26 991
Voedselveiligheid

nr. 223
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 29 september 2008

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 en de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport2 hebben op 11 september 2008 overleg gevoerd met minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over:

– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 7 mei 2008 met de stand van zaken rond toezeggingen en aangenomen moties, ingediend bij de debatten over de begrotingsstaat van het ministerie van LNV voor het jaar 2008 (31 200-XIV, nr. 216);

– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 16 juni 2008 met de stand van zaken van de door de Tweede Kamer aangeleverde openstaande moties en toezeggingen, vanaf de begrotingsbehandeling van het ministerie van LNV voor het jaar 2008 (31 200-XIV, nr. 225);

– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 20 juni 2008 met het rapport «Audit fusie AID, PD en VWA» en de kabinetsreactie daarop (26 991, nr. 205);

– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 11 juli 2008 over het AID-kantoor Zuid-Limburg (26 991, nr. 221).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand woordelijk geredigeerde verslag uit.

Voorzitter: Van der Vlies

Griffier: Dortmans

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De voorzitter: Wij hebben anderhalf uur de tijd voor dit algemeen overleg over de voorgenomen fusie van de AID, de PD en de VWA. Ik stel voor dat wij in eerste termijn spreektijden hanteren van drie minuten per fractie. Nadat ik de minister, haar ambtenaren en alle belangstellenden welkom heb geheten, geef ik als eerste de heer Graus het woord. Hij heeft dit algemeen overleg namelijk aangevraagd.

De heer Graus (PVV): Voorzitter. Ik zal mij beperken tot de mogelijke verplaatsing van de AID uit Kerkrade. Eerder heb ik een motie ingediend om het hoofdkantoor van de AID voor Kerkrade te behouden. Ik heb dat onder meer gedaan om de werkgelegenheid in Zuid-Limburg te behouden. Zoals de minister weet, is Zuid-Limburg getroffen door de laagste economische groei van Nederland en een hoge werkeloosheid. Een derde van de schoolverlaters gaat weg. Zuid-Limburg is wederom heel zwaar de dupe. Waarom gaat de minister juist werkgelegenheid uit Zuid-Limburg weghalen? Bovendien werkt de PVV-fractie aan plannen voor dit gebied; is er een motie aangenomen over het alarmnummer 113, die de minister nog niet heeft uitgevoerd, en komen wij bij de algemene politieke beschouwingen met een voorstel voor dierenpolitie.

Het opleidingscentrum en de meldkamers van de AID voor het alarmnummer en de dierenpolitie kunnen op het euregionale terrein AVANTIS worden gebouwd. Dat zou voor veel werkgelegenheid zorgen in Kerkrade en dan vooral in de regio Parkstad. Wij zouden daarmee een paar honderd plaatsen creëren en minimaal vierhonderd arbeidsplaatsen. Als de VWA naar het zuiden zou gaan in het kader van de internationalisering en de euregionalisering, sluiten wij aan bij de ontwikkelingen. Zuid-Limburg wordt in de toekomst door haar ligging in Europa veel belangrijker dan de rest van het land. Geloof mij: dat gaat gebeuren, want straks zijn wij niet meer dan een provincie binnen Europa en dan heeft Zuid-Limburg toevallig wel de beste ligging.

De minister zegt dat zij een voorstander is van internationalisering en euregionalisering, ook al heeft zij dat laatste woord niet gebruikt. Laat het hoofdkantoor van de AID met het oog daarop in Kerkrade voortbestaan. De motie daarover is overigens door 149 Kamerleden gesteund. Sowieso heeft de minister iedere aangenomen motie uit te voeren. Ik heb het al wel eens eerder gezegd: de minister is daartoe niet verplicht, maar het is onmogelijk dat de minister de wil van de Tweede Kamer niet gehoorzaamt. Dat zou namelijk betekenen dat wij ons voor gek laten zetten en totaal geen functie meer hebben. Als wij daarvoor kiezen, kunnen wij net zo goed naar huis gaan. Het is mijn doel om een volksvertegenwoordiger te zijn. Dat heet democratie. Lang leve de democratie! Zo werkt het in Nederland. De minister heeft dat te volgen, net zoals wij dat ook moeten doen. Ik heb ook wel eens een aderlating gedaan. Als ik geen meerderheid aan mijn kant krijg, moet ik mij daarin schikken. De minister moet dan ook doen.

