is een zeug in de bio-industrie zo doorgefokt dat zij inmiddels bijna 30 biggen per jaar werpt. De sector wil dat aantal verder opvoeren tot 40 biggen per jaar. Ik krijg graag een reactie op de constatering van Vermeer. Niet alleen de biggen sterven massaal op bedrijven. Ook zeugen creperen. De minister kan gewoonweg niet volstaan met de houding «waar gehakt wordt, vallen spaanders». We hebben het hier niet over hout, maar over levende wezens met gevoel.

Dat brengt me op het punt van de zorgplicht uit artikel 37 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Het is simpelweg een overtreding van dit artikel dat varkenshouders geen dierenartsen bij zieke zeugen of biggen laten. Ik hoorde mevrouw Ten Have van LTO Nederland, zelf biggenkweker, bij EénVandaag beweren dat ze zelf genoeg kennis heeft om de doodzieke dieren te behandelen. Ik vraag de minister of zij vindt dat varkenshouders over de capaciteiten beschikken om taken van dierenartsen over te nemen. Daarnaast wil ik een reactie op mijn stelling dat het niet inschakelen van een dierenarts in strijd is met artikel 37 van de GWWD.

De minister wil een discussie met de sector en met maatschappelijke organisaties over de stijgende biggenproductie. Wanneer gaat zij een dergelijke bijeenkomst organiseren? De minister zegt dat de sector tot nu toe geen effectieve maatregelen heeft getroffen in termen van huisvesting, fokkerij, voeding en dergelijke om de sterftecijfers terug te dringen. Gezondheids- en welzijnsgevaarlijke ingrepen bij biggen, zoals castratie, staarten couperen en tanden vijlen, zijn aan de orde van de dag. Met het toedienen van antibiotica wordt geprobeerd om infecties tegen te gaan. Desondanks worden miljoenen biggen niet ouder dan een paar weken. Als de overgebleven biggen na slechts drie weken van hun moeder worden gescheiden, zijn ze vaak nog zwak en vatbaar voor ziekten. Kan de minister een deadline instellen voor zichtbare verbeteringen? Hoe lang krijgt de sector de ruimte om voor die paar cent die af en toe aan een varken wordt verdiend, het varken te mutileren, op te fokken tot een biggenwerpmachine en vol te stoppen met antibiotica? Wanneer verbiedt de minister supermarkten zoals C1000 om tegen dumpprijzen vlees aan te bieden?

Je zult maar VWA’er of AID’er zijn en te maken krijgen met fusieplannen, krimptaakstellingen en het verdwijnen van expertise door verplichte roulatie. Je zult maar te maken hebben met boeren en dieren- en vleeshandelaren die je tegenwerken, je intimideren of simpelweg de wetten niet respecteren. Rapport na rapport rept over deze ondermijnende factoren voor een goed handhavingsbeleid. Het blijkt helaas ook maar al te vaak uit de berichtgeving. Ik citeer uit het Agrarisch Dagblad van deze week: «De Nederlandse Bond voor Handelaren in Vee is niet te spreken over de actie van de Algemene Inspectiedienst om extra te controleren op illegaal verzamelen van vee». De regels moeten gewoon versoepeld worden, vindt de bond. Dezelfde redenering hanteert de bond bij geconstateerde overbelading. Nu zijn we dit wel gewend van de Nederlandse Bond voor Handelaren in Vee, die wat ons betreft allang niet meer aan de poldertafel van de overheid had mogen zitten. Dit is toch onbestaanbaar? En er komt nog bij dat meer dan de helft van de varkensboeren de wet overtreedt en dat de kippenslachterijen de regels structureel aan hun laars lappen. U begrijpt dat ik van de minister wil weten wat zij vindt van een dergelijke opstelling van de bond. Moet zij het vertrouwen in de sector onderhand niet uit haar tenen halen? Een minister die weigert wetten te maken, omdat zij heilig gelooft in zelfregulering, zou toch op zijn minst alles op alles moeten zetten om ervoor te zorgen dat toezicht en handhaving voor 100% op orde zijn?

Rapport na rapport bevestigt dat er structurele systeemfouten zitten in de organisaties van de AID en de VWA en er sprake is van wetsovertredend gedrag in de sector. Een fusie van de organisaties zal de situatie nog eens extra complex maken en zal de kernproblemen toedekken. Het advies van de ondernemingsraad van de AID over de fusie wijst ook op die problemen. De ondernemingsraad maakt zich zorgen over het voornemen om medewerkers om de drie tot vijf jaar van functie te laten wisselen. De or schrijft in haar advies van januari 2009 over de fusie dat het voornemen volledig voorbijgaat aan de kracht van de organisatie, zijnde de kennis en de ervaring van de medewerkers. De or ervaart de huidige krimptaakstelling als zeer risicovol. De or laakt het vertrouwen op zelfregulering en beroept zich op wetenschappers die wijzen op de gevaren ervan. Wat gaat de minister doen met deze bezwaren van de or, met name die op het gebied van de roulatie? Een fusie van VWA, AID en PD is vooralsnog niet wenselijk. Wij weten dankzij de rapporten van Hoekstra en Vanthemsche wat de knelpunten zijn bij de VWA. We moeten die ook boven tafel krijgen bij de AID. De alarmerende berichten over de gebrekkige handhaving van de Flora- en faunawet en het Cites-verdrag, het gebrek aan expertise door roulatie, een gebrek aan prioritering, het kortwieken van de natuurgroep van de AID .... de onderste steen moet boven komen. Alleen zo kan serieus bekeken worden of en in hoeverre er sprake kan zijn van een vruchtbare samenwerking tussen of fusie van de diensten. Is de minister bereid tot zo’n onafhankelijk onderzoek of moet er zich eerst weer een spraakmakend misverstand voordoen?

Mevrouw Van Velzen (SP): Voorzitter. Het afgelopen jaar en de jaren daarvoor hebben wij aan de lopende band alarmerende berichten mogen ontvangen over het functioneren van de AID en de VWA. Er zijn dan ook niet voor niets twee onderzoeken uitgevoerd door de heren Hoekstra en Vanthemsche, die beide hebben aangegeven dat er sprake is van grote misstanden. Als ik echter de brieven van de minister zie, lijkt het of de urgentie om de problemen op te lossen totaal opzij is geschoven en haar focus helemaal op fuseren en bezuinigen is. Vanthemsche zei daarover: «Elk nieuw probleem wordt opgelost met een nieuw veranderingsplan, dat al snel ingehaald wordt door het volgende». Dat is exact wat de minister doet.

De impact van de fusie van AID, VWA en PD op de werkgelegenheid is het grootst in Groningen en Zuid-Holland, schrijft de minister. Als wij echter kijken naar de mogelijkheden voor vervangende werkgelegenheid, zien wij een groot probleem in met name Groningen en Limburg. De minister is overstag gegaan: in Groningen heeft ze iets geregeld. Ik hoop dat ze kan garanderen dat het betekent dat alle werkgelegenheid in stand blijft. De reden van de omslag van de minister is mij echter volstrekt onduidelijk. Aanvankelijk was de minister er zo stellig van overtuigd dat het op een bepaalde manier moest gebeuren dat ze niet eens een aanvullende brief aan de Kamer wilde sturen, maar vannacht is er plotseling iets gebeurd: Groningen blijft behouden. Ik juich dat toe. Ik vind het heel belangrijk dat de werkgelegenheid daar in stand blijft, maar ik wil toch weten waarom de minister zo plotseling van mening is veranderd. Misschien is er in de wandelgangen iets gebeurd, maar het is wel een rare gang van zaken. En waarom is dit niet voor Limburg gebeurd? Zoals ik al zei, ben ik blij dat de minister zich vannacht of gisteravond heeft bedacht en heeft besloten om de werkgelegenheid bij deze diensten in Groningen niet helemaal om zeep te helpen. Ik wil wel weten hoeveel werkgelegenheid er wel gaat verdwijnen en hoe de minister gaat zorgen voor vervangende werkgelegenheid in Groningen. We moeten de vlag niet te snel uithangen.

Ik zie dat de minister haar handtekening blijft zetten onder het om zeep helpen van de dienst in Kerkrade. Ik heb daar grote problemen mee. De minister lijkt de fusie te bekijken alsof de wereld plotseling nieuw is, maar er is al van alles gebeurd in Limburg. Ik wijs op de eerdere bezuinigingen op UWV en Belastingdienst. De banen die daardoor zijn weggevallen, moeten bij deze plannen ook bekeken worden. Een hoge werkloosheid in Limburg zou iedereen zorgen moeten baren en zo moeten nopen tot de conclusie dat wij de werkgelegenheid, met name in Kerkrade, in stand moeten houden. De minister wil overwegen om in Horst een opleidingscentrum neer te zetten. Dat zijn zes fte’s. Hoezo overwegen? Heeft de minister geen besluit genomen? Welke overwegingen zijn er? Hoe bekijkt de minister deze kwestie? Als de minister toch nog aan het nadenken is, waarom zet ze het opleidingscentrum dan niet gewoon in Kerkrade neer? Daar hebben we namelijk een probleem met de werkgelegenheid. Kort samengevat: het gaat hier niet om getalletjes die tegenover elkaar gezet moeten worden, want getalletjes kun je altijd alle kanten opbuigen. Het gaat hier om mensen. Het gaat hier om mensen in Kerkrade die hun baan om zeep geholpen zien en die niet met zijn allen die zes fte’s in Horst kunnen bezetten.

Ook de transporten staan op de agenda. Als ik het goed begrijp, zijn per 25 mei alle klepkeuringen definitief afgeschaft voor bedrijven die zich hebben aangesloten bij een van de twee systemen Dierwaardig Vervoer of NBW-Q. Ernst & Young heeft inmiddels geconcludeerd dat ook NBW voldoet aan de criteria. We hebben hier heel vaak in de Kamer over gesproken. Waarom hebben wij dat rapport van Ernst & Young dan niet gekregen? Waarom hebben we niet samen met de minister kunnen concluderen dat het in orde is? Waarom heeft zij de klepkeuringen al opgeheven, terwijl ze wist dat er een debat aankwam? Ik snap niet waarom de minister zo snel is gegaan. Kan zij een stap terug zetten, ons het rapport sturen en ons de kans geven om met haar mee te denken en te bekijken of zij is tegemoetgekomen aan het bijzonder stevige commentaar dat in de debatten is geuit?

Mevrouw Thieme refereerde al aan het artikel in het Agrarisch Dagblad, waarin de voorzitter van de Nederlandse Bond voor Handelaren in Vee dreigende taal uitslaat die er kortweg op neerkomt dat de AID als hij doorgaat met extra controleren op het illegaal verzamelen van vee, het overleg doorkruist over het versoepelen van de regels voor het verzamelen van vee. Wat is dat voor een overleg over het versoepelen van de regels? Wij zitten helemaal niet te wachten op versoepeling van regels. Dit is ook helemaal niet het moment daarvoor. We bekijken juist of we ervoor kunnen zorgen dat de handhaving, de controle en het aanpakken van misstanden adequaat kunnen gebeuren. Van versoepelen zou dan geen sprake kunnen zijn. Wat vindt de minister van deze subtiele vorm van chantage via de media, waarin deze meneer zegt dat het overleg zal stagneren als zij controles uitvoert? Ik vind het juist hartstikke goed dat de minister controleert. Zij moet dat vooral blijven doen en wat mij betreft zo scherp mogelijk, want de misstanden gaven daar aanleiding toe. Moet ik uit de woorden van dit heerschap opmaken dat er tot nu toe niet stevig werd gecontroleerd? Dat kan ik mij eigenlijk niet voorstellen, maar zo klinken zijn woorden wel. Ik krijg hier graag opheldering over.

We hebben een brief ontvangen over de proportionaliteit van het sanctiebeleid bij diertransporten. Die brief ziet er goed uit, maar het gaat er uiteindelijk om of er daadwerkelijk wordt gehandhaafd en of er frequent stevige sancties worden opgelegd. We kunnen natuurlijk de regels en de bestuurlijke boetes aanpassen. Dat vind ik heel goed en ik ben er blij mee, maar het gaat om de praktijk. Ik vraag de minister dus nogmaals om een overzicht. Ik wil gewoon inzicht hebben in het aantal overtredingen dat wordt geconstateerd, de sancties die worden opgelegd en het aantal vergunningen dat wordt ingetrokken. De minister heeft tot nu toe altijd gezegd dat de gegevens niet centraal worden bijgehouden, maar als zij dat inmiddels een jaar zegt, had zij het dus al wel een jaar kunnen doen. Ik neem aan dat het nu is geregeld, maar ik heb daar graag helderheid over.

De minister heeft een oplossing gevonden voor het tekort aan dierenartsen bij de VWA, namelijk het halen van dierenartsen uit Tsjechië. Dat vind ik interessant. Ik denk dat het beter is om te kijken naar de oorzaken van het tekort aan dierenartsen bij de VWA. Die oorzaken zouden best wel eens kunnen liggen in de hoogte van het salaris of in de werksfeer. Laten we daar eens naar gaan kijken. En als we dan Tsjechen hierheen gaan halen, ben ik toch benieuwd wat dat zou gaan kosten. Die mensen hebben waarschijnlijk wel een goede opleiding, maar ze spreken geen Nederlands en je kunt niet van hen verwachten dat ze een spoedcursus Nederlands gaan volgen en dan in Brabant naar een varkensboer toestappen en vragen: hé, zit bij u alles wel in orde? Dan zegt zo’n varkensboer ook: wa zedde gij nou? Dat werkt toch niet?

Er stonden veel brieven op de lijst en ik zal dus snel verdergaan. Over levende varkens die ter destructie worden aangeboden, zegt de minister dat elke keer er een te veel is. Dat ben ik helemaal met haar eens. Hartstikke goed. Nu gaat Rendac dat aanbieden echter monitoren en de bevindingen aan de minister doorgeven. Ik stel de minister voor om meteen actie te ondernemen. Vraag Rendac om het elke keer direct te melden als er levende dieren worden aangeboden, zodat de inspectiediensten actie kunnen ondernemen. Voer een lik-op-stukbeleid. De minister stelt dat het een anonieme melding was, maar ik heb de beelden gewoon op YouTube zien staan. Een beetje inspecteur kan er zo achter komen waar het is gebeurd. Een anonieme persoon is wel bekend bij degene die de beelden heeft aangenomen. Die persoon moet kunnen worden aangepakt. Ik wil graag weten hoe de handhaving door de AID überhaupt verloopt wat betreft destructie. De minister deed de mededeling dat er het afgelopen jaar drie meldingen zijn binnengekomen, waartegen handhavend is opgetreden, maar ik wil weten hoeveel controles er zijn geweest, wat de aard van de overtredingen was en welke sancties er zijn opgelegd. Als ik de krant mag geloven, heeft namelijk onlangs in Someren iemand 200 runderkadavers begraven. Als ik diezelfde krant mag geloven, is die boer gevraagd of hij die runderen misschien toch nog even wilde aangeven. Dat kan natuurlijk niet de manier zijn waarop wij gaan handhaven.

De slachtpremies zijn ontkoppeld. Ik vraag de minister waarom wij überhaupt nog slachtpremies hebben. Kunnen we die niet gewoon afschaffen?

Het sterftecijfer onder de biggen stijgt wel degelijk. In Ierland is dat cijfer veel lager. Wordt het geen tijd om te onderzoeken waarom het in Ierland zo veel beter gaat? We moeten op elk punt onderzoeken waarom de sterfte hoog is, in de bio-industrie, maar ook in de biologische varkenshouderij. Wat kunnen we eraan gaan doen? Simpelweg verwijzen naar de verantwoordelijkheid van de sector, wat de minister zo graag doet, vind ik niet afdoende. De sector heeft de handschoen opgepakt, maar er zijn nog geen zichtbare verbeteringen; dat zegt de minister zelf. Ik vraag haar om met ons te komen tot concrete doelstellingen die afrekenbaar zijn, om de sector te dwingen om iets te doen aan de veel te hoge sterfte onder pasgeboren biggetjes.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Om te beginnen herhaal ik dat wij grote zorgen hebben over de manier waarop het traject van de spreiding van VWA, AID en PD straks gestalte krijgt. Wij hebben eerder al uitgesproken dat we bevreesd zijn voor wat er in Utrecht gaat gebeuren. De minister heeft het over een groot hoofdkantoor, maar de VVD-fractie is nog steeds van mening dat VWA, AID en PD uitvoerende diensten zijn: handen aan het werk, zo veel mogelijk in de regio’s en niet achter bureaus in Utrecht. Het vestigen van 600 mensen op een groot hoofdkantoor schiet volgens ons door. Wij pleiten dan ook nogmaals voor het goed bedienen van regio’s. Daarbij staat buiten kijf dat regio’s niet onevenredig worden getroffen door het wegtrekken van diensten. Brede regionale spreiding is voor ons het uitgangspunt geweest. De minister kwam vanmorgen nog met een brief, waaruit blijkt dat er een regionaal servicecentrum blijft bestaan. Er komen drie steunpunten. Ook is de minister bereid om het kantoor in Groningen aan te houden. Dat is voor de VVD echt onvoldoende. Daar zal echt een statuur aan moeten worden gegeven, want «een kantoor aanhouden» klinkt veel te vaag. Ten aanzien van de provincie Limburg zegt de minister dat zij overweegt om in Horst het opleidingscentrum van de nieuwe VWA te vestigen. Tussen haakjes staat dat het om circa zes fte’s gaat. Dat is niet de inzet van de VVD-fractie. We weten allemaal hoe de situatie in Limburg is. We hebben daar als Kamer uitspraken over gedaan en daar blijft de VVD-fractie gewoon bij.

