26 991
Voedselveiligheid

nr. 229
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 oktober 2008

Hierbij bied ik u, mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), de voortgangsrapportage over de verbetering van toezicht op diertransporten en slachterijen aan. Deze voortgangsrapportage vloeit voort uit de toezegging die ik heb gedaan naar aanleiding van de debatten over de rapporten van de heren Hoekstra1 en Van- themsche2. In de kabinetsreactie op deze rapporten heb ik een aantal maatregelen aangekondigd. Daarnaast zijn er naar aanleiding van het overleg met uw Kamer hierover moties aangenomen. Met deze brief doe ik mijn toezegging gestand dat ik uw Kamer na een half jaar op de hoogte zou stellen van de stand van zaken.

Uitgangspunt is dat toezicht en handhaving op diertransporten en slachterijen op een adequate en effectieve manier plaatsvindt. In mijn eerdere brieven naar aanleiding van de rapporten van de heren Hoekstra en Vanthemsche heb ik mijn ambitie over de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) uiteengezet. De acties uit deze voortgangsrapportage moeten in die context worden geplaatst.

In het algemeen wil ik vaststellen dat er sinds dit voorjaar hard aan verbetermaatregelen is gewerkt en gewerkt wordt. Op allerlei fronten is actie ondernomen om de werkzaamheden van de VWA met betrekking tot toezicht, controle en handhaving bij diertransporten en in slachterijen, te verbeteren. Er is bijvoorbeeld sprake van strenger optreden en risicogebaseerde handhaving. Zo is het aantal processen-verbaal in 2008 sterk gestegen en worden nu meer aanzeggingen tot schorsing van de transportvergunning uitgebracht.

Vanwege de korte tijdspanne zijn de precieze effecten van de verbeterde handhaving op de naleving nog niet meetbaar, maar de sector lijkt meer alert op de aspecten rond het dierenwelzijn. Een voorbeeld hiervan zijn de reisjournaals bij lange afstandstransporten, die nu nauwkeuriger en met minder overtredingen dan voorheen worden ingevuld.

Hoewel een half jaar te kort is om de balans op te maken, ben ik van mening dat we op de goede weg zijn. Tegelijkertijd wil ik aangeven dat er nog het nodige moet gebeuren.

De inspanningen om tot verbetering te komen, zullen onverminderd worden voortgezet.

Hieronder ga ik in op de maatregelen aan de hand van drie hoofdthema’s, namelijk «Toezicht en handhaving», «Verbeterprogramma VWA» en «Internationale aspecten».

A. Toezicht en handhaving

Ten aanzien van het toezicht en de handhaving zijn de nodige stappen gezet. De maatregelen die ik in mijn eerdere brieven heb aangekondigd, hebben effect.

Ook waar het aanpassing van regelgeving betreft, zijn er stappen gezet.

Herziening Regeling preventie

De herziene Regeling preventie is op 1 oktober jl. in de Staatscourant gepubliceerd en zal op 1 januari 2009 in werking treden. Uitgangspunt bij de herziening is dat de verantwoordelijkheid voor preventie meer bij de sector wordt neergelegd. Voorts zijn de regels vereenvoudigd. Dit moet leiden tot een verbeterde handhaafbaarheid. De handhaving van de herziene regels zal risicogebaseerd plaatsvinden en tegelijkertijd zal de handhavingsinzet worden vergroot.

Bestuurlijke boetes

Voorts heb ik het wetsvoorstel, dat de bestuurlijke boete als handhavingsinstrument aan de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren toevoegt, versneld in procedure gebracht. Dit voorstel is thans aanhangig bij de Raad van State. Het wetsvoorstel biedt de mogelijkheid om bestuurlijke boetes op te leggen op de gebieden van dierziekten, diertransporten en de welzijnsregels over slacht. De bestuurlijke boete kan bij geconstateerde overtredingen snel worden opgelegd en daarmee wordt het lik op stuk beleid bevorderd. Ook in het wetsvoorstel dieren (TK 2007–2008, 31 389), is een regeling over de bestuurlijke boete opgenomen.