Er ligt nu een aantal moties van mij waarmee niets wordt gedaan. De minister weigert ze gewoon uit te voeren. Ik vind de minister een bijzonder aardige en correcte vrouw en dit is dan ook niet persoonlijk bedoeld: als zij de moties niet uitvoert, moet ik mijn collega’s aankijken, want wij kunnen dat accepteren en onze functie zo laten verzwakken dat wij het beste naar huis kunnen gaan of de minister zou naar huis kunnen gaan. Dat zijn de twee mogelijkheden. Ik verzoek de minister nogmaals om de motie uit te voeren en het hoofdkantoor van de AID in het zuiden te laten.

De minister heeft eigenlijk een beetje gebruik of misbruik gemaakt van het feit dat in de laatste week voor het reces het kerstregime gold. Ik mocht daarom niet meer reageren op de woorden die de minister aan mijn motie wijdde. De minister heeft mijn motie verkeerd uitgelegd en ik mocht daar van Gerdi Verbeet niet meer op reageren. Dus stond er in de kranten dat de minister mijn motie zo begrepen had dat daar alleen een steunpunt zou moeten blijven, maar het hoofdkantoor moet daar blijven. Wij komen de komende weken en maanden met plannen om de werkgelegenheid uit te breiden.

Haal de PD en de VWA gewoon naar het zuiden! Waarom moet alles altijd naar het westen? Laat westerlingen ook eens naar het zuiden komen. Waarom moeten mensen uit Zuid-Limburg altijd de dupe zijn? Over mijn lijk dat dit gaat gebeuren! Ik kom zelf uit Zuid-Limburg en ik laat niet met mijn provincie sollen, zeker niet als ik zo veel steun van de Kamer heb.

Mevrouw Van Velzen (SP): Voorzitter. Het is eigenlijk heel duidelijk: het hoofdkantoor van de AID moet in Kerkrade blijven. Ik kan alle argumenten van de heer Graus herhalen, maar het is een feit dat de Kamer dat heeft uitgesproken. Alleen mevrouw Verdonk was het er niet mee eens. Deze minister moet maar eens uitleggen waarom zij denkt dat zij 149 Kamerleden kan negeren en alleen mevrouw Verdonk denkt te moeten bedienen.

De motie is aangenomen. Er verkeren tegelijkertijd honderden mensen in onzekerheid, omdat de minister heeft aangekondigd dat er een steunpunt voor inspecteurs komt. Dat klinkt toch echt heel anders dan: het hoofdkantoor in Zuid-Limburg laten bestaan. Ik vind het niet acceptabel. Ik pik het ook niet. Ik wil vandaag van de minister horen dat zij de AID in Kerkrade of elders in Zuid-Limburg laat voortbestaan. De Kamer heeft dat besloten en de minister dient dat besluit uit te voeren. En daarmee «Schluss»!

Met de fusie heb ik hetzelfde probleem. De SP-fractie is op dit moment geen voorstander van een fusie van de VWA, de AID en de PD. De vorige fusie is niet eens helemaal uitgevoerd, maar heeft wel tot chaos geleid. Daarover hebben wij uitgebreid gesproken. Ook mijnheer Hoekstra heeft aangegeven dat een fusie op dit moment niet te prefereren is. Je moet een fusie dan ook niet willen: eerst rust in de tent.

De heer Waalkens en ik hebben een motie ingediend, waarin staat dat eerst de problemen onder controle moeten worden gebracht. Ik heb echter de indruk dat de minister gewoon verder gaat met de fusie. Misschien noemt ze het voorbereidingen voor een fusie, maar ik weet niet precies wat het verschil is. De Kamer heeft echter duidelijk uitgesproken: nu geen fusie. De minister moet dan ook geen stappen zetten om die fusie in gang te zetten.