Mijn volgende punt betreft de retributies van de VWA. Er lag een breed aangenomen motie van mijn hand waarin de regering verzocht werd om te wachten met een tariefstijging tot er een goed plan van aanpak zou zijn om de efficiency van de werkzaamheden van de VWA te verbeteren en de opbouw van de kosten transparant te maken. Ik kan niet anders constateren dan dat daaraan niet is voldaan. Uit de brief van de minister en uit de website blijkt absoluut geen transparantie van de kostenopbouw en over de efficiency van de VWA doen nog steeds de raarste verhalen de ronde. Daarvan worden sectoren de dupe. De transparantie is echt onvoldoende, om nog maar te zwijgen over het gelijke speelveld. Ook in eerdere debatten heb ik gezegd dat de keuringskosten uit de hand lopen en dat was toch de aanvliegroute. Als wij hier niet efficiënt kunnen werken, blijven we de kosten bij de sectoren leggen. Dat wenst de VVD niet, vandaar de motie. Wij gaan dan ook niet akkoord met de retributieverhoging per 1 juli aanstaande.

De heer Graus (PVV): In de aangenomen motie-Graus op stuk nr. 216 (26 991) wordt de regering verzocht om ten behoeve van de werkgelegenheidsvoorziening en in het kader van de eveneens door de minister gewenste internationalisering van de AID, het AID-hoofdkantoor voor Zuid-Limburg te behouden. Die motie is ook door de VVD gesteund. Het begint misschien vervelend te worden, maar ik blijf doorgaan tot ik doodval. Ik hoor iedere collega bij ieder AO zeggen dat aangenomen moties moeten worden uitgevoerd, maar dat geldt blijkbaar niet voor die van de PVV. Die behoeven nooit te worden uitgevoerd. Zo langzamerhand zit mij dat tot hier. De VVD heeft mijn motie ondertekend. Ik wil dus dat de VVD mij steunt in mijn pleidooi om de AID in Kerkrade te houden. De AID moet in Kerkrade blijven. Handen af van Limburg. De VVD moet ook consequent blijven, net als mijn grote vriendin van de SP die ons pleidooi wel blijft steunen.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik weet het niet helemaal zeker, maar als de heer Graus zojuist goed had geluisterd, had hij mij horen zeggen dat wij vinden dat de werkgelegenheid in Limburg behouden moet blijven. Ik had ook maar kort de tijd, dus ik heb gezegd dat wij niet akkoord gaan met het plaatje van de minister. Als dat nog niet voldoende is, weet ik het ook niet. Wij hebben de motie gesteund en we staan er nog achter. Wat wil de heer Graus nu?

De heer Graus (PVV): Ik wil dat u met de billen bloot gaat. Omdat de minister de motie niet uitvoerde, heb ik een paar weken later samen met mevrouw Van Velzen een motie ingediend waarin gesteld werd dat moties volgens het dictum van de indiener dienen te worden uitgevoerd. Toen was de VVD plotseling helemaal weg, evenals overigens het CDA. Plotseling weggedraaid: bam! Maar wel in de Limburgse kranten roepen dat de AID in Kerkrade moet blijven! Gisteren nog waren er CDA’ers op televisie: de AID moet in Kerkrade blijven! Maar niemand heeft mij gesteund! Niemand, behalve de SP. Dit moet wel gezegd worden, mevrouw de voorzitter.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik weet niet welke emoties hier allemaal loskomen. Wij gaan er nog steeds van uit dat moties die breed worden gesteund, gewoon worden uitgevoerd. Dan hoef je niet aldoor herhaalmoties in te dienen. Als de heer Graus goed heeft geluisterd, had hij gehoord dat de VVD-fractie nog steeds inzet op het behoud van de werkgelegenheid in Limburg. Ik heb het vermoeden dat de heer Graus daar toch blij mee is.

Over de openbaarmaking van de controlegegevens van de VWA heeft de heer Waalkens een motie ingediend, die wij van harte hebben gesteund. Er zijn pilotprojecten en ik had gehoopt dat die voldoende geëvalueerd zouden worden. Naar mijn gevoel is dat echter niet correct gebeurd. Wij zien wel dat de VWA gewoon verdergaat met het naar buiten brengen van zaken. Evenals de heer Atsma wil ik weten wat het juridisch kader daarbij is. Naar ons gevoel deugt dat namelijk niet. Volgens de Wob, het EVRM en de WED voldoet het juridische kader niet op basis waarvan de VWA de publicaties naar buiten brengt. Dat vinden wij zorgelijk. Het kan niet. Bovendien merken wij nu dat er uit de grote ketens een aantal bedrijven wordt gehaald. Die bedrijven worden op de site gezet, waarbij de hele keten een etiket krijgt opgeplakt. Daarmee wordt gesuggereerd dat het beeld bij alle bedrijven uit die keten verkeerd is. Het is prima als we zaken die niet goed gaan in de openbaarheid brengen, maar er mogen geen etiketten worden geplakt die niet correct zijn. Dit punt moet echt worden verbeterd.

Mijn volgende punt betreft de sterftecijfers binnen de varkenshouderij. Ook mijn fractie is daar bezorgd over en deelt de mening van de minister dat het cijfer omlaag moet. Het verlagen van het sterftecijfer vraagt om een integrale aanpak. Ook wij hopen van harte dat de varkenssector de handschoen oppakt en dat behoorlijke stappen worden gezet voor de toekomst. Ik sluit me aan bij de vragen die mevrouw Van Velzen heeft gesteld over Rendac. Ik vind ook dat zaken die bij Rendac worden gemeld, goed moeten worden doorgegeven. Met die gegevens kan iets gedaan worden.

We gaan ervan uit dat de VWA een uitvoerende dienst is die een brede controlerende taak heeft in de sectoren. Ik vind het dan ook vreemd dat er in bepaalde gevallen niet op zondag kan worden gecontroleerd. Waar dierenwelzijn in het geding is, moet de VWA ook op zondag kunnen controleren. Men kan niet op zondag maar even niet controleren, want dit vraagt heel veel van het dierenwelzijn. Het gaat voor ons veel te ver.

De heer Waalkens (PvdA): Voorzitter. In eerdere overleggen heb ik kenbaar gemaakt dat de politiek zich eigenlijk met het beleid en de beleidsondersteunende kaders moet bezighouden en niet met de uitvoering. Ik vind dat we in de situatie terecht zijn gekomen dat we ons met de uitvoering van beleid bezighouden. De minister dwingt ons daar ook wel een beetje toe. In het hele proces van de fusie heb ik eerder kenbaar gemaakt dat wij onze inbreng over dit onderwerp eigenlijk met lange tanden presenteren. Het is niet onze eerste voorkeur geweest om deze fusie vanuit het kaderbesluit om te zetten in het in elkaar laten opgaan van de AID, de PD en de VWA. Wij hebben het kaderbesluit echter geaccordeerd, maar wel conditioneel. Wij hebben de voorwaarde gesteld dat naast het proces van fusie, ook de VWA op orde wordt gemaakt. Ik ben dan ook benieuwd naar de voortgang bij het invullen van de aanbevelingen van Vanthemsche en Hoekstra. Als je akkoord gaat met het kaderbesluit, heb je ook het framewerk ervan geaccordeerd: één hoofdvestiging naast de vier stevige regionale vestigingen. Wij hebben de motie-Atsma meeondertekend om dat nog eens te onderlijnen.

Vanmorgen hebben wij een brief van de minister ontvangen, na aandringen van de commissie op duidelijkheid. De commissie wilde voorafgaand aan dit debat weten wat de inzet van de minister is. Er is een aantal knelpunten in de uitvoering van het beleid om te komen tot de vestigingsplaatsen van de regiokantoren. Ik ben blij dat de minister Zwolle geografisch niet meer rekent tot het noorden en dat we in Groningen een kantoor blijven behouden. Ik sluit me aan bij de vraag van mevrouw Snijder: wat verstaat de minister onder een kantoor en wat is de status van dat kantoor? Wij maken ons blijvend zorgen over de werkgelegenheidsontwikkeling in Limburg. De effecten van het afslanken van het rijksapparaat komen natuurlijk ook in Limburg terecht en die provincie heeft al een heel ijle economie. De minister overweegt nu om in Horst een opleidingscentrum neer te zetten. Ik ben benieuwd naar de begeleidende tekst. Welke overwegingen hebben een rol gespeeld bij de keuze voor Horst? Is ook overwogen om het opleidingscentrum bijvoorbeeld in Kerkrade neer te zetten? Als de consequentie van het fusietraject en het bepalen van de vestigingsplaatsen is dat de AID weggaat uit Kerkrade, willen wij een harde toezegging van het kabinet dat de interdepartementale inzet voor een compensatie voor Kerkrade en omgeving, Parkstad Limburg, recht doet aan onze zorgen over de effecten op de werkgelegenheid, voortvloeiende uit de reorganisatie van de rijksdienst. Die zorgen zijn vastgelegd in de motie-Heijnen/Schinkelshoek. Het kan niet zo zijn dat LNV zijn verantwoordelijkheid neemt om de interne taakstelling in te vullen en de andere departementen ook maar hun gang kunnen gaan in Limburg. Dat kan niet de bedoeling zijn. Ik wil een harde toezegging van het kabinet voor een compensatie in de vorm van hoogwaardige werkgelegenheid.

Mevrouw Van Velzen (SP): Je kunt natuurlijk moeilijk werk voor de rijksoverheid weghalen uit Midden- en Zuid-Limburg en dan zeggen dat er compensatie moet komen, als er geen nieuwe diensten die kant op gaan. De heer Waalkens was met mij heel kritisch over de fusie. Hij was er niet zo’n voorstander van. Hij zag nut en noodzaak niet, zeker niet omdat het bij de VWA zo’n chaos is. Moeten we niet het plan van de ondernemingsraad van de AID omarmen, dat tegemoetkomt aan de bezuiniging die de minister moet inboeken en een centrale plek in Utrecht regelt, maar ook de werkgelegenheid in Kerkrade behoudt? De or boekt nog meer bezuinigingen dan de minister zelf. Wat is eigenlijk het oordeel van de PvdA-fractie over dat voorstel?

De heer Graus (PVV): Ook de heer Waalkens heeft de eerste motie over de werkgelegenheid in Zuid-Limburg gesteund en is naderhand weggedraaid. Is hij het er nog steeds mee eens dat mijn motie alsnog moet worden uitgevoerd? De heer Waalkens heeft het namelijk over gebieden waar de krimp het ergst is. De krimp is in Zuid-Limburg vele malen erger dan in Eindhoven of in Noord-Limburg. Parkstad Limburg is het ergst getroffen deel van Limburg wat betreft krimp, vergrijzing en andere ellende. Is de heer Waalkens bereid om mij alsnog te steunen bij het onder druk zetten van de minister en de ambtelijke dictatuur, zodat we alsnog een AID-hoofdkantoor in Kerkrade kunnen behouden?

De heer Waalkens (PvdA): Ik reageer eerst op de vraag van mevrouw Van Velzen. We hebben een goed gesprek gehad met de or van de AID. Ik heb vervolgens geconstateerd dat het kaderbesluit niet spoort met de inzet van de or. De or wil een klein hoofdkantoor en een steviger statuur van de vier regio’s. Het kaderbesluit behelst een stevig hoofdkantoor, met regiokantoren die het werk niet alleen op het terrein van het beleid, maar ook in de uitvoering oppakken. In die zin spoort onze visie over het kaderbesluit niet met de inzet van de or van de AID. Ik volg daarin ook de redenering van de minister. Ik kan de cijfers niet helemaal doorgronden. Ik ga uit van de juistheid van de redenering van de minister, maar ook van die van de or. Je moet op enig moment echter kiezen voor een lijn en wij kiezen de lijn uit het kaderbesluit dat voorligt. Die lijn spoort niet met de lijn die de or ons heeft gepresenteerd. Ik heb er overigens veel waardering voor dat de or het plan aan de Kamer heeft gepresenteerd.

De heer Graus vroeg naar onze steun voor moties. We hebben zijn motie inderdaad gesteund, in een heel vroeg stadium van de discussie over de fusie. In het begin van mijn betoog zei ik al dat wij lange tanden hadden in het fusieproces, vooral met betrekking tot de positie van de AID binnen de VWA. We hebben ons echter laten overtuigen, ook na het zichtbaar maken in het organogram van de positie van de AID binnen de VWA in oprichting. Wij hebben daarom gezegd dat het goed is dat het kaderbesluit er zo uitziet. Mijn enige opmerking over de werkgelegenheid in Zuid-Limburg is dat ik een harde toezegging van het kabinet wil op het punt van de totale afslankingsoperatie van de rijksdienst. Daarbij moet niet alleen gekeken worden naar compensatie, maar moet die compensatie ook worden geleverd. Er moet gelijkwaardige werkgelegenheid komen voor de werkgelegenheid die nu uit de AID verdwijnt. Het moet voor de heer Graus een steun in de rug zijn dat wij in de bres springen voor de economische ontwikkelingen in Parkstad, die inderdaad zeer desastreus zijn. De bewoordingen die de heer Graus gebruikt, neem ik echter niet over. Die doen geen recht aan alle inzet van de mensen die goed werk doen binnen de AID en binnen de VWA in oprichting.

Mevrouw Van Velzen (SP): Het siert de heer Waalkens dat hij duidelijk is. Samen met het CDA zet hij een streep door het AID-kantoor in Kerkrade. Dat is duidelijk. Ik betreur het, maar de heer Waalkens is er eerlijk in. Hij wil wel een harde toezegging voor vervangende werkgelegenheid. Moet hij dan niet zelf een voorstel doen? De minister is volhardend in deze lijn. Dat is ze al heel erg lang. Hoe ziet de heer Waalkens een en ander voor zich? Moet er extra werkgelegenheid komen bij UWV of bij de Belastingdienst? Meer politieagenten zitten er met dit kabinet ook al niet in. Welke vervangende werkgelegenheid ziet de heer Waalkens voor de tientallen inspecteurs die straks in Kerkrade zonder werk zitten?

De heer Graus (PVV): De heer Waalkens heeft altijd heel mooie woorden. Ik prijs hem daar soms ook voor, vooral als hij voorzitter is van onze commissie in het buitenland. Nu wil ik echter dat hij zegt of hij mij wil steunen in mijn strijd voor het behoud van het AID-hoofdkantoor in Kerkrade, desnoods op het Avantisterrein. Ik heb ook nog verwezen naar de oude politieschool in Heerlen, als het hoofdkantoor maar voor Parkstad behouden blijft. Daarop wil ik nu gewoon ja of nee horen en geen mooie woorden. Ik wil gewoon van de heer Waalkens horen dat het AID-hoofdkantoor in Parkstad Limburg blijft.

De heer Waalkens (PvdA): We hebben vanuit de coalitie, maar met een meerderheid van de Kamer, geaccordeerd dat de rijksdienst wordt afgeslankt met 12 500 mensen. Dat is effectief 7500 mensen als je het verloop meerekent. Ik moet zeggen dat dit natuurlijk wel zwemmen in stroop is. Het gaat allemaal niet zo makkelijk en je bent afhankelijk van andere departementen. Wij vullen ons deel van de afslanking van de rijksdienst binnen LNV in en ik vind dat we de collegialiteit en de solidariteit van andere departementen mogen inroepen om de werkgelegenheid in Zuid-Limburg op te krikken en in ieder geval niet verder achteruit te laten lopen. Op dit punt wil ik dus de harde toezegging dat er, naast de inspanningsverplichting, ook resultaat uitrolt.