Interventiebeleid en proportionaliteit

Naast de introductie van de bestuurlijke boete wil ik ook de proportionaliteit binnen het huidige handhavingsinstrumentarium verbeteren. Op 1 januari jl. is het algemene interventiebeleid van de VWA in werking getreden. De kernpunten van dit beleid zijn dat er meer aandacht is voor zware overtredingen en dat geringe overtredingen, die niet leiden tot risico’s, geen directe sancties opleveren. Momenteel wordt conform deze kernpunten de laatste hand gelegd aan een specifiek interventiebeleid voor de Transportverordening. Een onderdeel daarvan is de aanpassing van de Beleidsregels dierenwelzijn. In dit verband zullen ook andere bestuursrechtelijke maatregelen zoals de last onder dwangsom beter benut worden. Bij de verbetering van de benutting van het bestuursrechtelijk instrumentarium worden de recente ervaringen bij de rechter over het schorsen en intrekken van vervoersvergunningen meegenomen.

Vliegende brigades

De inzet van de vliegende brigades bij slachterijen, verzamelplaatsen, boerderijcertificering en tijdens het transport is effectief. De teams zijn conform mijn toezegging verdubbeld. De vliegende brigades hebben tot 1 oktober 2008 ruim 1800 controles uitgevoerd. Ruim 78% van de uitgevoerde controles voldeed aan de wettelijke voorschriften. Doordat er frequenter en meer risicogebaseerd wordt gecontroleerd is er een stijging van het aantal bestuursrechtelijke en strafrechtelijke maatregelen. Ten opzichte van het jaar 2007 is het aantal schriftelijke waarschuwingen bij diertransporten ruim verdubbeld. Ook het aantal processen-verbaal dat werd opgemaakt vertoont een stijgende lijn.

Wat betreft de gevraagde informatie over de opgelegde strafrechtelijke sancties verwijs ik naar mijn antwoord op de motie-Van Velzen (TK 2007–2008, 28 286, nr. 98). Ik heb aangegeven dat het informatiesysteem niet gebouwd is op het genereren van deze specifieke informatie. Het informatiesysteem is een systeem van het Openbaar Ministerie (OM).

Ik kan en zal derhalve bedoelde informatie niet leveren.

Openbaar maken controlegegevens

Zoals ik u eerder heb toegezegd, zal ik de gegevens over de inspectie diertransporten openbaar maken. De conclusies in het Rapport Hoekstra geven mij echter aanleiding om pas op de plaats te maken en eerst de gegevensstromen binnen de VWA op orde te brengen; zorgvuldigheid staat voorop. Daarna wil ik overgaan tot openbaarmaking van de controlegegevens die zich daarvoor lenen conform de motie-Waalkens (TK 2007–2008, 31 200 XIV, nr. 115).

Verscherpt toezicht op kleine en middelgrote slachterijen

Naar aanleiding van het rapport van de heer Vanthemsche (TK 2007–2008, 26 991, nr. 205) heb ik u toegezegd dat ik de Algemeen Inspectiedienst (AID) zou vragen om verscherpt toezicht te houden op kleine en middelgrote slachterijen. Ik heb de controles van de vliegende brigades op deze slachterijen geïntensiveerd.

Noodslachtingen

In mijn reactie op het rapport van de heer Vanthemsche heb ik u ook toegezegd dat ik de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD) zou vragen de noodslachtingen aan te kaarten bij haar leden om zieke en wrakke dieren uit de voedselketen te weren. De KNMvD heeft dit gedaan met een artikel in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde en via voorlichting aan haar leden. De VWA heeft op haar beurt de procedures voor de noodslachting verduidelijkt en heeft op haar website uitleg geplaatst wanneer noodslachtingen zijn toegestaan.