Denkt de minister soms dat wij koud twee maanden later de problemen bij de VWA getackeld hebben? Ik denk in ieder geval van niet. Ik ga daarvan een voorbeeld geven. Indertijd spraken wij over misstanden bij slachterijen en diertransporten. Vorige week is er echter volgens Oostenrijkse media alweer een transport van Vaex van de weg gehaald. Het zou gaan om een dubbel beladen wagen. Wordt zo’n transportbedrijf stevig aangepakt? Wat zijn de consequenties voor zo’n bedrijf? Hoe heeft zo’n transport kunnen vertrekken? Ik haal dit voorbeeld aan, omdat het het meest recente voorbeeld is, maar wij moeten toch echt een keer een lakmoesproef houden om te achterhalen of het nieuwe beleid wel of niet effectief is. Is er nog steeds sprake van onderbezetting bij de VWA en meer specifiek bij de Dienst Vee en Vlees? Hoe staat het met het plan om dierenartsen te werven en op te leiden en om de vliegende brigades uit te breiden? Hoe vordert dat proces? Waarom denkt de minister dat de problemen goed genoeg getackeld zijn om de fusie in gang te zetten?

Ik lees in de kranten dat de minister verontwaardigd is over het voornemen om meer transporten met levend vee naar Rusland te laten plaatsvinden. Ik ben blij met die uitspraak, want ik ben het met haar eens. Ik denk echter ook dat wij hier genoeg macht hebben om maatregelen te nemen. Gaat de minister daadwerkelijk maatregelen nemen? Gaat zij er in Europa voor zorgen dat de maximumtransporttijden zo kort worden dat die transporten niet langer mogelijk zijn?

Ten slotte moet mij van het hart dat ik erg verbaasd was om in de bibliotheek van de universiteitsbibliotheek in Wageningen het conceptrapport terug te vinden dat de aanleiding was voor deze discussie. Kan de minister mij zeggen sinds wanneer er conceptrapporten van de VWA in de universiteitsbibliotheek van Wageningen staan? Wat betekent dat voor het woordje «concept» in conceptrapport? Ik vraag mij zo langzamerhand af of niet naderhand is besloten om het een conceptrapport te noemen, omdat de Kamer er dan niet van op de hoogte hoeft te worden gebracht.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Het belangrijkste punt op de agenda is het steunpunt van de AID. Ook ik ben verbaasd om niet te zeggen verbolgen, omdat hierover inmiddels twee moties zijn ingediend: de motie-Weekers en de motie-Graus. In de laatste motie wordt gesproken over het belang om regionale werkgelegenheid te behouden in Kerkrade. In de brief over de motie staat echter dat het kabinet accepteert dat werkgelegenheid in regio’s verloren gaat. Dat vindt mijn fractie te kort door de bocht. De minister mag dan tegelijkertijd prachtig schrijven: er moet een steunpunt in de regio voor inspecteurs blijven. Naar ons gevoel is dat niet meer dan een doekje voor het bloeden.

Laat ik helder zijn. Mijn fractie vindt dat er behoorlijk wat werkgelegenheid in Limburg moet blijven. Wij vinden dat het kabinet daar zorg voor moet dragen. Deze punten hangen natuurlijk samen met de fusie van de VWA en de AID. Daarover hebben wij in een motie uitgesproken dat er in principe een pas op de plaats moet worden gemaakt. De minister mag van ons doorgaan met de voorbereidingen, maar dat betekent voor ons niet dat het vaststaat dat ook de fusie doorgaat. Daarmee kunnen wij alleen instemmen als duidelijk is dat de VWA op orde is. Dat waren en zijn de uitgangspunten van de VVD-fractie. Ik hoor graag van de minister wat de stand van zaken is en welke stappen zij gaat zetten, ook in relatie met de werkgelegenheid in Limburg. Ik wil ook een pas op de plaats, omdat op dit moment een goede onderbouwing van de fusie ontbreekt. Als de vervolgstappen duidelijk zijn, moet er een goed verhaal verteld kunnen worden over de werkgelegenheid in Limburg.