Ik kom bij mijn motie over het openbaar maken van de inspectierapporten. Ik hoor toch te veel rumoer rondom het proces van het openbaar maken van die rapporten. Ik ben daarvoor, ik was daarvoor en ik blijf daarvoor. De inspectierapporten kunnen een punitief karakter hebben. Wij willen echter een nadere evaluatie. Er is een partiële technische evaluatie geweest, maar wij willen een beleidsmatige evaluatie. We willen weten wat de effecten zijn, we willen het juridisch kader gescand en gescreend hebben en we willen weten wat de financiële consequenties zijn. Die evaluatie willen we graag ontvangen voor de behandeling van de LNV-begroting, zodat wij kunnen bezien hoe wij verdergaan met het openbaar maken van de inspectierapporten.

De heer Atsma (CDA): De CDA-fractie heeft destijds al gewezen op de juridische en financiële risico’s van openbaarmaking. Wij waren niet enthousiast over het voorstel en zeker niet over de wijze waarop het is ingevuld. Begrijp ik uit de woorden van de heer Waalkens dat hij ook vindt dat het verstandig is om onmiddellijk tot een evaluatie over te gaan en daar waar nodig het hele verhaal bij te stellen?

De heer Waalkens (PvdA): Ik loop niet op evaluaties vooruit. We hebben een partiële technische evaluatie gehad, maar ik wil beleidsmatig kijken naar de insteek, de effecten, het juridisch kader en de financiële consequenties. Dat is een omvangrijker pakket dan de partiële technische evaluatie.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Het lijkt nu alsof het er meer om gaat om maar iets openbaar te maken, dan om echt secuur te kijken naar waar het om gaat. Ik hoor dat er hele ketens aan de schandpaal worden genageld, terwijl het maar gaat om een klein aantal onderdelen. Wij wilden helderheid voor de burgers en wij wilden fouten signaleren. Dat effect is er niet. Deelt de heer Waalkens mijn mening?

De heer Waalkens (PvdA): Nee, ik blijf achter mijn ultieme streven staan om inspectierapporten waarin iets is geconstateerd, openbaar te maken, natuurlijk recht doend aan privacy en aan het juridische kader. Ik wil daar geen negatief oordeel over uitspreken. Ik wacht de toezegging van de minister af om de evaluatie op te pakken, zodat we daarover kunnen spreken. Dat is de steppingstone voor de volgende stap.

Mijn volgende punt is het aanbieden van levende dieren bij het destructiemateriaal. Ik ben het erg eens met de opmerking van mevrouw Van Velzen hierover. Er moet een lik-op-stukbeleid worden gevoerd en Rendac moet onverwijld melden als het gebeurt. Ik neem echter aan dat Rendac dat doet.

Dan de proportionaliteit van het sanctiebeleid. Ik ben blij dat het kabinet gekomen is met het voorstel van de bestuurlijke boete. Ook daarmee kunnen wij invulling geven aan het lik-op-stukbeleid.

De minister kent onze inzet dat de retributies kostendekkend moeten zijn. Door een ongelukkige samenloop van omstandigheden is er in de Kamer een motie aangenomen waarin de regering weer is verzocht om onderzoek en uitstel. Dat is niet onze positie. De minister heeft gezegd dat de motie per ongeluk is aangenomen en zij er zich niets van aantrekt. Dat kan natuurlijk niet; zo gaan we niet met elkaar om. Als de minister het echter nodig vindt om het beleid op basis van een per ongeluk aangenomen motie bij te stellen, zijn wij graag bereid om alsnog een motie in te dienen die we wel aan een meerderheid helpen, zodat de kostendekkendheid van de tarieven eindelijk eens wordt geregeld.

Mijn laatste punt betreft het bureau Risicobeoordeling. De laboratoria van de VWA hebben een hoog aanzien in Europa, maar zijn ook wereldwijd toonaangevend met betrekking tot kwaliteit en certificering. Ik lees in de brief van de minister dat de VWA met haar laboratoriumcapaciteit wordt ingeschoven bij het RIVM en het RIKILT en dat het dan de intermediair tussen departementen zou moeten zijn. Ik heb daar toch enkele vragen over. Waarom gebeurt dit? Waarom willen we de opbouw en de exploitatie van expertise niet in huis houden, natuurlijk met inachtneming van efficiency? Natuurlijk moeten we daarbij de verbinding maken met het RIVM en het RIKILT. Ik vind dit plan onbegrijpelijk, gezien de status van de laboratoria binnen de VWA. Het moet blijkbaar allemaal efficiënter en dus moet het maar gereorganiseerd worden. Waarom doet de minister dit? Is het alleen uit efficiencyoverwegingen? Hoe kijkt de minister aan tegen de status van de laboratoria, die op dit moment goed functioneren onder de vlag van de VWA?

De heer Graus (PVV): Voorzitter. Ik heb eerst een kleine rectificatie. Mijn motie voor het behoud van het AID-hoofdkantoor in Parkstad Limburg is inderdaad door iedereen gesteund, behalve door mevrouw Verdonk. Zij steunt wel vaker moties niet uit debatten waar zij niet bij is geweest. Ook steunt ze vaker moties terwijl ze helemaal niet weet waar ze over gaan, dus dat kan ik haar niet kwalijk nemen. Het gaat mij echter om het volgende. Ik vroeg de minister om mijn motie uit te voeren, in een nieuwe motie van mevrouw Van Velzen en mijzelf die wordt gesteund door D66, GroenLinks, Partij voor de Dieren, PVV en SP. Alleen deze vijf partijen zijn dus voor het behoud van de AID in Kerkrade. De andere partijen kunnen kletsen wat ze willen als er pers op de tribune zit, maar ze doen er helemaal niets aan, want ze steunen ons niet. Dit zijn feitelijkheden. Ze hadden mijn motie kunnen steunen en de minister en de hele ambtelijke dictatuur onder druk kunnen zetten, maar dat is niet gebeurd. De genoemde vijf partijen pleiten als enigen voor behoud van het AID-hoofdkantoor in Kerkrade. En dan kunnen er drie CDA’ers in het Limburgs Dagblad zeggen wat er allemaal voor Limburg behouden moet blijven, maar ze doen er geen ene moer aan! Zo, dat lucht op.

Er zijn veel mensen die vertrouwen hebben in mij en in de PVV, die mij hebben getipt over de werving van VWA-dierenartsen in Tsjechië. Die werving was bij niemand bekend en ik heb ernaar gevraagd in een procedurevergadering. Het is natuurlijk een diepe schande. Ik heb een motie ingediend op stuk nr. 215 (26 991), die is aangenomen, uiteraard weer zonder onze Rita, want die stemt overal tegen. In deze Kamerbreed aangenomen motie wordt de regering verzocht een nijpend tekort aan goed opgeleide VWA-keuringsartsen op te lossen door te voorzien in betere scholing, waaronder postacademisch onderwijs. Het gaat dus ook om al werkzame, Nederlandse dierenartsen. Er moet voor deze bijzondere dierenartsen betere informatievoorziening, werkvoorbereiding, terugkoppeling, nazorg en bescherming komen. Ook met deze motie is geen ene moer gebeurd. Ik heb een hele stapel moties-Graus liggen waar helemaal niets mee gebeurt. Dat beginnen ook de mensen in Limburg te merken. U ziet de groei van onze partij aldaar. Het zit de mensen tot hier dat er in Den Haag niet naar hen geluisterd wordt, behalve door partijen als de onze. Ik wil dat de minister acuut stopt met het werven van dierenartsen in Tsjechië. Ze kennen onze mentaliteit niet en hebben een heel andere mentaliteit ten opzichte van dieren. In Tsjechië is men veel minder diervriendelijk dan de gemiddelde Nederlander. Ik wil zeker geen dieronvriendelijke dierenartsen werven die geen woord Nederlands spreken. Mevrouw Van Velzen zei het ook al. Het is te gek voor woorden. De taalbarrière en de mentaliteitsbarrière vormen voor ons reden genoeg om onmiddellijk met het werven te stoppen, onze eigen dierenartsen op te leiden en ook rustende dierenartsen de kans te geven om het werk te gaan doen; ervaren, Nederlandse mensen, die Nederlands spreken en onze fatsoensnormen en dierenwelzijnsnormen hanteren. Ik krijg hierop graag een reactie van de minister en ik overweeg er moties over in te dienen.

Mijn belangrijkste punt voor vandaag is de verplaatsing van het AID-hoofdkantoor in Kerkrade. Iedereen is al een paar stadia verder, maar de PVV wil nog steeds dat het hoofdkantoor gewoon in Kerkrade blijft. Daarmee is de kous af. Ik heb de internationalisering al genoemd. De centrale uit mijn 113-motie kan in Kerkrade komen, net als het opleidingsinstituut voor de dierenpolitie en voor de AID. Er staat een schitterende politieschool; volgens mij zijn ze al met de afbraak begonnen. Dat kan toch niet? Er is een perfecte locatie, heel dicht in de buurt van het hoofdkantoor van de AID, waar nog mensen opgeleid kunnen worden, ook in het kader van de internationalisering. Vergeet niet dat Limburg dan wel het staartje van Nederland vormt, maar geografisch gezien wel de belangrijkste provincie is. En ook de mooiste, maar dat zeg ik als Limburger. Limburg is het balkon naar Europa toe; laten we dat niet vergeten. De minister wil zelf internationalisering. Ik ook, dus het hoofdkantoor moet blijven in dat mooie Limburg, tussen Duitsland en België geklemd. Daar komen het opleidingsinstituut voor AID en dierenpolitie en de hoofdkantoren. De anderen gaan ook maar eens rijden. We moeten niet iedere keer de Limburgers alles afpakken dat ze hebben gekregen na het sluiten van de mijnen. Zo is het wel! Want wat gaat er straks nog volgen? Ik houd mijn hart vast. Het gaat niet alleen om die 100 AID’ers en het AID-hoofdkantoor. Het is wederom gepik en gegraai in mijn Limburg en ik sta dat niet toe! Ik zal knokken op leven en dood en ik blijf hiermee doorgaan. Ik reken op de steun van de Kamer die ik heb gehad. Nu kunnen ze niet meer anders. Ze moeten me nu steunen, anders is onze parlementaire democratie een ambtelijke dictatuur.

De heer Atsma (CDA): Ik maak bezwaar tegen die laatste opmerking. Wat het kabinet doet, wordt alleen gedaan met steun van de Kamer, het parlement. De heer Graus neemt woorden als «ambtelijke dictatuur» in de mond en dat is niet terecht.

De heer Graus (PVV): Dat zijn de woorden van de heer Atsma. Een breed aangenomen motie moet gewoon worden uitgevoerd. Dat is parlementaire democratie. Het is niet omdat ik toevallig een persoonlijk zwak heb voor de minister – dat mag iedereen weten – maar ik betwijfel of de minister dit wil. Ik denk dat het de ambtelijke dictatuur is die de uitvoer van de motie tegenhoudt. Ik durf zo ver te gaan. Ik wil de minister hierbij nog sparen. De heer Atsma kan daarvan vinden wat hij wil, maar blijkbaar krijgt de PVV in mijn mooie provincie Limburg steeds meer aanhang. Het CDA heeft daar de ene klap na de andere gekregen, omdat de mensen het zat zijn dat ze niet gehoord worden in Den Haag. Hoeveel bestuurders lopen hier rond uit Limburg? Eurlings, Verhagen, Timmermans, Van der Hoeven, allemaal Limburgers. We hebben hier nog nooit met zo veel Kamerleden uit Limburg gezeten, maar er is nog nooit zo weinig voor Limburg gedaan. Ik schaam mij daarvoor, dat mag u gerust weten. We hadden ons samen moeten pakken en samen het gevecht moeten voeren en dat gebeurt niet. We laten ons altijd de kaas van het brood eten, maar dat is nu afgelopen.

Mevrouw Van Velzen (SP): Ik ben het inhoudelijk helemaal met de heer Graus eens, maar in het vorige debat over de VWA had hij het ook al over de rol van de ambtenaren en daar begrijp ik helemaal niets van. Dat zijn volgens mij gewoon allemaal trouwe dienders. De minister is de baas en zij is niet een buikspreekpop van de ambtenaren hier aan tafel. Als de heer Graus het niet eens is met de besluiten van de minister dan moet hij haar daarop aanspreken. Die ambtenaren hebben hier helemaal niets te zeggen en ik neem aan dat de minister de woorden van de heer Graus helemaal niet overneemt. Kan de heer Graus nu eens toelichten waar dat verhaal vandaan komt dat de ambtenaren de macht hebben in plaats van de minister? De vorige keer zei hij dat hij dat liever niet wilde doen.

De heer Graus (PVV): Het is algemeen bekend. Er zijn hele boeken geschreven over de macht van de ambtenarij in Nederland. Ik heb mevrouw Verburg eerder gevolgd, ook als Kamerlid, en ik weet hoe ze in bepaalde zaken staat. Dat heb ik zelf uitgezocht. Ik zie dat zij in bepaalde kwesties met de rug tegen de muur staat en dat noem ik ambtelijke dictatuur. De minister zal het straks ontkennen, dat zou ik mogelijk ook doen als ik minister was. Misschien zou ik het niet doen, maar ik begrijp haar positie als ze het zou ontkennen. Ik mag zeggen dat er een ambtelijke dictatuur is. Er is geen parlementaire democratie meer. Wij besluiten met zijn allen dat de AID in Kerkrade moet blijven. We kunnen een minister overrulen en het gebeurt gewoon niet! Dat kan toch niet? Het komt doordat de ambtenaren met allerlei adviezen komen. Het komt door het ambtelijke apparaat. Dit komt echt niet uit de koker van de minister.

Mevrouw Van Velzen (SP): Als de minister het niet eens is met haar eigen besluiten, kan zij die hier ter plekke terugdraaien. Ik zie dat wij hier wel degelijk een parlementaire democratie hebben, waarin gewoon een aantal partijen van mening zijn veranderd, zijn gedraaid, zo u wilt. Dit is echter nog steeds een democratie. Die partijen hebben het recht om te veranderen.

De heer Graus (PVV): Ik heb hier een hele stapel moties-Graus waar geen moer mee wordt gedaan. Dit is dus geen parlementaire democratie, maar een ambtelijke dictatuur. Ik doe een beroep op alle Limburgse Kamerleden en bestuurders. Dat zijn er ontzettend veel, maar er komt niets uit. Ik zou ze allemaal peper in hun achterste willen strooien, want er gebeurt niets en ik vind dat triest.

Hoe is de ondernemingsraad bij dit hele verhaal betrokken? Volgens mij is er niets met de or gebeurd. We moeten kennis behouden, maar mensen vloeien weg, wat bij de AID toch al zo sterk het geval is geweest. In het westen barst het van de files en de ellende. In mijn interrupties heb ik al gezegd dat de economische krimp in Zuid-Limburg en met name in Parkstad Limburg heel erg is, net als de vergrijzing. Vooral daar moeten we geen enkele arbeidskracht laten wegvallen. Geen enkele! Als het om 100 of om 5 mensen ging, had ik me ook zo druk gemaakt, want het gaat om het principe dat de regering met haar handen af te blijven heeft van Parkstad Limburg. Daarmee is de kous af. Ik begin weer over de beloften die zijn gedaan na het sluiten van de mijnen. Die worden niet nagekomen. Wat volgt er straks? Het CBS? Andere organisaties? Let maar op, het gaat allemaal gebeuren als we dit plan nu geen halt toeroepen. Er wordt een beweging in gang gezet die ik niet graag zie.

Ik ga wederom moties indienen en ik raad de Kamer aan om met de billen bloot te gaan. Als de Kamer namelijk deze motie niet steunt, is er geen parlementaire democratie maar een ambtelijke dictatuur. Dan is sprake van een doodsteek.

Het punt van de levende varkens die ter vernietiging worden aangeboden, is ook door mij op de agenda gekomen. Het aanbieden van levende varkens is op meerdere plaatsen gebeurd. Het schijnt ook continu bij dezelfde varkensboeren te gebeuren. De meeste varkensboeren die ik heb bezocht, zijn op hun manier dierenvrienden en gaan netjes met dieren om. Er zijn echter een paar rotte appels. Ik vraag de minister om niet meer drie keer te waarschuwen als er weer levende varkens worden aangeboden. De hele rotzooi moet dan gewoon in beslag genomen worden, ook de levende dieren; dat is natuurlijk geen rotzooi. Alle zaken waar de betreffende boer zijn vak mee kan uitoefenen, moeten in beslag worden genomen. Hij moet voor minimaal een jaar de gevangenis in worden gegooid en een levenslang verbod krijgen voor het houden van dieren. Als de minister dit bewerkstelligt, kan zij weer mijn minister zijn.

Minister Verburg: Voorzitter. Ik dank de leden van de verschillende Kamerfracties voor hun inbreng in eerste termijn. Ik begin graag met de huisvesting van de nieuwe, gefuseerde VWA in 2011. We hebben daarover al een aantal keren gesproken en ik herhaal eerst, om alles nog eens op een rijtje te zetten, waarom we het fusietraject eigenlijk ingaan.