Kwaliteitssystemen dierwaardig vervoer

Op 26 juni jl. heb ik per brief de kwaliteitsystemen Dierwaardig Vervoer van de transporteurs en de NBW-Q van de exportverzamelplaatsen aan de Europese Commissie gestuurd. De Commissie heeft op 5 augustus jl. schriftelijk laten weten zulke initiatieven te verwelkomen. Het aantal deelnemers aan Dierwaardig Vervoer 2008 bedroeg op 1 oktober 2008 90 en er lopen nog 5 aanvragen voor deelname. De lijst met gecertificeerde transporteurs met stalkeuringen is opgenomen op de website van ViaNorm.

Dertien exportverzamelcentra voor varkens in Nederland nemen deel aan het kwaliteitssysteem NBW-Q.

Beide kwaliteitssystemen worden momenteel geëvalueerd waarna ik met de stichtingen van beide kwaliteitssystemen zal bezien op welke wijze de kwaliteitssystemen verder kunnen worden verbeterd.

B. Verbeterprogramma VWA

Binnen de VWA is een omvangrijk verbeterprogramma in uitvoering om het toezicht op diertransporten en slachterijen te verbeteren. Het programma kent drie pijlers, namelijk het vergroten van de capaciteit en kwaliteit van dierenartsen, het verbeteren van de informatiehuishouding en het versterken van de handhaving. Over deze laatste pijler heb ik u in het vorige hoofdstuk geïnformeerd. De eerste en tweede pijler zal ik hieronder behandelen.

Vergroten capaciteit en kwaliteit dierenartsen

De eerste pijler van het programma is het vergroten van de capaciteit en kwaliteit van dierenartsen werkzaam voor de VWA. Hiervoor is een verbeterplan opgesteld met als doel dat dierenartsen zich meer inhoudelijk bij hun werkzaamheden betrokken weten en ze meer op hun professionaliteit worden aangesproken. De belangrijkste onderdelen van het verbeterplan zijn:

– aanstellen en intern opleiden van circa 40 dierenartsen in de komende 2 jaren en de inzet van extra practioners;

– verbeteren van de arbeidsvoorwaarden van practitioners en daaraan gekoppeld uitbreiding van de capaciteitsinzet;

– uitvoeren van een pakket aan opleidingen en bijscholingen van zowel VWA-dierenartsen als practitioners;

– verbetering van de kwaliteit van het werkoverleg, intervisie, collegiale toetsing en onderlinge afstemming en planning.

In de zomer van 2008 is een wervingscampagne voor dierenartsen gestart. Op dit moment is een eerste groep dierenartsen ingestroomd en zal de capaciteit stapsgewijs worden uitgebreid. Verder is het opleidingenpakket van de VWA voor dierenartsen in de afgelopen tijd aanzienlijk uitgebreid en is een tweede intensieve ronde opleidingen en bijscholing na de zomer van start gegaan.

Met het hierboven geschetste maatregelenpakket over de inzet van dierenartsen bij en voor de VWA geef ik ook uitvoering aan de motie-Graus van 3 juli jl. (TK 2007–2008, 26 991, nr. 215).

De inhaalslag om de verbetering van de kwaliteit te vergroten kan op korte termijn de capaciteitstekorten tijdelijk vergroten en dus zijn keuzes onvermijdelijk. De VWA heeft hiervoor een pakket van maatregelen opgesteld. Daarbij wordt gekeken naar mogelijkheden om efficiency en effectiviteit van de inzet te vergroten en naar mogelijkheden om tot een meer risicogerichte inzet van dierenartsen op de slachterijen te komen. Ook het doelmatiger inzetten van dierenartsen behoort tot de mogelijkheden, hetgeen gevolgen kan hebben voor het serviceniveau richting het bedrijfsleven.

Daarbij moet gedacht worden aan beperkingen van keurtijden bij niet efficiënte aanvragen en het doorschuiven van aanvragen voor een betere spreiding van de werkzaamheden.

Verbeteren informatiehuishouding

Zowel Hoekstra als Vanthemsche hebben geconstateerd dat de informatiehuishouding binnen de VWA niet op orde is. Daarvoor is het noodzakelijk tot fundamentele aanpassingen van de ICT-infrastructuur te komen. Dit is een ingrijpend traject dat enige tijd in beslag zal nemen en onderdeel zal zijn van een gezamenlijke aanpak in het fusietraject van de VWA, AID en PD. In de brief die ik u dit najaar heb toegezegd (motie-Waalkens c.s. (TK 2007–2008, 26 991, nr. 226), zal ik hier nader op ingaan.