Mevrouw Van Velzen noemde al het transport met biggen dat recentelijk in Oostenrijk is aangehouden. Dat is schokkend nieuws. Ik ga er overigens van uit dat het correct in de media is weergegeven. Hoe gaat de minister hiermee om? Het kan toch zeker niet zo zijn dat dit gebeurt, nadat wij zo veel hebben gedaan om de sector op orde te brengen? Iedereen zegt zich bewust te zijn van de risico’s en dan moeten wij toch nog merken dat dit soort situaties in het buitenland voorkomt? Gaat de minister represaillemaatregelen nemen? Wat de minister gaat doen, is de hamvraag, want door deze ene foute vervoerder krijgt de hele sector het weer voor zijn kiezen.

De heer Waalkens (PvdA): Voorzitter. Ik wil drie dingen aan de orde stellen. Dat is ten eerste het debat over het samenvoegen van de drie organisaties, ten tweede het openbaar maken van inspectierapporten en ten derde de regionale spreiding van regionale diensten, niet met een groot framewerk, maar wel in relatie tot de VWA, de AID en de PD.

Het is voor mijn fractie klip en klaar dat de problemen bij de VWA opgepakt moeten worden. Wij zijn niet overtuigd van de daadkracht die op dit moment binnen de VWA ontwikkeld wordt en ontwikkeld kan worden om de door ons gesignaleerde problemen op te lossen. Het spreidt zich overigens uit over veel onderdelen van de VWA. Ik ben dan ook heel benieuwd naar de manier waarop de minister de problemen bij de VWA oplost en welke consequenties een en ander heeft voor de VWA.

Ik heb gelezen dat het kabinet het voornemen heeft om de bestuurlijke boete te introduceren. Het is van uitermate groot belang dat via het systeem van bestuurlijke boetes lik-op-stukbeleid kan worden gevoerd. Daarmee mag je echter niet hele bedrijven aan de ketting leggen. Dat mag natuurlijk weer wel als er excessen zijn bij een bedrijf, want dan moet het aan de ketting worden gelegd. Het systeem van bestuurlijk boetes is een onderdeel van het wetsvoorstel Dieren, maar wellicht kunnen wij dit onderdeel naar voren halen. Ik hoor de minister daar graag over.

Het openbaar maken van de inspectierapporten. Wij willen allemaal dat wat er gebeurt, transparant is. Wij dragen een publieke verantwoordelijkheid voor controle, handhaving en toezicht. Wij willen graag meekijken en weten wat de inspectierapporten opleveren. Als wij die transparantie niet betrachten, blijft de huidige ruis bestaan en dat zou niet goed zijn. Graag een reactie. Hoe staat het overigens met de motie die wij hierover in november 2007 hebben ingediend? De registratie was toen nog niet op orde, maar ik neem aan dat het een onderdeel is van het pakket voor het openbaar maken van de inspectierapporten. Natuurlijk ben ik mij bewust van alle mitsen en maren, want daarover hebben wij voldoende gewisseld.

Mevrouw Van Velzen (SP): Ik ben het helemaal eens met de heer Waalkens dat de problemen bij de VWA moeten worden aangepakt. Deze problemen zijn echter nog niet opgelost. In de motie staat: eerst de problemen oplossen en dan pas aan een fusie beginnen. Ik krijg echter signalen dat de voorbereidingen voor de fusie in volle gang zijn. Sterker nog: de minister schrijft dat de fusie plaats moet vinden om op een effectieve manier de verbeteringen bij de VWA te kunnen realiseren. Het komt er in ieder geval op neer dat de VWA niet verbeterd kan worden als de fusie niet doorgaat.