Ten eerste kan met de fusie een kwaliteitsslag worden gemaakt door de kennis die nu nog is verspreid over de diensten, samen te brengen. Een omslag in de organisatiestructuur, met een centrale aansturing, is daarbij een voorwaarde, ook voor het slagen van de fusie. Ten tweede werken de drie diensten voor een belangrijk deel voor dezelfde doelgroepen. Bedrijven worden steeds groter en dat vraagt om een integrale, ketengerichte benadering: één bezoek voor alle toezicht en bedrijfsinspecties. Ten derde maken de drie diensten dezelfde ontwikkeling door met de implementatie van één uniforme handhavingsfilosofie, risicogebaseerd opereren en programmatisch handhaven. Ten vierde is er vanuit het coalitieakkoord ook nog een taakstelling efficiency rijksdienst opgelegd waaraan ik invulling moet geven, net zo goed als andere collega’s. De heer Waalkens refereerde al daaraan.

Door de fusie zal synergiewinst behaald kunnen worden, die door de afzonderlijke diensten absoluut niet behaald kan worden. Mevrouw Snijder vroeg daarnaar. Ik zal haar één cijfer geven en ik ga hierover straks nog iets meer zeggen. Door de centrale organisaties en de meldkamers te bundelen in Utrecht, besparen wij 300 fte’s. We gaan daarmee van 900 fte’s naar 600 fte’s. Dat betekent iets voor de kosten en als het iets betekent voor de kosten, betekent het uiteindelijk ook iets voor de retributies en dus voor de bedrijven. Naast het feit dat er efficiënter kan worden gewerkt, gaan ook de kosten omlaag. Daar hebben veel ondernemers een groot belang bij. De financiële en de personele taakstelling bedragen in budgetten 30 mln. In het totaal van de drie organisaties, VWA, PD en AID, gaat het om 500 fte’s structureel vanaf 2011. Wij gaan die taakstelling hoofdzakelijk realiseren door de efficiëntere bedrijfsvoering en door het verminderen van de kosten voor huisvesting. Wij hebben in de organisatie nu 3 diensten met tezamen 53 locaties door het hele land. Het aantal locaties van de nieuwe fusiedienst zal worden teruggebracht naar minder dan 20. Door het samengaan in één hoofdkantoor, door de laboratoria te concentreren en door veel van de bestaande regiokantoren te sluiten, kunnen de huisvestingslasten structureel omlaag met 7,5 mln. en dat werkt dus door. De concentratie levert bovendien grote winst op voor de efficiency van de bedrijfsvoering, de staf en het management.

We hebben hierover eerder met elkaar gesproken. Ik herinner de Kamer aan het AO van 4 december en aan de brief van 4 februari, waarover wij gesproken hebben. Op 23 juni jongstleden heb ik de Kamer, mede naar aanleiding van dat overleg, nogmaals geïnformeerd over mijn voornemens ten aanzien van de huisvestingslocaties. De Kamer heeft mij in het eerdere overleg namelijk gevraagd even te wachten op de analyse die onder leiding van de minister van BZK is uitgevoerd, mijn voornemens daarop te baseren en te bekijken of ik wil en kan komen tot een andere verdeling van vooral de huisvesting in de regio’s noord en zuid. De Kamer heeft gisteren naar aanleiding van de brief van 23 juni aangegeven behoefte te hebben aan een verduidelijking, een verdieping en een nog bredere regionale spreiding van de vestigingslocaties van de nieuwe VWA. Ik heb met de brief van vanmorgen een uiterste poging gedaan om aan die wens van de Tweede Kamer tegemoet te komen. Naast het regionale servicekantoor in Zwolle zal ik het kantoor in Groningen openhouden. Als mevrouw Snijder overigens liever heeft dat wij dat een steunpunt noemen, is mij dat ook goed. Het gaat erom wat we in Groningen willen en gaan doen. Er zijn op dit moment 150 ambulante medewerkers, die daar dan hun steunpunt zullen vinden. Er is sprake van een dertigtal fte’s aan ondersteunende medewerkers en laboratoriummedewerkers die van dit kantoor gebruik kunnen maken. Ik zeg er wel bij dat de hoofdkantoorfuncties worden samengevoegd in het nieuwe hoofdkantoor in Utrecht. Ik heb dat eerder ook al gezegd. De heer Atsma en de heer Waalkens hebben ook onderstreept dat dit een belangrijke stap is in het hele fusietraject.

Verschillende leden hebben gevraagd naar Limburg. Ik heb gezegd dat ik voornemens ben om het opleidingscentrum voor de nieuwe VWA te vestigen in Horst aan de Maas in Limburg. Ik heb dat voorstel aan de Kamer voorgelegd, vandaar dat ik aangeef dat het een voornemen is. Het is echter wel een buitengewoon serieus voornemen. Ik zal straks nog uitleggen waarom dat zo is. Het opleidingscentrum draagt bij aan de indirecte regionale werkgelegenheid en het kan tevens dienen als steunpunt voor de ambulante medewerkers in de regio. Ik meen dat ik met deze maatregelen en voornemens tegemoet kom aan de wens van de Kamer om zorg te dragen voor een geïntegreerde dienst met een stevige basis in de regio. Ik heb in mijn brief tevens toegezegd dat ik de Kamer de voortgangsrapportage, waarom zij heeft verzocht bij monde van de heer Van der Vlies, in september zal doen toekomen.

Mevrouw Snijder heeft gevraagd waarom er één hoofdkantoor komt. Ik heb daarop antwoord gegeven en ik zal er nog wat fte’s bij noemen. De uitvoering van de inspecties is en blijft in de regio. Het gaat daarbij in totaal om 1200 fte’s. De 600 fte’s op het hoofdkantoor zijn opgebouwd uit 300 fte’s staf en bedrijfsvoering en 300 fte’s hoofd en hart van de primaire divisies. Mevrouw Snijder zegt dat zij hoofden en handen in de uitvoering wil. Juist deze beweging is daarop gericht, met het samenbundelen van alle hoofdkantoorfuncties, het maken van enorme efficiencyslagen, het toepassen van geïntegreerde inspecties enzovoorts. Alle inzet is gericht op de kwaliteit en de effectiviteit van de uitvoering. De Kamer wordt daarmee op haar wenken bediend.

Mevrouw Snijder en de heer Waalkens hebben gevraagd wat de plannen precies betekenen voor Groningen. Ik heb dat inmiddels uitgelegd en toegelicht.

Ten aanzien van Zuid-Nederland heeft mevrouw Van Velzen gevraagd naar Kerkrade en Horst. Zij vroeg of ik Kerkrade nog overwogen heb. Natuurlijk wegen we alles af, maar ik heb gekozen voor Horst om de volgende reden. Er is daar al sprake van een infrastructuur en er zijn een vmbo-groen en een mbo-groen, waar het opleidingscentrum kan worden aangehaakt. Van dat opleidingscentrum zullen per jaar naar verwachting zo’n 750 mensen uit de nieuwe VWA gebruikmaken, waarvan 550 voor een tweedaagse cursus. We hebben het dus ook over een overnachtingsfaciliteit en dat heeft ook economische impact. Er is dus sprake van een agrarische infrastructuur, een opleidingsinfrastructuur en een kennisinfrastructuur. Bovendien ligt Horst centraal in Limburg, waardoor het goed bereikbaar is.

Mevrouw Van Velzen heeft ook gevraagd naar de zes fte’s en de zestien ambulante functies. De heer Atsma zei daarover dat je, als je in bepaalde delen van Limburg staat, in Duitsland komt als je twintig kilometer naar het oosten gaat en in België als je 20 kilometer naar het westen gaat. Wij hebben geprobeerd om rekening te houden met deze speciale vormgeving en infrastructuur. Er is inderdaad sprake van zestien ambulante inspecteurs. Op dit moment zijn er op het hoofdkantoor in Kerkrade 80 functies in de bedrijfsvoering. Die bedrijfsvoering gaat dus over naar Utrecht. Er zijn twintig functies rond de ambulante inspectie. Volgens het voornemen zouden er daarvan zestien naar Horst gaan en vier naar Eindhoven. Dat is de rekensom die hoort bij de doordachte organisatie op dat punt. Van de 80 functies in de huidige situatie zal ongeveer 30% vervallen als gevolg van de synergie die behaald wordt in de bundeling van de bedrijfsvoering van de drie diensten. De functies die in de nieuwe situatie blijven bestaan, worden geplaatst op het hoofdkantoor in Utrecht. Het gaat daarbij dus om ongeveer 60 functies.

De heer Waalkens, de heer Atsma en anderen hebben zich terecht bezorgd getoond over de werkgelegenheid in zuidelijk Limburg. Ook de heer Graus heeft te kennen gegeven dat hij zich daar zeer bezorgd over maakt. Ik vind die zorgen legitiem. Ik zeg graag toe dat ik minister Ter Horst hiervan op de hoogte zal stellen. Ik zal er bovendien bij haar op aandringen dat zij in overleg met andere ministers nadrukkelijk zal bekijken wat er in Zuid-Limburg mogelijk is aan regionale vestiging. Minister Ter Horst van BZK is coördinerend bewindspersoon. Dat blijkt al uit het feit dat zij verantwoordelijk is voor de analyse die is gemaakt van de regionale werkgelegenheidsimpact van de bezuinigingen en de vermindering van het aantal fte’s die wij centraal moeten doorvoeren. Ik heb de indruk dat wij een van de eerste departementen zijn die hier concreet invulling aan geeft. Ik heb begrip voor dat punt en ik zal het zeer nadrukkelijk onder de aandacht brengen en in de aandacht aanbevelen bij mijn collega Ter Horst en anderen.

Mevrouw Thieme heeft gevraagd hoe wij omgaan met het mogelijke kennisverlies. Ik denk dat zij hiermee een belangrijk punt maakt. Het is belangrijk om kennisverlies te voorkomen en continuïteit te borgen. Dat heeft mijn bijzondere aandacht. Wij gaan dat organiseren. In de nieuwe organisatie gaan wij werken met een flexibel werkconcept met doorgroeimogelijkheden. Het is nodig om kennis te borgen in de organisatie. Dat betekent dat wij systematisch en stelselmatig kennisoverdracht zullen stimuleren. Zo moeten wij de kennis binnen de organisatie behouden en verder uitbouwen, zonder dat wij afhankelijk worden van specifieke mensen. Waar de continuïteit of de benodigde kennis een kritische grens nadert, zal ik zorgen voor gepaste maatregelen zodat er geen kennis wegvloeit die onmisbaar is.

Mevrouw Thieme heeft gevraagd of het klopt dat in de nieuwe VWA de medewerkers om de vijf jaar moeten rouleren van functie. De algemene lijn is inderdaad zo. Rouleren kent namelijk twee aspecten. Enerzijds is het rouleren van de medewerkers tussen toezichtgenieters ... «toezichtgenieters»? Ja, dat staat hier echt op mijn papier! Ik geloof dat de heer Graus nu toch een keer gelijk heeft. Dit woord heb ik niet uitgevonden. Maar verder is het – en dan moet ik hem geruststellen of teleurstellen – mijn verantwoordelijkheid en mijn voorstel. Ik zit hier om dit voornemen met de Kamer te bespreken. Wat de heer Graus doet, lijkt sympathiek, maar ik apprecieer het niet. Hij kan mij op zaken aanspreken. Ik word niet door ambtenaren in een moeilijke positie gebracht. Ik denk dat zij het soms eerder andersom ervaren. Ik sta hier met volle verantwoordelijkheid. Het zijn mijn voorstellen en plannen. Ik verdedig die met gevoel voor zijn emoties en opvattingen.

Ik kom terug op het rouleren. Het gaat om de mensen in de inspectie. Het gaat om het waarborgen van de onafhankelijkheid en de objectiviteit. Dat doen wij natuurlijk alleen op basis van het feit dat de betreffende medewerker ook over de benodigde kennis daarvoor beschikt. Daarnaast gaat het om het rouleren als middel voor de medewerker om zich te ontwikkelen of zich breder te oriënteren op een ander taakveld van de dienst. Wij hebben een schema gemaakt van rond de vijf jaar, maar dat is geen wet van meden en perzen. Die frequentie zal zich in de praktijk uitwijzen. Het is goed om een beetje beweging in je arbeidsorganisatie te houden, ook voor de verdere ontwikkeling van je medewerkers en het behoud en stimulering van de motivatie.

Mevrouw Thieme heeft gevraagd of ik bereid ben tot een onafhankelijk onderzoek naar de fusie tussen de AID, de PD en de VWA. Dat ben ik nu niet meer omdat wij dat gedaan hebben in het voorjaar van 2008. Toen heeft er reeds een onafhankelijk onderzoek plaatsgevonden door Berenschot. Een van de belangrijke conclusies was dat de verbetermaatregelen ten behoeve van de VWA juist in de fusie beter hun beslag kunnen krijgen. Sommige woordvoerders refereerden al aan het rapport-Vanthemsche en het rapport-Hoekstra.

Mevrouw Thieme (PvdD): Ik heb een andere vraag gesteld. Ik doelde op een onafhankelijk onderzoek naar het reilen en zeilen van de AID, niet naar de fusie.

Minister Verburg: Dat is ook niet nodig. Bij de AID werken mensen die uitermate gemotiveerd zijn. Zij werken hard. Iemand zei in eerste termijn dat zij soms in moeilijke omstandigheden moeten opereren. Ik geloof zelfs dat mevrouw Thieme dat zelf zei. Zij staan met twee benen in de praktijk en werken daar zeer gemotiveerd en adequaat. Ik ben trots op de mensen bij de AID. Ik vind het niet nodig en niet gewenst om nu een onderzoek te starten zoals mevrouw Thieme vraagt.

Mevrouw Thieme (PvdD): Het was zeker niet mijn bedoeling de indruk te wekken dat ik geen vertrouwen zou hebben in de AID. Ik wil dat bij deze rechtzetten. Het gaat mij meer om de problemen waarmee AID’ers te maken krijgen. Daarnaar zou onderzoek gedaan moeten worden.

Minister Verburg: Ik ben gerustgesteld door de reactie van mevrouw Thieme. Ik denk dat het goed is om samen vast te stellen dat de mensen bij de AID, en overigens ook bij de PD en de huidige VWA, buitengewoon hard werken. Zij hebben te maken met een onzekere situatie en blijven toch gemotiveerd. Daar heb ik groot respect voor.

De heer Waalkens heeft gevraagd naar de labs ten aanzien van RIKILT en KIWA. Hij vroeg of daarmee de autoriteit van de VWA in gevaar komt. De concentratie van de labs is een van de punten die spelen bij de fusie. Het gaat om huisvesting en efficiency. Er is absoluut sprake van een blijvende verantwoordelijkheid bij de VWA en dus bij de departementen LNV en VWS. Inhoudelijk zijn wij verantwoordelijk. Wij zijn er echter nog niet. Er zijn nog geen verdere stappen gezet. Bij verder onderzoek naar laboratoriumsamenwerking zal ik zeker zeer zorgvuldig in ogenschouw nemen dat de «A» van Autoriteit met een hoofdletter geschreven kan blijven worden.

Mevrouw Snijder en de heren Waalkens en Atsma hebben over de motie-Snijder gesproken. Ik heb op 5 juni inhoudelijk gereageerd op die motie. Ik ben ingegaan op de transparantie- en efficiencymaatregelen. Op de site van de VWA staan de opbouw van de tarieven en de wijzigingen per 1 juli 2009. Wat betreft de efficiency is er een heel behoorlijk pakket aan maatregelen. Daarmee geef ik uitvoering aan de motie.

Mevrouw Snijder heeft ook gevraagd naar het gelijke speelveld en naar de voornaamste resultaten van de vergelijkende studie. Ik denk dat het belangrijk is om te benadrukken dat een vergelijking tussen de stelsels lastig is vanwege de verschillen in de berekeningsmethode en de transparantie. Sommige lidstaten innen wel en andere innen geen retributies. Binnen sommige lidstaten bestaan verschillen vanwege de autonomie van deelstaten of provincies. Het is buitengewoon moeilijk. Ik zeg toe dat ik erop zal sturen – en de Kamer zal mij daar zeker aan houden – dat wij de berekening van de retributies kostendekkend maken, maar zo laag mogelijk houden, als dat kan. Daarvoor hebben wij de fusie, de efficiencyslag en de geïntegreerde inspectie nodig. Daarover heb ik ook regelmatig overleg met het Nederlandse bedrijfsleven. De VWA zit heel regelmatig aan tafel met de sectoren om te bekijken hoe het planningskader en de retributies verder verbeterd zouden kunnen worden.