Op het terrein van diertransporten en slachterijen zijn om te beginnen de afgelopen periode maatregelen genomen, die zien op betere vastlegging van gegevens. Hierdoor zijn betere gegevens te genereren voor beleidsrapportages en is een betere dossiervorming ontstaan ten behoeve van de handhaving. Verder zal de komende periode geïnvesteerd worden om – binnen de beperkte mogelijkheden van de bestaande ICT-infrastructuur – tot verbeteringen van werkwijze te komen.

Planningskader VWA

De knelpunten van het planningskader zijn in de afgelopen maanden geïnventariseerd. Uit de gezamenlijke evaluatie en de daaropvolgende afzonderlijke gesprekken met het bedrijfsleven komen in grote lijnen drie hoofdpunten naar voren:

1. Algemene knelpunten, vooral over de aanmeldingstermijn, de mogelijkheid tot spoedcertificering en de dienstverlening op zaterdagen en feestdagen;

2. Specifieke, sectorgerelateerde knelpunten, bijvoorbeeld in de pluimveesector;

3. Overige punten, vooral gericht op de retributieregeling of op meer algemene beleidsmatige zaken rond het toezicht.

Voor zover mogelijk zijn de knelpunten die konden worden opgelost inmiddels afgehandeld. Zo is voor de pluimveesector de mogelijkheid tot een aangepast slachtrooster geïntroduceerd indien er sprake is van zeer hoge temperaturen. Andere bijstellingen worden momenteel beoordeeld op hun haalbaarheid. Daarbij zijn voorstellen die extra inzet van dierenartsen vergen op dit moment niet te realiseren, gezien de huidige tekorten. Aanpassingen van het planningskader die samenhangen met de wijziging van de retributieregeling zullen in samenhang daarmee worden beoordeeld.

Retributies

De evaluatie van de werking van de retributieregelingen die per 1 maart jl. van kracht zijn geworden, is in volle gang. De resultaten van de evaluatie zullen worden gebruikt bij de aanpassing van de retributieregelingen in 2009. Een zorgvuldige evaluatie, de daarbij behorende besprekingen en eventuele aanpassingen van de regelingen en instructies binnen de VWA nemen de nodige tijd in beslag. Gelet hierop, streef ik naar consultatie van het bedrijfsleven over de bijgestelde conceptregelingen in januari 2009, publicatie van de regelingen per 1 april 2009 en inwerkingtreding per 1 juli 2009. De huidige retributies zullen tussentijds per 1 januari 2009 worden geïndexeerd. Bij de eventuele aanpassingen van de regeling zal ik de effecten op het voortbestaan en de spreiding van slachterijen betrekken.

Modernisering van de vleeskeuring

Zoals ik in de brief van 20 maart 2008 reeds heb medegedeeld zijn er gesprekken geweest met de Europese Commissie en buurlanden over de modernisering van de vleeskeuring. De Commissie heeft te kennen gegeven in principe in te kunnen stemmen met de uitvoering van pilotprojecten, waarin nieuwe methoden voor een risicogebaseerde vleeskeuring worden getoetst met een efficiënte inzet van dierenartsen. Ook op een door Frankrijk georganiseerd Europees symposium in juli jl. werd het belang van modernisering van de vleeskeuring benadrukt. In Nederland en in enkele lidstaten zijn verkenningen gaande naar de uitvoering van pilotprojecten. Ik streef ernaar om de informatie-uitwisseling over de plannen en resultaten tussen lidstaten te bevorderen.

Het spreekt voor zich dat structurele oplossingen alleen op Europees niveau en niet op korte termijn kunnen worden verwacht. Nederland heeft dit jaar een bijdrage geleverd aan deze ontwikkelingen en ik verwacht dat dit op langere termijn ook zijn vruchten zal afwerpen. Dit traject geeft invulling aan mijn toezegging in de brief aan u van 20 maart jl. en de motie-Atsma van 3 juli jl. (TK 2007–2008, 26 991, nr. 219).