Mevrouw Snijder heeft gevraagd naar de keuringen op zondag en het certificeren als dat nodig zou zijn. Wij hebben het planningskader ingesteld om binnen de capaciteitsproblemen bij de VWA – ik zal daar zo nog iets over zeggen – toch de werkzaamheden op een verantwoorde manier te kunnen uitvoeren. Dat betekent dat wij het optimale doen om aan het bedrijfsleven tegemoet te komen, maar dat niet alles kan. Dat weet het bedrijfsleven. Ik heb overigens de VWA gevraagd om in de tweede helft van 2009 opnieuw te kijken naar het planningskader. Het is dus voortdurend werk in uitvoering.

Alle woordvoerders hebben gevraagd hoe ik de toename van de biggensterfte verklaar. De berichten van Varkens in Nood in de media over de biggen- en varkenssterfte hebben tot veel reacties geleid in de samenleving en in de varkenssector zelf. Het beeld dat mevrouw Thieme oproept dat varkenshouders lak hebben aan zieke en dode dieren, is niet het beeld dat ik heb. Ik hoor mevrouw Thieme zeggen dat zij dit niet gezegd heeft. Nu, dan ben ik opnieuw gerustgesteld. Het is namelijk niet zo. Varkenshouders verzorgen hun dieren zo goed mogelijk. Er is geen enkele varkenshouder die het fijn vindt als dieren op zijn of haar bedrijf sterven. Een varkenshouder zei deze week: je weet dat er varkens sterven, maar het went nooit. Ik denk dat het werkelijk zo beleefd wordt in de praktijk. Ik heb op 22 juni feitelijke informatie verstrekt en ik heb in mijn brief aangegeven dat sterfte en uitval van varkens, overigens ook van andere dieren, past in natuurlijke en biologische processen. Dat kan nooit helemaal voorkomen worden. Op dit moment betreffen de sterftecijfers in de varkenshouderij grote aantallen dieren. Wij hebben het in de varkenshouderij natuurlijk ook over heel veel dieren. Betrokken partijen hebben oog voor die problematiek en zijn zich ervan bewust dat er verbeteringen nodig en mogelijk zijn. Het terugbrengen van die sterftecijfers vraagt echter wel een integrale aanpak op verschillende deelterreinen. Ik heb geschreven dat ik vind dat dit nadrukkelijk een verantwoordelijkheid is van de sector en van de keten zelf. De sector pakt die handschoen op en zal verbeteringen zichtbaar moeten maken. Ga ik dan als minister achteroverleunen en afwachten tot de sector ergens mee komt? Nee, dat doe ik niet. Er ligt de komende tijd een belangrijk opgave voor de sector zelf. Het sterftepercentage kan naar beneden en moet ook naar beneden. Ik heb de sector opgeroepen om te komen met concrete stappen en ik zeg de Kamer toe dat ik een gesprek voorzie voor de begrotingsbehandeling van LNV. Dat is een gesprek met de sector en de verschillende spelers. Ik vind dat er voor de begrotingsbehandeling zicht moet zijn op concrete verbeterstappen. Ik zal de Kamer dus voor de begrotingsbehandeling een brief sturen naar aanleiding van dat gesprek dat ik met de verschillende spelers in de sector zal hebben.

Mevrouw Van Velzen heeft terecht haar afschuw uitgesproken over het feit dat levende varkens voor destructie worden aangeboden. Ik ben dat met haar eens. Ik heb gezegd dat dit absoluut niet kan en niet mag. Elke keer dat dit gebeurt, is één keer te veel. Over de melding zal ik, zoals ik geloof ik geschreven heb, met Rendac sluitende afspraken maken. Als dat nadrukkelijke informatie oplevert, zal ik die aan de Kamer toesturen.

Mevrouw Van Velzen heeft ook gevraagd naar een overzicht van overtredingen, welke sancties er gegeven zijn en van hoeveel overtredingen sprake is. Dat gaat dus over de handhavingsgegevens. Ik heb op 12 februari de Kamer geïnformeerd over de geconstateerde overtredingen en de toegepaste sancties over het jaar 2008. Ik wil dat begin 2010 op dezelfde wijze doen voor 2009. Het betreft de gegevens waarover ik beschik, dat zijn dus niet de OM-gegevens. Het gaat dus om de bestuurlijke sancties en de bestuurlijke handhaving.

De heer Graus heeft iets gezegd over het werven van dierenartsen in Tsjechië. Laat ik eerst maar eens beginnen met het incasseren van het grote compliment dat hij maakt aan de Nederlandse veterinairen. Ik weet niet of hij dat bewust heeft gedaan, maar wat hij over Tsjechische veterinairen zei, was een groot compliment voor de Nederlandse veterinairen. Ik incasseer dat graag als een compliment en zal het doorgeleiden; niet alleen naar de veterinairen van de VWA, want ik denk dat de heer Graus het breder bedoelde. Bij de VWA hebben wij nog steeds een tekort aan veterinairen. Dat lopen wij in. Wij werken er hard aan en doen er alles aan. Ik heb eerder aangegeven dat wij contacten hebben in Vlaanderen om te bekijken of wij vanuit daar het tekort kunnen aanzuiveren zodat wij met volle slagkracht kunnen opereren. Ik heb ook een boodschap doen uitgaan naar alle landbouwraden in de Europese lidstaten om te bezien of het mogelijk is dat er goed opgeleide veterinairen, die gewend zijn te opereren in een systeem zoals in Nederland en die bovendien de taal machtig zijn, naar Nederland willen komen. Mijn verwachting is dat wij niet zo vreselijk veel veterinairen uit Tsjechië zullen kunnen werven die aan dat profiel voldoen. Mijn inzet is er echter op gericht om zo snel mogelijk het tekort aan veterinairen aan te zuiveren. Dat is ook een van de belangrijke wensen van de Tweede Kamer en mijn eigen grote wens, omdat wij dan een belangrijk probleem dat door de heren Hoekstra en Vanthemsche is geconstateerd, kunnen oplossen.

Verschillende woordvoerders hebben gesproken over de openbaarheid van de controlegegevens. De heer Waalkens heeft gevraagd om een evaluatie van de beleidsmatige effecten. Mevrouw Snijder heeft gesproken over het juridisch kader en de financiële aspecten. Ik zeg de Kamer toe dat ik mijn uiterste best doe om de resultaten van die beleidsmatige evaluatie voor de begrotingsbehandeling toe te sturen. Het lijkt me zorgvuldig om daar goed naar te kijken. De bedoeling is goed, maar dat moet wel het juiste effect hebben en houden.

Mevrouw Van Velzen heeft gevraagd naar de dierentransporten en de kwaliteitsregeling. Dat gaat dus over het stoppen van de klepkeuring en het overgaan naar de stalkeuring. Ik heb in een debat in december duidelijk gemaakt dat ik alleen minder toezicht op de stalkeuring zal toestaan bij een kwaliteitssysteem en een certificeringsysteem dat totaal op orde is. Dat gold toen niet voor de exportverzamelplaatsen. Ik heb toen aangegeven onder welke voorwaarden de NBW-Q weer wel toegelaten zou worden. Daaraan is per 25 mei voldaan. Ik herinner de Kamer nog maar eens aan die toezegging, want ik vind het van groot belang om daarin de vinger aan de pols te houden. Ik heb de Kamer toegezegd om voor het einde van dit jaar opnieuw de werking van de kwaliteitssystemen te evalueren. Die informatie zal ik de Kamer graag toezenden.

Mevrouw Van Velzen stelde een vraag over de slachtpremie. Wij gaan per 1 januari 2010 de ontkoppeling doorvoeren. Dan is de prikkel weg om wrakke dieren bij het slachthuis aan te bieden om de slachtpremie te incasseren, verwacht ik.

Mevrouw Van Velzen en mevrouw Thieme hebben gevraagd naar de preventieregeling en de Nederlandse Bond van Handelaren in Vee. Laat ik maar helder zijn: de Kamer weet waar ik sta. Ik heb de AID en de VWA opdracht gegeven om misstanden aan te pakken en het toezicht op peil te houden en waar nodig te brengen. Als de Nederlandse Bond van Handelaren in Vee daarover klaagt, zie ik dat als een compliment voor de mensen die in de praktijk en in de uitvoering staan en waar ik trots op ben. Ik moet wel even in herinnering roepen wat wij eerder hebben afgesproken. Dit ziet natuurlijk toe op de preventieregeling. De Kamer herinnert zich nog wat ik daarover in december heb gezegd. Op dringend verzoek van de Kamer werd die preventieregeling niet op 1 januari van kracht. Ik was bereid om de sector daar nog een halfjaar voor te geven. Dat betekent wel dat hij aan zet is. Met andere woorden: de sector heeft het zelf in de hand. Als hij een kwaliteitsregeling klaar heeft die als voldoende is beoordeeld, is er sprake van een andere bejegening dan als dat niet op orde is. Ik zal het zien. Het is bijna 1 juli en dan is het halfjaar om. Dan heeft men ruim de gelegenheid gehad. Men heeft gevraagd om wat extra ruimte en die heeft men gekregen. Wij gaan dan gewoon handhaven op basis van de wetgeving die eigenlijk al op 1 januari had kunnen ingaan. Met andere woorden: ik ben daar niet zo vreselijk van onder de indruk. De organisaties hadden en hebben het zelf in handen. Wij inspecteren volgens de regels die gelden en zo hoort het ook in een land als Nederland.

De heer Atsma (CDA): Voorzitter. Ik geloof dat ik volgende week tijdens de parlementaire barbecue de voorzitter of de woordvoerder van de Nederlandse Bond van Handelaren in Vee maar even moet vragen wat hij precies met die opmerkingen bedoeld heeft. Het zou ook heel goed kunnen gaan over het pleidooi voor het toestaan van een extra verzamelslag. Dat is inderdaad een knelpunt. In die zin moeten wij even de zaken op een rij zetten. Ik ben overigens wel met de minister van mening dat het goed is om te handhaven als wij regels hebben afgesproken. Daar kan geen discussie over zijn. Ik deel ook de opvattingen over de oproep aan Rendac zoals die door de minister en collega’s is verwoord.

De uitleg van de minster over de fusie stemt mijn fractie tevreden. In het begin van dit debat heb ik aangegeven dat wij wel moeten beseffen dat er 500 fte’s op een totaal van 2500 worden geschrapt. Dat gebeurt op verzoek van de politiek en op verzoek van het parlement. Of je het er mee eens bent of niet, een meerderheid heeft dat besloten. Je kunt inderdaad heel veel wensen, maar er zijn veel regio’s die moeten inleveren. Dat moeten wij ons realiseren. Het plaatje dat nu door de minister is gepresenteerd gaat voor een groot deel recht doen aan de wensen die vanuit de CDA-fractie naar voren zijn gebracht, ook al levert het pijn op in de regio’s. In die zin ben ik blij met de toezegging over Zuid-Limburg, namelijk dat de minister er bij haar collega’s in het kabinet op zal aandringen zich daar rekenschap van te geven. Dat betekent in de praktijk dat wat ons betreft bij de verdere invulling van de decentralisatie of het verplaatsen van rijksdiensten nadrukkelijk naar die regio moet worden gekeken. Dat is volstrekt helder.

Mevrouw Van Velzen (SP): De heer Atsma kan wel een beroep op het kabinet doen om te kijken naar vervangende werkgelegenheid in Limburg, maar wij hebben natuurlijk al vaker exercities gehad waarbij diensten verdwenen of erop bezuinigd werd. Ik wijs bijvoorbeeld op Veenhuizen; die situatie is bekend. Daar verdween een hele unit van een penitentiaire inrichting. Daar is men nog steeds op zoek naar vervangende werkgelegenheid binnen de rijksdienst. Moeten wij niet eerst van de minister horen wat zij kan regelen voordat wij instemmen met het wegvagen van de dienst uit Kerkrade?

De heer Atsma (CDA): Dat staat los van elkaar. Collega Waalkens heeft terecht opgemerkt dat wij eerder hebben ingestemd met het samengaan van de PD, de VWA en de AID tot één autoriteit. Dat heeft een aantal consequenties. De minister heeft een taakstelling van de Kamer opgelegd gekregen, laten wij daar ook helder over zijn. Er worden dus keuzes gemaakt. Ik vind ook dat er met name in Zuid-Limburg gekeken moet worden of zich in de komende tijd mogelijkheden voordoen. Wij hebben het inderdaad over het verlies van meer dan 10 000 ambtelijke fte’s door de opschaling van de rijksdienst. Dat is een bewuste keuze geweest van de politiek; daar zal zelfs de PVV het mee eens zijn. Dat betekent ook dat het in alle regio’s consequenties zal hebben. Wij vragen dus om het kabinet duidelijk te maken dat er heel specifiek naar Zuid-Limburg gekeken moet worden.

Mevrouw Van Velzen hoeft mij niet uit te leggen wat er in Veenhuizen aan de hand is, of in Leeuwarden, Groningen of andere delen van het land. Ik denk dat ik het redelijk op het netvlies heb. Daarom zeg ik ook dat iedereen die pijn ervaart. Tegelijkertijd moeten wij ons ook realiseren dat de Kamer heeft gezegd dat het ambtelijk apparaat moet inkrimpen. Hoe dat gebeurt, is aan het kabinet. Wij vragen nu om met een specifiek oog te kijken naar Zuid-Limburg. Ik ben het met de heer Graus eens dat het daar erg is, knijpt en nijpend is; laat daarover geen misverstand bestaan. Het is echter lastig om nu de oplossing binnen de VWA te zoeken.

De heer Graus (PVV): Ik ben blij dat de heer Atsma voor een deel terugkomt richting mij. De heer Atsma fietst veel door Limburg. Fietsen is namelijk een van zijn hobby’s. Is hij wel eens de Van Waningweg in Heerlen omhoog gefietst waar het prachtige politie opleidingsinstituut ligt dat ook al naar Eindhoven is verplaatst? Zou dat niet de locatie kunnen worden voor het opleidingsinstituut voor dierenpolitie, AID en alles wat daarmee samenhangt?

De heer Atsma (CDA): In een bijzin zei u ook dat ze al met de afbraak zijn begonnen. Dat is ingewikkeld. Ik kan dat niet beoordelen. In Harlingen stond ook een politieschool en die is inmiddels ook ontmanteld. Zo zijn er verschillende voorbeelden. Ik ben graag bereid eens langs die school te fietsen en veel andere mooie dingen in Zuid-Limburg te bekijken. Ik ga er volgende week hopelijk naartoe. Wil de heer Graus dat wij op zijn suggestie reageren? Dat kunnen wij niet. Ik vind dat de minister over het opleidingscentrum in Horst een aantal relevante opmerkingen heeft gemaakt. De minister heeft geduid waarom ze het voornemen heeft om naar Horst te gaan. Dat voornemen is gebaseerd op onder andere de aanwezigheid van een aantal bestaande opleidingsinstituten die te maken hebben met het groen in het onderwijs. Ik denk dat dit een relevant argument is. Ook in die regio is de werkgelegenheid nijpend. Daar is ook elke arbeidsplaats meer dan welkom. Laten wij dus proberen om voor het verdwijnen van de AID uit Kerkrade een alternatief te zoeken. Dat vind je dus niet binnen het domein van LNV. Die opdracht geven wij de minister mee.

Er moeten 500 fte’s verdwijnen. Ik heb de minister goed beluisterd. Dat betekent ook dat het totale kostenplaatje van de VWA naar beneden gaat. Ze heeft het ons voorgerekend. Mag ik daaruit concluderen dat, ook in vervolg op wat collega Snijder over de tarieven heeft gezegd, de tarieven op termijn naar beneden zullen gaan? Wij hebben nu de beelden gezien en ik kan geen andere conclusie trekken. Dan zou het wellicht goed zijn om het meerjarenperspectief van die tariefontwikkeling aan de Kamer te doen toekomen. Ik heb een- en andermaal gezegd dat wij wat ons betreft de tarieven handhaven op een competitief en acceptabel niveau voor de sectoren. Die moeten, kijkend naar het Europese speelveld, de toets der kritiek kunnen doorstaan. Wij horen nu andere signalen, niet alleen van de primaire sector in de land- en tuinbouw, maar ook van de detailhandel en de levensmiddelensector en het CBL. Gisteren hebben wij daar informatie over gekregen en ik deel die mening. Ik ben blij met de toezegging om te komen met een evaluatie van naming-and-shaming, want ook de proportionaliteit speelt een rol. Ik zou daar graag nog eens kritisch naar kijken.

Mevrouw Thieme (PvdD): Voorzitter. Ik wil beginnen met de Nederlandse Bond van Handelaren in Vee. De minister zou de uitspraken van die bond, waaruit blijkt dat daar totaal geen wettelijk normbesef is, moeten veroordelen. Dit is namelijk niet de eerste keer. Toen wij dat varkenstransport hadden waarbij de varkens zo dicht op elkaar stonden, zei de bond simpelweg dat het zelfs beter is om ze dicht op elkaar te proppen want dan kunnen ze niet omvallen. Die mensen snappen totaal niet hoe de wet in elkaar zit en welke normen wij hier in Nederland willen hanteren voor dierenwelzijn. Ik vind het vreemd om te vernemen dat zij aan de onderhandelingstafel zouden zitten met betrekking tot de versoepeling van dierenwelzijnsregels in het kader van het transport. Hoe moeten wij dat zien? Als een soort cadeautje van de minister omdat een of ander kwaliteitssysteem is bedacht? Ik wil hier graag duidelijkheid over.

De minister is inzake de biggen nog niet ingegaan op de constatering van de heer Vermeer van de Wageningen Universiteit dat met name het doorfoksysteem van steeds meer biggen per worp ervoor heeft gezorgd dat de sterfte aan het toenemen is. De minister heeft alleen maar gezegd dat wij met een natuurlijk proces te maken hebben. Graag krijg ik daar nog een reactie op.

Verder stelde ik in mijn eerste termijn dat varkensboeren zich capabel achten om met doodzieke dieren om te gaan en dat de dierenarts niet wordt ingeschakeld. Ik wil weten of de minister vindt dat varkensboeren in principe ook dierenartsen kunnen zijn en of het in strijd is met artikel 37 van de GWWD dat er geen dierenarts wordt bijgehaald.

Dan kom ik op de bezwaren van de or van de AID. Begrijp ik het goed dat de minister niet tegemoetkomt aan de wens van de AID om de roulatie niet door te voeren? Het plan is om medewerkers om de drie tot vijf jaar te laten rouleren, maar zij hebben aangegeven dat zij dat niet willen. De minister heeft gezegd dat zij dat respecteert, maar dat zij toch doorgaat met de roulatie. Is dat juist? Daarnaast heb ik een vraag gesteld over de zorgen die de or had met betrekking tot de krimptaakstelling en de risico’s die in het advies zijn genoemd. Er is namelijk sprake van een verkleining van het opdrachtenpakket. Wij weten dus niet welke opdrachten zullen sneuvelen en daardoor is evenmin duidelijk welke medewerkers zonder werkzaamheden komen te zitten. Dat is een grote zorg van de or en daar krijg ik graag nog een reactie op.

Mevrouw Van Velzen (SP): Voorzitter. De minister herinnert ons er terecht aan dat er een evaluatie van de transporten aan komt. Er is ook een rapport van Ernst & Young. Ik zou dat rapport graag willen zien. Ik zou graag het proces van het ons op de hoogte houden, willen voortzetten. Het is een sector waar te veel rotte appels in de mand zitten. Graag krijg ik een toezegging op dit punt.

Over de Tsjechische dierenartsen herhaalt de minister wat al in de brief stond. Mijn vraag was echter concreter. Hoeveel geld gaat zij daarvoor uittrekken? Kan zij niet kijken naar de oorzaken van het gebrek aan dierenartsen? Waarom kiezen ze niet voor de opleiding of voor de VWA? Kunnen wij dat geld niet beter steken in opleidingen in Nederland?

Dan kom ik op het ter destructie aanbieden van levende biggen. Dat zou een mooie lakmoesproef kunnen zijn voor hoe de inspectiediensten werken. Wij hebben de beelden in handen. Kan de minister ervoor zorgen dat de boer die de varkens levend in een ton heeft gesmeten en aan Rendac heeft aangeboden geverbaliseerd en aangepakt wordt? Ik zou graag een brief ontvangen over hoe er concreet op deze casus wordt gehandeld. Daaraan kunnen wij zien of het werkt.

Ik heb gevraagd om te mogen zien hoe het OM omgaat met verbaliseren. Daarmee kunnen wij zien wat de praktijk is. Ik vraag nogmaals of de minister centraal kan gaan inventariseren hoe boeren veroordeeld worden als zij de wet overtreden.

De minister zegt dat sterfte van pasgeboren biggen natuurlijk is. Dat snap ik en dat is ook zo, maar ik zie wel dat het percentage tot de speentijd toeneemt. Daar wil ik graag een reactie op hebben. Hoe kan het dat dit zowel binnen de gangbare als de biologische varkenshouderij een hoog percentage is? Waarom gaat het er in Ierland beter aan toe? Ik vraag de minister concreet om onderzoek te doen.

Ik heb niet gevraagd om de Rendac een beeld te laten geven, maar om Rendac te laten melden. Ik vroeg om een lik-op-stukbeleid en de minister herhaalt wat er in haar brief staat. Ik wil graag een toezegging over dat lik-op-stukbeleid. Ik heb ook gevraagd naar de kadavers die in Someren begraven waren. Die kunnen toch niet alsnog gewoon aangemeld worden? Daarop heeft de minister niet gereageerd. Graag krijg ik een toezegging op dat punt.

Het is duidelijk dat het CDA de rug naar Limburg toe draait. Ik zie dat daar banen wegvallen. De minister zegt dat men dan maar naar Utrecht moet reizen, maar vanuit Kerkrade is dat veel te ver. Zoiets kun je niet vragen. Als ik dan toch moet constateren dat de meerderheid van de Kamer deze onzalige plannen van de minister steunt, vraag ik of de minister garanties kan bieden voor vervangende werkgelegenheid. Kan zij beloven dat die mensen geschikt vervangend werk krijgen? Ze moeten geen postbode worden, want dat is geen vervangende werkgelegenheid. Hetzelfde geldt voor Groningen. Daar valt ook werkgelegenheid weg. Ook daarover wil ik van de minister een helder verhaal. Ik wil geen intentieverklaring om dit in het kabinet te bespreken, maar ik vraag de minister de Kamer concreet te melden hoeveel vervangende banen waar te krijgen zijn. En wel zo snel mogelijk. Het gaat over plannen die nu uitgevoerd worden en Limburg is al hard getroffen als het gaat om het wegvallen van banen bij de rijksoverheid.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Allereerst dank ik de minister voor haar beantwoording. Ook bedank ik haar vanwege het feit dat zij wil terugkomen op de openbaarmaking van de gegevens van de beleidsmatige evaluatie voordat de begroting naar de Kamer gaat. Ik ga ervan uit dat dit echt begin of half september gebeurt. Ik begrijp nu van de minister dat het voor de behandeling van de begroting naar de Kamer komt. Dan hoop ik in ieder geval dat wij vooraan in de rij zitten en niet pas in december aan de beurt zijn. Laat ik de minister alvast een waarschuwing geven.

Dan kom ik op de verdeelsleutel wat betreft de locaties van de eventueel straks gefuseerde VWA, AID en PD. Ik ben toch bezorgd over die grote locatie en die grote mensenmassa in Utrecht. Als wij met de totale capaciteit van de organisatie teruggaan naar 1800 fte en daarvan 600 fte in Utrecht zit – 300 staf en 300 hoofdkantoorfuncties – maak ik mij daar zorgen over. Bij zulke uitvoerende diensten kan ik me niet voorstellen dat een op de drie straks een kantoorfunctie heeft.

Van de minister mag ik Groningen een «steunpunt» noemen. Daar gaat het natuurlijk niet om. Het gaat om de intentie die de minister toekent aan de locatie Groningen. Als dat alleen een kantoorplek is waar men af en toe binnenhuppelt en waar het maar zeer de vraag is of die 30 fte aan labmedewerkers blijft – er gaat allerlei ruis over RIKILT en RIVM – is dat volgens mijn fractie gewoon te weinig. Dan moet de minister een duidelijker etiket plakken op Groningen. Zwolle is namelijk geen Groningen; dat geeft de minister inmiddels ook aan.

Hetzelfde geldt voor Limburg. Ik ben daar steeds helder over geweest. Wij hebben de moties gesteund en een aantal fracties trekt hier nu blijkbaar de stekker wat in. Wat ons betreft is 6 fte voor Horst onvoldoende.

Wat betreft de retributie en de motie daarover: ik vind het onvoldoende. De motie was duidelijk over efficiency en transparantie. Wij vinden echt, horende de signalen uit diverse sectoren, dat wij het niet kunnen maken het kostenplaatje opnieuw op te hogen. Dit geldt zelfs als je kijkt naar het gelijke speelveld – ik dacht dat de heer Atsma daarop doelde – en naar wat er rondom ons gebeurt. Het kan niet zo zijn dat onze dierenartsen 100% meer moeten verdienen dan dierenartsen in de landen rondom ons.

De heer Atsma (CDA): Met dat laatste ben ik het natuurlijk eens, maar ik wil een vraag stellen over het vorige punt. Mevrouw Snijder geeft aan dat zij een aantal zaken onvoldoende vindt. Dat mag zij vinden, maar dan wil ik ook graag weten waar volgens haar moet worden gesneden. Of is zij het niet eens met reorganisatie en het inkrimpen van het aantal ambtelijke fte’s? Dat heb ik de VVD de afgelopen 25 jaar namelijk nog nooit horen roepen.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): De erkenning dat Zwolle niet het noorden is, is er duidelijk. Groningen moet een servicecentrum worden. Wij zeggen ook dat het centrum dat nu voor het zuiden bedoeld is, wat ons betreft niet in het zuiden ligt. Er wordt duidelijk gekozen voor Eindhoven. Wij zeggen dat de plek in Limburg moet worden gelaten.

Dat betekent helemaal niet dat wij niet zouden willen snoeien in arbeidskrachten. Laten wij niet wachten op wat er eventueel nog voor Limburg is binnen te halen. Dat vind ik echt zuur. Straks heeft Limburg het nakijken. Wij weten allemaal dat, als wij deze stappen zetten, het zeer moeizaam zal worden om een ander traject in te gaan en andere plekken voor Limburg te benoemen.

Mijn fractie is het er niet mee eens dat er per 1 juli een retributieverhoging komt. Ik zal bekijken of daar straks een meerderheid voor is. Hopelijk wel, want dan kan de motie een vervolg krijgen.

Over keuringen op zondag zegt de minister: wij doen veel, maar niet alles kan. Ik doe echt een beroep op de minister want in bepaalde gevallen moet er op zondag worden gekeurd. Ik vind het beschamend dat je een veestapel van 75 dieren op zondagmiddag niet kunt keuren, waardoor die dieren al op vrijdagmiddag naar Duitsland of nog verder moeten. Dat vind ik echt te zot voor woorden.

De heer Waalkens (PvdA): Voorzitter. Ik dank de minister voor haar reactie. Ik schrijf nog consequent de afkorting «VWa» met een kleine «a». Er zal nog heel wat water door de Rijn gaan voordat ik daar uiteindelijk een grote «A» van maak. Wij hebben nu de VWa met een kleine «a» en wij zetten er ook nog «i.o.» achter. Waarvan akte. Wij willen wel een herbevestiging geven van het kaderbesluit zoals dat beschreven is. De fusie willen wij herbevestigen. Wij hebben er wel de conditie bij gesteld dat wij van een «a» naar een «A» gaan en dat wij het «i.o.» eraf snijden.

De argumentatie rond het opleidingscentrum in Horst vind ik op zich overtuigend. Ik ben op dat punt gerustgesteld. Met betrekking tot de regionale vestiging van de rijksdiensten gaat het natuurlijk over Zuid-Limburg. De minister heeft gezegd dat zij bij de minister van BZK en de andere ministers de mogelijke compensatie van het teloorgaan van arbeidsplaatsen in de afslankingsoperatie van de rijksdienst onder de aandacht brengt. Het moet wel gaan over hoogwaardige werkgelegenheid. Ik ga ervan uit dat er een fatsoenlijk sociaal plan is. Ik ga er ook van uit dat in de tijd tot 2011 er alles aan gedaan wordt om mensen van werk naar werk te begeleiden. Mocht de minister het nodig achten om daar een Kameruitspraak achteraan te krijgen om in het kabinet steviger te staan met betrekking tot de wens van deze commissie om Zuid-Limburg niet alleen te bedienen, maar om ook recht te doen aan het versterken van de bijzonder ijle economische structuur, dan ben ik daar graag toe bereid.

Over het kantoor in Groningen heeft de minister gezegd: what’s in a name, maak er maar een steunpunt van. Etiketten hebben het voordeel dat je ze ergens op kunt plakken, maar je kunt ze er ook zo weer afhalen. Een noordelijk steunpunt zou dan nog weer een uitbreiding zijn van het oorspronkelijke kantoor dat genoemd is. Graag krijg ik daar nog een reactie op.

De minister heeft een toezegging gedaan over de evaluatie van het openbaar maken van de inspectierapporten. Ik heb vier elementen genoemd, maar die staan ook in het verslag. Ik neem aan dat die vier elementen worden meegenomen in de evaluatie.

Over de retributie kan ik zeggen dat de tarieven kostendekkend moeten zijn. Punt. Mevrouw Snijder denkt misschien dat er een Kamermeerderheid is voor haar ideeën, maar ik denk dat er een andere Kamermeerderheid is. Laten wij dat maar tegenover elkaar zetten en dan zien wij het wel. Politiek is niet voor bange mensen. Dan gaan wij ervoor.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Natuurlijk, dat is altijd de lijn geweest. Mijn fractie heeft kostendekkendheid ook gesteund. Als een dienst echter niet de efficiency kan aantonen die zij denkt te hebben, mag je dan het kostenplaatje bij ondernemers neerleggen?

De heer Waalkens (PvdA): Daarover hebben wij ettelijke keren gesproken. Op het moment dat wij echt de volgende stap zouden moeten zetten in het kostendekkend maken van de tarieven, is mevrouw Snijder net niet thuis. Het moet een keer ophouden; zowel het verbeteren van de efficiency binnen de VWA al het getraineer in de Kamer over het op orde maken van een deugdelijke en degelijke financiering van de autoriteit die wij allemaal voor ogen hebben. Wij kleden de hele zooi uit en wij staan allemaal te klagen dat het niet goed gaat. Het is nul of één en het is tijd voor action.

De heer Graus (PVV): Voorzitter. Ik heb een vraag gesteld over de betrokkenheid van de ondernemingsraad van de AID bij de gehele gang van zaken. Daar heb ik nog geen antwoord op gehad.

Ik blijf vechten. De motie die ik in eerste instantie had ingediend had gewoon een Kamermeerderheid. Daar hadden wij de minister aan kunnen houden en dan was er niets aan de hand geweest. Dan was het hoofdkantoor in Kerkrade gebleven en was er geen pijn geweest in het prachtige Limburg door banenverlies en was er geen angst ontstaan voor wat de regering vervolgens gaat weghalen. De politieschool is ook al weg. Net als het CBS en ABP. Wat gaat ze nog meer weghalen? Daar gaan wij dwars voor liggen. Er gaat niets meer weg uit Limburg, er komt hoogstens nog wat bij. Limburg is het balkon van Nederland. Niet omdat ik een Limburger ben, maar puur geografisch gezien wordt Limburg de belangrijkste provincie van Nederland. Let maar op mijn woorden, daar zal iedereen verbaasd over staan. Daar moeten wij nu aan werken. Bovendien komt er een dierenpolitie. Als het nu niet gebeurt, wacht ik wel tot iemand van ons in de regering komt en diegene wel de dierenpolitie erdoorheen gaat drukken. Er komt hoe dan ook een dierenpolitie. Die internationalisering van de AID komt er ook. Waarom wordt er nu iets verplaatst terwijl wij allemaal voornemens zijn om de boel te gaan internationaliseren? Europa is vooral bedoeld voor een goede samenwerking op het gebied van opsporing, handhaving, samenwerking en kennis delen. Dan moet je juist in Zuid-Limburg blijven zitten, dicht tegen de Belgen en de Duitsers aan. Er is een infrastructuur. De minister heeft het gehad over die agrarische kennisinfrastructuur. In Heerlen en Parkstad Limburg ligt alles wat de minister nodig heeft. Ik kom er zelf vandaan en ken daar ieder steegje en ieder weggetje. Ik weet dat er genoeg infrastructuur is om dit soort zaken op te bouwen.

Als de minister haar standpunt niet herziet, ga ik weer een motie indienen om de AID in Kerkrade te behouden. Dan zullen wij zien wie er met de billen bloot gaat en wie er voor een parlementaire democratie is of voor een ambtelijke dictatuur. Ik zeg het nog een keer. Het waren mooie woorden van de minister, maar ik blijf bij mijn standpunt. Er zijn heel goede ambtenaren en zij zijn ook nodig, maar het zijn er te veel en ze hebben te veel macht. Dat is wat ik zeg. Ik heb dus niets tegen ambtenaren, maar tegen de ambtelijke dictatuur. Ik heb ook niets tegen moslims, maar wel tegen die verschrikkelijke ideologie. Dat is heel wat anders.

De voorzitter: Volgens mij is dat een ander debat.