C. Internationale aspecten

Herkomstetikettering

Er zijn diverse acties die een grote internationale component hebben. Bijvoorbeeld, de transporten van levend vee ten bate van fictieve herkomstetikettering. Sinds 2000 geldt, naar aanleiding van de Bovine Spongiforme Encephalopathie (BSE)-crisis, voor rund- en kalfsvlees Europese wetgeving voor etikettering van het land van herkomst. Het is verplicht om de consument informatie te verstrekken over het land waar het rundvee geboren, gemest, geslacht en verwerkt is. Voor varkens- en pluimveevlees is er momenteel geen Europese wetgeving voor verplichte herkomstaanduiding. Het is alleen verplicht ter ondersteuning van de controle-instanties om op het etiket middels een landencode te vermelden waar de laatste bewerking op het vlees is uitgevoerd.

De EU-regelgeving voor etikettering wordt momenteel herzien. De Commissie heeft op 30 januari 2008 een voorstel uitgebracht voor een verordening van voedselinformatie.

Het voorstel bevat striktere regels omtrent herkomstetikettering dan de bestaande regelgeving. Het is al verplicht om het land van herkomst te etiketteren indien het achterwege laten daarvan de consument zou misleiden over het eigenlijke land van herkomst.

Er worden nu aanvullende regels voorgesteld voor het vrijwillig aanduiden van het land van herkomst op het etiket: als één land wordt vermeld op het etiket, dan mag dat alleen als de dieren in hetzelfde land zijn geboren, gehouden, geslacht en verwerkt. Indien er voor één fase in de cyclus een afwijkend land geldt, dan moeten de afzonderlijke landen worden genoemd op het etiket.

Daarmee bevat het nieuwe voorstel voldoende waarborgen om misleiding als gevolg van herkomstetikettering te voorkomen. Nederland ondersteunt dit voorstel en daarmee geef ik uitvoering aan de motie-Van der Ham van 12 september 2007 (TK 2007–2008, 28 286, nr. 67).

Samenwerkingsprotocollen

Zoals ik u eerder heb gemeld, ben ik bezig afspraken te maken met andere lidstaten over toezicht en controle op diertransporten. Mijn departement werkt met Italië al enige tijd volgens een samenwerkingsprotocol bij het toezicht en controle voor diertransporten. Mijn ambitie is om ook met andere relevante lidstaten goede afspraken te maken om de controle op diertransport te verbeteren. Ik heb hierover gesproken met Duitsland, Frankrijk en Oostenrijk. Deze lidstaten hebben zich bereid verklaard om met Nederland samen te werken. Concreet streef ik ernaar om af te spreken dat autoriteiten in andere lidstaten overtredingen van Nederlandse vervoerders melden aan de VWA. Daarbij is het zaak dat deze landen afdoende bewijsmateriaal meeleveren zodat de VWA deze overtreders effectief kan aanpakken.

Internationale benchmark

Tijdens het AO van 26 maart 2008 heb ik toegezegd een internationale benchmark uit te voeren bij de VWA van verschillende lidstaten van de Europese Unie. Vooropgesteld dat het lastig is goed vergelijkbare organisaties te vinden, die bovendien ook gegevens hiervoor beschikbaar stellen kan ik u melden dat de Europese Commissie (DG Sanco) met een onderzoek gestart is over de samenstelling van de retributies in de verschillende lidstaten. Verder stelt de Europese Food en Veterinary Office (EU-FVO) landenprofielen op waarin een uitgebreide analyse wordt gegeven van de competente autoriteiten in het betreffende land. Daarin wordt ook aangegeven in hoeverre het land beantwoordt aan de relevante EU-wetgeving op voedselveiligheid gebied. In het najaar van 2008 zal de EU-FVO, naar planning, een nieuw profiel van Nederland opleveren. Ook van andere lidstaten zullen, naar verwachting in de loop van 2009, nieuwe profielen verschijnen. Ik verwacht dat deze onderzoeken voldoende materiaal opleveren om inzicht te krijgen in de situatie in andere landen.