De heer Graus (PVV): Ja, maar wij worden daarin altijd fout geciteerd. Ik wil toch even die vergelijking maken, anders wordt straks weer gezegd dat Graus tegen ambtenaren is. Dat is niet zo. Zelfs ik heb daar vrienden zitten. Het zijn best aardige mensen.

Ik hoop dat de minister onmiddellijk stopt met het halen van dierenartsen uit Tsjechië. Ik hoop dat zij in onze eigen kweekvijver wil kijken, anders zal ik daarover moties overwegen of mijn fractie adviseren dat te doen.

Ik heb niets gehoord over straffen. Ik weet dat de minister dan zegt dat ik bij mijn collega moet zijn. Die heeft nu een wetsvoorstel klaarliggen over minimumstraffen. Ik wil echter nu vragen wat de AID gaat doen aan mensen die levende varkens aanbieden. Het zijn een paar rotte appels. Ik ben het met de minister eens dat het merendeel van de boeren toffe gasten en hardwerkende mensen zijn die op hun manier een bepaald hart voor dieren hebben. Die vinden wat er gebeurt ook verschrikkelijk. Bescherm die mensen en zorg dat wij niet weer imagoschade oplopen na al die verschrikkelijke bebloede transporten die wij hebben gezien. Pak die paar rotte appels keihard aan. Geef ze een levenslang verbod op het houden van dieren en schop ze een jaar in de cel. Neem al hun dieren af en zorg dat ze nooit meer dieren in handen krijgen. Bescherm de goede boeren.

Minister Verburg: Voorzitter. Dank voor de inbreng in tweede termijn. Ik bedank de heer Atsma voor zijn reactie op de fusievoorstellen. Over Zuid-Limburg heeft ook de heer Waalkens iets gezegd. Ik heb eerder aangegeven dat ik begrip heb voor de aandacht voor het grote belang van werkgelegenheid in Zuid-Limburg. De heer Waalkens vraagt of ik daar een motie over wil hebben. Ik ga daar niet over. Ik zeg toe dat ik mij er in het kabinet sterk voor zal maken, richting minister Ter Horst en de overige collega’s. Wij hebben eerder gezegd dat wij moeten wachten op de analyse van minister Ter Horst. Op basis daarvan zijn wij een van de eerste departementen die concreet met voorstellen komen en gericht naar oplossingen zoeken. Ik ben graag bereid om dat andere element nadrukkelijk naar voren te brengen in het kabinet en in het bijzonder in de richting van coördinerend minister Ter Horst.

Dan kom ik op de kostendekkendheid van de tarieven. De heer Atsma en mevrouw Snijder hebben daar het nodige over gezegd. Mevrouw Snijder heeft het weer gehad over die bedrijfsvoering en dat hoofdkantoor. Ik moet eerlijk zeggen dat ik het langzamerhand niet meer zo goed begrijp. Waarom ondernemen wij deze actie? Om de bedrijfsvoering efficiënter te maken. Als ik de cijfers geef, toon ik daarmee aan dat wij voldoen aan de bezuinigingstaakstelling, maar dat wij daarbij de uitvoering ontzien. Ik heb aangegeven dat voor de bedrijfsvoering en het hoofdkantoor wij teruggaan van een bemensing van 900 naar 600. Dat is een bezuiniging van een derde. Wij ontzien de inspecteurs en de ambulante medewerkers. Daar gaan wij terug van 1250 naar 1230 mensen. Dat betekent dat wij het dus zoeken in de efficiency en in de slagkracht van de organisatie en dat wij niet bezuinigen op de uitvoering. Dat zou mevrouw Snijder moeten aanspreken. Als wij toegaan naar kostendekkende tarieven moeten wij zorgen dat de kosten zo laag mogelijk zijn. Wij hebben nu nog niet te maken met kostendekkende tarieven. Dat betekent dat die tarieven nog het nodige moeten stijgen. Wij hebben ook afgesproken dat wij dit zouden doen richting 2011. Tegelijkertijd helpt het natuurlijk om de stijging en de dekkendheid bij elkaar te brengen als wij in staat zijn om die kosten terug te brengen. Het gaat me om het drukken van de kosten en het vergroten van de efficiency. Daarmee worden ook de slagkracht, het effect en het gezag van de nieuwe VWA verder versterkt. Dat is de bedoeling. Ik begrijp dus niet dat mevrouw Snijder zegt dat er te weinig gebeurt. Wij ontzien de uitvoering en wij zoeken de bezuiniging in de overhead en in de stenen.

Dan kom ik bij de naming-and-shaming en de opmerking die de heren Atsma en Waalkens hebben gemaakt. Ik kom met die evaluatie. Ik denk dat dit belangrijk en terecht is en ik kom daar voor de begrotingsbehandeling in de Tweede Kamer mee. Ik hoop met mevrouw Snijder dat wij een beetje vooraan in de rij zitten, maar dat is eerder in de handen van de Kamer dan in mijn handen. Als zij daarop wil inzetten, mag ze zich verzekerd weten van mijn morele support.

Mevrouw Thieme heeft het gehad over de Nederlandse Bond van Handelaren in Vee. Daar zit ik op dit moment helemaal niet mee aan tafel. Wij hebben in de Tweede Kamer afgesproken dat ze een halfjaar hebben. Die organisaties moeten presteren als ze de mogelijkheid tot een tweede verzamelslag willen hebben. Daarover hebben wij heldere afspraken gemaakt en daar kan geen misverstand over zijn. Ik geloof dat ik hen daar zelfs later nog een keer op gewezen heb. Ze moeten echt presteren, willen ze dat doen. Na een halfjaar gaan wij bekijken hoe het ervoor staat. Dat halfjaar is volgende week om. Dan is het van tweeën een: of ze hebben een effectief kwaliteitssysteem of wij gaan handhaven op grond van de oorspronkelijke preventieregelingen. Daar zit ik dus tamelijk eenvoudig in.

Mevrouw Thieme heeft ook gevraagd naar mijn reactie op de opvattingen van de heer Vermeer. Hij heeft belangwekkende opvattingen, maar er zijn nog heel veel meer opvattingen. Wij zouden het ook kunnen hebben over het feit dat loslopende zeugen meer biggen doodliggen dan niet loslopende zeugen. Dan gaan wij speculeren op een punt waarvan ik zeg: dan krijgen wij argumenten voor en argumenten tegen. Dat is onvoldragen. Ik denk dat het belangrijk is dat ik heb aangegeven dat het moet worden aangepakt. Er moet iets veranderen. Ik heb aangegeven dat de sector en de verschillende spelers in de sector zich moeten realiseren dat zij aan zet zijn en daarin een belangrijke maatschappelijke taak hebben. Ik heb toegezegd dat ik voor de behandeling van de begroting – waarbij ik hoop dat wij vooraan in de rij zitten – een gesprek zal hebben met de verantwoordelijken in de sector. Op grond daarvan zal ik de Kamer een brief sturen en komen wij daar ongetwijfeld opnieuw over te spreken.

Mevrouw Thieme heeft gevraagd of ik vind dat een boer zelf doodzieke dieren kan verzorgen. Dat is natuurlijk moeilijk voor mij. Mevrouw Thieme heeft hier ongetwijfeld een bepaald beeld bij. In algemene zin vind ik dat een boer geen veterinair is en andersom. Het kan wel allebei, maar alleen als alle diploma’s daar zijn en in algemene zin is een boer geen veterinair en mag hij dus niet alles doen. Daar zijn overigens vrij strikte regels voor. Die regels worden gehandhaafd.

Met de roulatie bij de AID gaan wij toch door. Het is van belang om die roulatie erin te houden om kennis over te dragen en op alle fronten scherp en helder te houden. Ik denk dat wij steeds kijken naar wat er in de praktijk verantwoord is, maar het is geen keuzemenu. Het zit in de filosofie van de AID. In algemene zin deugt die filosofie om mensen ontwikkeling van de functie te laten meemaken en doormaken.

Mevrouw Thieme gaf aan dat de krimptaakstelling een zorg is van de or van de AID. Het takenpakket van de nieuwe VWA fixeren we niet. Wij sluiten een contract op jaarbasis om afspraken te maken over de vraag waar prioriteiten komen te liggen het komende jaar en hoe het toezichtarrangement voor het komende jaar wordt ingevuld. Het is onmogelijk om het toezicht de komende drie à vier jaar op een bepaald terrein te fixeren, omdat zich in een jaar nieuwe dingen kunnen voordoen. Het kan gebeuren dat ik dan de Kamer toezeg dat ik op een bepaald punt zal bekijken of ik extra inzet op het versterken van toezicht kan plegen vanuit de nieuwe VWA. De Kamer vraagt daar regelmatig om en ik moet daarop voorbereid zijn. Dat is inderdaad scherp aan de wind varen, ieder jaar weer. Met een beperkt budget en met beperkte middelen zijn wij buitengewoon ambitieus. Wij kunnen dus geen garantie geven op hoe het er de komende drie jaar uitziet. Wij doen dit met een zeer zorgvuldig personeelsbeleid. Dat zou ik willen benadrukken.

De heer Graus heeft gevraagd of wij de ondernemingsraad van de AID gehoord hebben. Ja zeker, het gebruikelijk traject is doorlopen en dat was uitermate zorgvuldig ten aanzien van de medezeggenschap. Ik geloof dat de or van de AID in het gesprek met de Kamer heeft aangegeven dat hij elf bezwaren had en dat aan negen van die bezwaren door de bestuurder tegemoet is gekomen. Dan heeft dat verkeer toch heel behoorlijk plaatsgevonden, maar ik erken dat wij niet helemaal tegemoet hebben kunnen komen aan de wensen die er waren bij de or van de AID.

Mevrouw Van Velzen heeft gevraagd naar het rapport van Ernst & Young. Ik denk dat zij het rapport bedoelt waarin het nieuwe kwaliteitsstelsel van de exportverzamelplaatsen is gewogen. Als zij dat inderdaad bedoelt, kan ik haar toezeggen dat zij dit kan krijgen.

Dan kom ik op de Tsjechische veterinairen. Wij hebben alles al gedaan in Nederland en doen nog alles om in Nederland veterinairen aan te trekken. Er was een achterstand. Elk nadeel heeft zijn voordeel: het feit dat wij nu in een wat lastiger situatie zitten, heeft ook impact op het aanzuiveren van het tekort in positieve zin. We maken daar stappen in. Ik heb de Kamer toegezegd dat ik het uiterste zou doen om het aantal veterinairen, zowel kwantitatief als kwalitatief, op een uitermate bevredigend niveau te hebben. Die inspanningen blijf ik leveren zonder concessies te doen aan de criteria en de eisen die wij daaraan stellen. In het kader van de aanpak van Vanthemsche en Hoekstra zijn wij ook aan het werk met intervisie bij de huidige veterinairen. Wij proberen te verduidelijken hoe je bepaalde zaken beoordeelt en dergelijke. Kortom: daar is deskundigheidsbevordering, uitwisseling en begeleiding een belangrijk traject.

Ik wil geen brief sturen over de casus van dat levende biggetje. De AID is gealarmeerd en heeft handhavend opgetreden. De betreffende verantwoordelijke heeft aangegeven daar spijt van te hebben. Dat neemt niet weg dat diegene een sanctie heeft opgelegd gekregen. Ik ga daar niet nog eens uitvoerig een brief over schrijven. Het moet niet gebeuren, het mag niet gebeuren, ik heb sluitende afspraken gemaakt met Rendac en het signaal is helder.

Dan kom ik op de 200 dode koeien in Someren. In eerste instantie heb ik daar inderdaad niet op gereageerd. Dat zal ik nu doen. Het is een belangrijke en buitengewoon treurige zaak. Als de AID zo’n zaak op het spoor komt, blijkt maar al te vaak dat er niet alleen geweldig veel dierenleed aan de orde is, maar dat er ook sprake is van heel veel menselijk en sociaal leed. Dat wil ik hier nog eens onderstrepen. Er is geen enkele boer die probleemloos kadavers van koeien gaat begraven. Daar zijn echt grote problemen. Mijn inzet is erop gericht om het op het bedrijf aangetroffen categorie E-materiaal volgens de officiële regels te laten opruimen op kosten van de houder. Daarvoor en daartoe heb ik bestuursdwang toegepast. De houder heeft hier een schorsende werking aangevraagd. Dat is niet toegekend door de voorzieningenrechter. Het materiaal wordt nu door Rendac opgehaald en verbrand conform de voorschriften van de verordening.

Dan kom ik op Limburg en Groningen. Mevrouw Van Velzen kan en mag niet van LNV vragen om hier toezeggingen te doen omtrent de werkgelegenheid. In Groningen heb ik nadrukkelijke stappen gemaakt. Dat is door een groot deel van de Kamer ook omarmd. Ik zeg daar straks nog iets over in reactie op de heer Waalkens. Ik heb toegezegd dat ik begrip heb voor de situatie in Zuid-Limburg en dat ik die nadrukkelijk onder de aandacht van de collega’s zal brengen.

Mevrouw Snijder en de heer Waalkens hebben gevraagd naar de status van Groningen. Het moet heel helder zijn. In de brief van vanmorgen heb ik het «kantoor» genoemd. Dat betekent dat daar vast, ondersteunend personeel en labpersoneel blijft zitten. Daarbij is het een steunpunt voor 150 ambulante medewerkers en inspecteurs. Dat blijft in Groningen in het aanbod dat ik vanmorgen heb gedaan. Of men het dan «kantoor» of «steunpunt» noemt, is mij om het even. Het gaat mij erom dat ik gelet op het schrijven van gisteren heb gemeend om dat voornemen zo aan de Kamer te moeten voorleggen. Geef het maar aan als de Kamer vindt dat het «steunpunt» moet heten. Het gaat om een aantal vaste plaatsen en om een aantal ambulante plaatsen. Zullen wij het «Noordelijk Steunpunt» noemen? Ik vind het prima, uitstekend.

Er is aangegeven dat de kosten voor veterinairen twee keer zo hoog zouden zijn als in landen om ons heen. Ik denk niet dat dit zo is. Ik geloof ook niet dat daarmee het streven naar kostendekkendheid recht wordt gedaan.

Ik ga geen toezegging doen over de inzet van de VWA in verband met keuringen op zondag. Noem mij de zaak, want blijkbaar heeft mevrouw Snijder een speciale casus op het oog. Ik zal die veestapel bestaande uit 75 stuks rundvee nagaan en bekijken wat daar aan de hand is.

De heer Graus had het over ambtenaren. Hij zei dat de meeste boeren toffe gasten zijn. Ik zou dat ook over de ambtenaren willen zeggen, in ieder geval over mijn ambtenaren. De meeste van mijn ambtenaren zijn toffe gasten m/v. Die ambtelijke dictatuur bestaat wellicht elders, maar niet bij LNV. Ik geef aan hoe ik erover denk. Ik ben verantwoordelijk. Hou mij dus ook verantwoordelijk.

De heer Atsma (CDA): De laatste opmerking van de minister over «elders» nodigt uit tot nieuwe vragen, maar ik zal ze niet stellen. Het is vast ergens in het buitenland.

Minister Verburg: Ik zei «wellicht».

De heer Atsma (CDA): Ik wil alleen melden dat ik wellicht een VAO ga aanvragen om met collega Waalkens de positie van Parkstad in beeld te brengen.

Mevrouw Thieme (PvdD): Ik krijg graag nog een reactie van de minister op mijn stelling dat het niet halen van een dierenarts bij doodzieke dieren in strijd is met artikel 37 van de GWWD.

Waarom spreekt de minister steeds over de «nieuwe VWA»? Dat zou volkomen onterecht zijn. Het gaat ook om handhaving van de Flora- en faunawet. Ik krijg langzamerhand het vermoeden dat de AID wordt weggesaneerd als wij het de «nieuwe VWA» gaan noemen.

Mevrouw Van Velzen (SP): Ik sluit me graag aan bij de collega’s Atsma en Waalkens, als ze mij tenminste tot hun genootschap toelaten, om de werkgelegenheid te redden in Zuid-Limburg, als wij de AID al niet meer kunnen redden.

Ik ga een derde keer mijn vraag inzake de sterfte onder biggen stellen. Ik zie dat het percentage tot de speentijd stijgt. Daar wil ik een reactie van de minister op. Ik zie dat Ierland het beter doet. Ik wil graag dat wij gaan bekijken en overleggen hoe dat kan. Misschien hebben zij daar maatregelen getroffen waar wij iets aan kunnen hebben. Daarop wil ik graag een toezegging van de minister.

De minister zegt dat er een sanctie is opgelegd vanwege het aanbieden van levende biggen. Ik zou graag een keer een concreet verhaal horen. Welke sancties legt zij dan op? Elke keer tasten wij in de mist als het om de praktijk van het beleid gaat. Over de kadavers in Someren zegt de minister dat de boer die dat gedaan heeft de kosten voor het opruimen moet betalen. Daar schrik je niet van. Dat heeft toch geen afschrikwekkende werking voor mensen met soortgelijke plannen? Waarom doet zij dat zo? Waarom legt zij feitelijk geen sanctie op en moet de boer alleen opdraaien voor de kosten van de ellende die hij zelf heeft aangericht? Een autoriteit met een «A» moet ook scherpe tanden hebben.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Ik kom nog even terug op dat steunpunt in Groningen. De coalitie heeft blijkbaar besloten dat het «Noordelijk Steunpunt» zal heten. Als ik de minister zo hoor, lijkt het toch op een servicecentrum. Daar ben ik blij mee hoor, maar maak dan ook echt een gebaar en noem het een nevenvestiging van Zwolle. Daarmee geef je het een duidelijke plek in het hele circuit. Dat zou echt een gebaar zijn.

De minister weet hoe ik over Limburg denk.

De minister zei me zo-even dat ik mij moest realiseren dat zij een behoorlijk slag maakt van 900 naar 600 plekken. Dat is inderdaad lovenswaardig. Ik heb echter nog een bepaald beeld: er zijn 600 staf- en hoofdkantoorfuncties en er zijn 1200 mensen in het veld. Dat betekent dus dat een op de twee medewerkers achter het bureau zit. Als dat niet zo is, hoor ik dat graag. Dat roept bij mij wrevel op, want ik vind dat gewoon te veel.

De heer Waalkens (PvdA): Nadat wij ons bezig houden met personeelsbeleid en de huisvesting, gaan wij ook nog over de naamgeving. Het moet niet gekker worden.

Ik heb nog een opmerking over het bureau Risicobeoordeling. Bij de vorige oprichting van de VWA heb ik daar ook punten over ingebracht. Ik vind het zeer wezenlijk dat dit geen marginaal bureautje wordt dat afhankelijk is van uitbesteed onderzoek bij laboratoria. De minister heeft duidelijk gezegd dat er nog geen afspraken zijn gemaakt, maar ik zou wel over de schouder van de minister willen meekijken.

Ik overweeg om op het terrein van de werkgelegenheid samen met de heer Atsma een motie in te dienen.

De voorzitter: Er komt dus een VAO.

De heer Graus (PVV): Ik had al een VAO aangekondigd. Het zal wel door de commissie worden aangevraagd en dan zal ik wel als zesde spreker aan de beurt zijn. Ik zou graag boven aan de lijst willen staan, als dat kan. Wij kunnen namelijk niet meer zelf VAO’s aanvragen omdat wij daar blijkbaar te veel succes mee hadden.

De minister is niet bereid om iets te doen. Dat begrijp ik nu ook. Plotseling zijn toch de PvdA- en CDA-fractie de barmhartige Samaritanen. Als zij mijn motie waren blijven steunen, was er niets aan de hand geweest. Nu is er een opengereten wond en nu zullen de PvdA- en CDA-fractie het bloeden proberen te stelpen. Dat zal wel lukken, maar er blijft altijd een litteken. De toekomstige kiezers zullen spreken in 2011. Geloof me, de mensen zijn niet achterlijk. Ik zal met een hele diarree aan moties komen. Ik zal eens kijken en uiteraard overleggen met mijn fractie.

Dan kom ik op het VWA-dierenartsensysteem. Hoe kan het? Toen ik op het vwo zat, wilde ik met enkele mensen uit mijn klas dierenarts worden. Wij hadden met een lootsysteem te maken. Je wordt vijf of zes jaar uitgeloot. Een meisje dat nog nooit een konijn in haar handen had gehad, wordt in één keer ingeloot, maar stopt na een jaar omdat het eerste jaar te natuurkundig is. Ga daar wat aan doen, want dan hebben wij voldoende dierenartsen. Er zijn zo veel mensen die dierenarts willen worden, maar het wordt hun onmogelijk gemaakt. En nu moeten wij artsen uit Tsjechië gaan halen? Die mensen hebben het referentiekader van dierenwelzijn van een koelkast. Vergeet het maar. Er wordt niets uit Tsjechië gehaald. Wij leiden hier onze eigen dierenartsen op. Laten wij niet afbreken wat wij hebben opgebouwd met z’n allen.

Ik wil nog een opmerking maken. De minister heeft mij op een gevoelig punt geraakt. Bij sociaal-maatschappelijke problemen bij boeren moet je helpen. Dat heb ik al meerdere malen gezegd. Als de vrouw van een boer overlijdt, gaat hij zichzelf en zijn dieren verwaarlozen. Voor zulke mensen moet een hulptraject komen. Die mensen moet je natuurlijk niet de gevangenis injagen, maar wel een levenslang verbod op het houden van dieren geven. Dat verbetert namelijk niet. Als het eenmaal is gebeurd, moeten zij toch een levenslang verbod op het houden van dieren krijgen, maar uiteraard moet er voor die mensen een ander traject worden ingezet. Laat dat duidelijk zijn.

Minister Verburg: Voorzitter. Ik neem de mededeling van de heren Atsma en Waalkens over de werkgelegenheid in Limburg voor kennisgeving aan.

Mevrouw Thieme vraagt of een veehouder verplicht is om voor een doodziek dier een veearts te roepen. Het antwoord is «ja». Dat doen boeren ook gewoon. Als een dier ziek is, roep je daar normaal gesproken een veearts bij omdat je wilt dat je dieren weer gezond worden. Het is een tamelijk abstracte casus. Het is inderdaad zo dat artikel 36 en 37 van de GWWD daar het nodige over zeggen.

Ik moet wat helderheid aan mevrouw Thieme geven over de «nieuwe VWA». Wij hebben al eerder in het traject nagedacht over de vraag hoe die nieuwe organisatie moest gaan heten. Er is een onderzoek naar gedaan, ook een cliëntenonderzoek, en daar is dit uitgekomen. Dat betekent dat wij als werktitel het onderscheid moeten maken tussen de «VWA» en de «nieuwe VWA». Na de fusie zal het woordje «nieuwe» er weer vanaf gaan, Je moet echter even een onderscheid kunnen maken in wat je bedoelt.

Mevrouw Van Velzen heeft het nogmaals over Ierland en de biggen gehad. Ik zal bekijken wat wij van Ierland kunnen leren over biggensterfte en over wat ze daar anders en wellicht beter doen. Ik zal ze er gelijk van proberen te overtuigen dat zij het Verdrag van Lissabon zouden moeten tekenen.

Dan kom ik op de situatie in Someren. Die kadavers moesten opgeruimd worden. Wat wij hebben meegemaakt was een bijzonder wrang spelletje over de vraag wie dat zou moeten doen. Ik heb op enig moment de opdracht tot opruimen gegeven. Ik vind het ook mijn verantwoordelijkheid om door te pakken. Dat neemt niet weg dat ik via de AID de kosten voor het opruimen van de kadavers bij de boer verhaal en dat daar ook nog een sanctie op volgt. En die sanctie is niet kinderachtig.

Mevrouw Snijder, ik noem het «Noordelijk Steunpunt». Ik denk dat ik dat gewoon doe. Voor je het weet hebben wij weer allerlei begripsverwarringen. U weet wat wij daar gaan doen, want ik heb daar een toezegging over gedaan. Dat is het dan.

Het verbaast me dat mevrouw Snijder schrikt van de overhead van de VWA. Ik geef aan dat ik daar 30% vanaf haal. We gaan voor slank, efficiënt en effectief. Dat wordt een nieuwe organisatie. Als die functioneert en als dan blijkt dat dit met nog minder mensen kan, zullen wij dat zeker niet laten. Ik vind dit voor de komende tijd een majeure stap en ik vind dat wij het hier voorlopig mee moeten doen. Wij moeten zorgen dat die organisatie op poten komt, dat zij gaat draaien en dat alle mensen in die organisatie met veel plezier en motivatie het belangrijke werk doen dat hen wacht.

De heer Waalkens vroeg of het bureau Risicobeoordeling onafhankelijk blijft in de nieuwe VWA. Dat blijft het inderdaad. Hij moet zich even dat organogram voor de geest halen. Daar staat het in. Ik zet er een dikke streep onder en een uitroepteken achter. Dat bureau moet gewoon onafhankelijk blijven opereren.

De heer Graus heeft het gehad over de veterinairen. Met zijn laatste punt over boeren met problemen ben ik het van harte eens. Als je zoiets op een bedrijf aantreft, is dat verschrikkelijk. Zoiets komt enorm binnen bij de AID’ers. Daar is een drama aan de hand. Dat moet je je goed realiseren. Zoiets gaat een AID’er ook niet in de koude kleren zitten. Op die bedrijven is sociaaleconomische ondersteuning nodig. Dat is de reden waarom wij in 2007 met een project zijn gestart om te bekijken of wij in dat soort situaties de gemeentelijke sociale dienst kunnen inschakelen. Het is natuurlijk ondoenlijk om de AID ook die begeleiding van mensen te laten doen. Er is ook nadere hulp nodig voor de mensen die het betreft. Dat neemt niet weg dat de handhaving plaats moet vinden en dat herhaling moet worden voorkomen. Mensen moeten ook weer een beetje recht op de benen komen te staan.

Mevrouw Van Velzen (SP): Ik zou graag een keer concreet willen horen welke sancties de minister oplegt. Op mijn vraag over de levende dieren heeft zij geen antwoord gegeven. Over de boer in Someren zegt zij dat de sanctie niet kinderachtig was. Ik snap dat het om privacygevoelige zaken gaat, maar misschien kan de minister ons een keer vertrouwelijk informeren over de manier waarop dat werkt. Dan kan zij mijn vertrouwen winnen.

Minister Verburg: Ik heb gezegd dat wij in 2009 een overzicht hebben gegeven van de sancties over 2008, voor zover mogelijk. Het gaat dan om de bestuurlijke poot. Het strafrechtelijke deel is in handen van het OM. Daarover kan ik niets toezeggen en daar wil ik ook geen verwachtingen over wekken. Ik heb aangegeven dat ik bereid ben om in 2010 opnieuw te doen wat ik in 2008 heb gedaan, maar dan voor 2009.

De heer Graus (PVV): Ik begrijp dat Justitie en BZK hiermee te maken hebben. Maar het blijkt dat mensen met sociaal-maatschappelijke problemen na een paar maanden weer hun vee verwaarlozen. Ik wil wel graag dat de dieren in beslag worden genomen en dat die in veiligheid worden gebracht. Dat kan de AID wel.

Minister Verburg: Dat doet de AID ook. Hij heeft een vrij sterke instructie op dit punt en beoordeelt dat. De AID geeft een waarschuwing waar nodig en neemt dieren in beslag als dat onvermijdelijk is. Het is nogal wat als je dat doet. Bij het in beslag nemen van dieren moet zorgvuldig gehandeld en opgetreden worden. Als het echter nodig is, doet de AID dat zeker.

De voorzitter: Ik zal namens de commissie een VAO aanvragen.

Toezeggingen

– De minister zal voor de behandeling van de LNV-begroting 2010 een brief aan de Kamer sturen over verbeterstappen van de sector om biggensterfte terug te dringen.

– De minister zal met Rendac sluitende afspraken maken over het aanbieden van levende dieren voor destructie. Relevante informatie hierover zal aan de Kamer worden gestuurd.

– De minister zal de resultaten van de beleidsmatige evaluatie naar de openbaarmaking van controlegegevens vóór de behandeling van de LNV-begroting 2010 aan de Kamer sturen.

– Het rapport van Ernst & Young over het nieuwe kwaliteitsstelsel voor verzamelplaatsen zal aan de Kamer worden gezonden.

– De minister zal in 2010 de Kamer de beschikbaar te stellen informatie verstrekken over sancties et cetera ten aanzien van diertransporten voor het jaar 2009.

De heer Graus (PVV): Ik zag aan de non-verbale communicatie van de minister dat zij mijn moties gaat uitvoeren.

De heer Waalkens (PvdA): Zegt de minister ook toe dat zij zich in het kabinet sterk zal maken voor de werkgelegenheid?

Minister Verburg: Ja, die hoort erbij.

De voorzitter: Wordt de Kamer daarover geïnformeerd?

Minister Verburg: Daartoe ben ik graag bereid.

De voorzitter: Dan is het een toezegging aan de commissie.

Mevrouw Van Velzen (SP): Ik heb ook gehoord dat de minister zal bekijken wat de sector in Ierland anders doet waardoor de biggensterfte lager is. Daarover zou zij aan de Kamer rapporteren.

De voorzitter: Haar antwoord was geen toezegging aan de commissie.

Mevrouw Van Velzen (SP): Dat lijkt mij wel. Aan wie anders?

De voorzitter: Ik zal u een keer uitleggen wat toezeggingen zijn en wat wij daar wel of niet toe rekenen.

Mevrouw Van Velzen (SP): Mag ik dan alsnog aan de minister vragen of dit een toezegging is? Wij moeten hier geen stelletje bureaucraten worden. De minister heeft het toegezegd dus wilt u het alstublieft noteren?

De voorzitter: Daar wil ik even serieus op ingaan. De toezeggingen van de minister aan de Kamer zijn heel serieuze afspraken. Daar luisteren de griffier en de voorzitter heel duidelijk naar. Zoals de minister antwoordde, is het niet formeel een toezegging. Ik zou ook wel twee of drie A4-tjes vol toezeggingen willen.

Mevrouw Van Velzen (SP): Dan vraag ik aan de minister of zij dit alsnog wil toezeggen. Ik heb haar zo begrepen. Kan zij dit bevestigen?

Minister Verburg: Ik zal bij de brief over de biggensterfte ook nagaan of– en zo ja, wat – wij van Ierland zouden kunnen leren.

De voorzitter: Dank u wel. Er is een hele reeks toezeggingen. Ik dank iedereen voor zijn aanwezigheid en sluit dit algemeen overleg.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Atsma (CDA), voorzitter, Poppe (SP), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Jager (CDA), Ormel (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Neppérus (VVD), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Cramer (ChristenUnie), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Thieme (PvdD), Dibi (GroenLinks), Polderman (SP), Elias (VVD) en Linhard (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Luijben (SP), Tang (PvdA), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Biskop (CDA), Pieper (CDA), Koşer Kaya (D66), Van Leeuwen (SP), Eijsink (PvdA), Depla (PvdA), Van Baalen (VVD), Kant (SP), Blom (PvdA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Van Heugten (CDA), Brinkman (PVV), Ten Broeke (VVD), Ouwehand (PvdD), Vendrik (GroenLinks), Lempens (SP), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD) en Van Dam (PvdA).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Van Beek (VVD), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), De Pater-van der Meer (CDA), Van Bochove (CDA), Gerkens (SP), Sterk (CDA), Leerdam (PvdA), voorzitter, De Krom (VVD), ondervoorzitter, Griffith (VVD), Boelhouwer (PvdA), Irrgang (SP), Kalma (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Van der Burg (VVD), Brinkman (PVV), Pechtold (D66), Van Raak (SP), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Heijnen (PvdA), Bilder (CDA) en Anker (ChristenUnie).

Plv. leden: Teeven (VVD), Heemelaar (GroenLinks), Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), Smilde (CDA), Polderman (SP), Spies (CDA), Wolbert (PvdA), Aptroot (VVD), Zijlstra (VVD), Vermeij (PvdA), Van Gerven (SP), Heerts (PvdA), Çörüz (CDA), Remkes (VVD), De Roon (PVV), Van der Ham (D66), Van Bommel (SP), Ouwehand (PvdD), Timmer (PvdA), De Wit (SP), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Van Haersma Buma (CDA), Cramer (ChristenUnie) en Knops (CDA).

XNoot
3

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Kant (SP), Snijder-Hazelhoff (VVD), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Smeets (PvdA), voorzitter, Van Miltenburg (VVD), Schippers (VVD), Smilde (CDA), Timmer (PvdA), Koşer Kaya (D66), Willemse-van der Ploeg (CDA), Van der Veen (PvdA), Schermers (CDA), Van Gerven (SP), Wolbert (PvdA), Zijlstra (VVD), Ouwehand (PvdD), Agema (PVV), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Sap (GroenLinks) en De Roos-Consemulder (SP).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Van Velzen (SP), Neppérus (VVD), Atsma (CDA), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Verdonk (Verdonk), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Vietsch (CDA), Arib (PvdA), Van der Ham (D66), Uitslag (CDA), Gill’ard (PvdA), Omtzigt (CDA), Langkamp (SP), Vermeij (PvdA), De Krom (VVD), Thieme (PvdD), Bosma (PVV), Luijben (SP), Heerts (PvdA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Halsema (GroenLinks) en De Wit (SP).

Naar boven