KDS

Wat betreft de uitvoering van de motie Thieme (TK 2007–2008, 26 991, nr. 193) kan ik u het volgende melden. De Europese Commissie heeft naar aanleiding van vragen van het Europees Parlement over de inzet van BV KDS bij de postmortem roodvleeskeuringen aangegeven met Nederland in gesprek te gaan over de conformiteit van de Nederlandse controlesystemen – waaronder KDS – met het Gemeenschapsrecht. Over de uitkomsten zal ik u informeren. Zoals ik in antwoord op vragen van uw Kamer en in mijn reactie op deze motie heb aangegeven, is naar mijn mening de werkwijze waarbij bij de uitvoering van de postmortemkeuring roodvlees officiële assistenten worden ingezet die in dienst zijn bij de BV KDS, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 854/2004. Hierbij wil ik benadrukken dat de heer Vanthemsche in zijn rapport heeft geconcludeerd dat KDS goed functioneert en de relatie tussen de VWA en KDS goed is geregeld.

Wrak vee

Dan is er nog een internationaal actiepunt, namelijk mijn toezegging in de brief 20 juni 2008 en in het AO van 25 juni 2008 om u te informeren over de Europese definitie van «wrak vee». De EU-transportverordening kent het begrip «wrak vee» niet. Het is dus geen juridisch begrip maar een in de praktijk gebruikte duiding van vee dat niet geschikt is voor vervoer.

Uitgangspunt van de verordening is dat de dieren slechts mogen vervoerd indien zij geschikt zijn voor het voorgenomen transport. Niettemin geeft de EU-transportverordening een goede omschrijving van hetgeen onder «wrak vee» dient te worden verstaan. Deze omschrijving is opgenomen in bijlage 1, hoofdstuk 1, onderdelen 1–3 van de EU-transportverordening. Kort samengevat komt die omschrijving er op neer dat gewonde, zwakke en zieke dieren niet mogen worden vervoerd. De verordening noemt diverse situaties waarin sprake is van gewonde, zwakke en zieke dieren, bijvoorbeeld als het om dieren gaat die niet in staat zijn zonder hulp te lopen of die ernstige open wonden hebben. De EU-transportverordening onderscheidt ook gevallen waarin zieke of gewonde dieren wel kunnen worden vervoerd, bijvoorbeeld als het om licht gewonde dieren gaat waarvoor het vervoer geen extra lijden veroorzaakt. Bij twijfel dient in dergelijke gevallen een dierenarts te worden geraadpleegd.

Inmiddels loopt ook het toegezegde onderzoek naar stimulansen om te voorkomen dat «wrak» vee bij het slachthuis wordt aangeleverd. Ik ben voornemens u over de resultaten van dat onderzoek volgend voorjaar te informeren.

De hierboven beschreven acties ter verbetering van toezicht en controle bij diertransporten en slachterijen zal ik onverminderd doorzetten. De voorgenomen fusie in 2011 van de uitvoerende inspectiediensten zal leiden tot een effectievere en efficiëntere organisatie waardoor de verbetermaatregelen beter kunnen worden geëffectueerd. Ik zal mij ervoor inspannen dat de uitvoeringstaken niet zullen lijden onder het fusieproces. Ik zal, met het oog op de motie-Waalkens c.s. (TK 2007–2008, 26 991, nr. 226), u later dit najaar concreet informeren over de fusie en ik zal daarbij specifiek ingaan op de uitvoeringstaken van de inspecties, de kwaliteitsverbetering van de VWA en de borging van de opsporingstaken ten behoeve van het Openbaar Ministerie.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg


XNoot
1

Onderzoek VWA-rapport «Modernisering activiteiten levende dieren en levende producten» van 20 maart 2008 (TK 2007–2008, 26 991, nr. 177).

XNoot
2

«Het functioneren van de VWA in de controle op slachthuizen en exportverzamelplaatsen» van 20 juni 2008 (TK 2007–2008, 26 991, nr. 205).

Naar boven