De heer Waalkens (PvdA): Ik heb nadrukkelijk het standpunt ingenomen dat eerst de VWA versterkt moet worden. Natuurlijk moet de VWA dat in haar omgeving doen. De minister moet dus niet alleen kijken naar de verticale kolom van de VWA, maar ook in haar omgeving. Het delen van informatie en kennis met bijvoorbeeld de AID en mogelijkerwijs de PD is daarbij ons uitgangspunt. Het mag niet in de verticale kolom gebeuren. Dat mag wel in het begin, maar dan in haar omgeving. Ik heb gezegd: de fusie nu even niet. Dat is ook de duiding van het dictum van de motie.

Voorzitter. Ik kom nu te spreken over het inrichten en vormgeven van de organisaties die betrokken zijn bij de VWA, de PD en de AID. Het is enorm van belang dat daar waar de diensten gevraagd worden, ook de regionale spreiding zich daarbij voegt. Het kan niet zo zijn dat wij alleen maar een centraal kantoor hebben en de mensen vervolgens over heel Nederland uitzwerven om vanuit dat centrale punt, misschien wel aangestuurd, de diensten te verlenen. Het is dus ook voor de PvdA-fractie essentieel dat wij nu specifiek over Kerkrade en het hoofdkantoor van de AID spreken, want wij hebben efficiënte, doelgerichte en doelmatige diensten nodig, verspreid over regio’s. En dan moeten wij beginnen bij het punt dat wij hebben gemaakt bij de AID Kerkrade.

De heer Graus (PVV): Jaren geleden, nog voordat ik Kamerlid werd, heb ik gesproken met het veterinaire ambt in Duitsland. Zij wilden toen al samenwerken met onze AID en eventueel zelfs met de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming. De Duitsers en Belgen willen dus met Nederland samenwerken. De minister heeft een paar maanden geleden gezegd dat ze ook van internationalisering houdt. Is de heer Waalkens er dan ook een voorstander van dat de VWA en de PD naar het zuiden gaan? Het zuiden ligt heel dicht bij het Drielandenpunt.

De heer Waalkens (PvdA): Met alle respect, maar ik woon twee kilometer van de grens met Niedersachsen. Niet alleen de grens rondom Limburg is dus internationaal. Weliswaar hebben wij niet de Belgen, maar wij hebben op onze beurt wel weer Ostfriesen en Westfriesen. Dat vinden wij soms heel plezierig, niet alleen in de regionale setting, maar ook in de internationale setting. Wij weten ook dat het dierziektenbeleid en het opsporingsbeleid in de federatieve opbouw van Duitsland verdeeld is over de deelstaten. Ik heb ook begrepen dat de minister in gesprek is met zowel Noordrijn-Westfalen als met Niedersachsen om te kijken in hoeverre die regionalisatie een plek kan krijgen. Daarbij speelt samenwerking, zeker bij grensoverschrijdende problematiek als transport en dierziekten, een belangrijke rol.

De heer Atsma (CDA): Voorzitter. Op verzoek van de PVV-fractie wordt dit korte algemeen overleg gehouden. De insteek van de PVV-fractie is ook duidelijk gemaakt door collega Graus.

De CDA-fractie heeft voor het reces in de verschillende debatten over de toekomst van de VWA, de AID en de PD aangegeven voor de fusie te zijn. De discussie ging vooral over de vraag hoe snel wij die kunnen realiseren en welke stappen wij van het kabinet op dit punt mogen verwachten in aanloop naar de gefuseerde diensten. Ik heb het merendeel van mijn collega’s zo begrepen dat zij in meerderheid geen bezwaar hebben tegen het eindplaatje dat de minister heeft geschetst. Men heeft wel heel nadrukkelijk gesteld dat ervoor gezorgd moet worden dat de VWA haar zaken op orde heeft. Zo heb ik het begrepen en zo heb ik ook de uitleg van de minister naderhand geïnterpreteerd. Ik denk echter dat het desondanks goed is dat de minister straks zelf ingaat op de vragen over het stappentraject in de richting van gefuseerde diensten. Ik heb niet anders begrepen en meegekregen dan dat uiteindelijk in 2011 het plaatje rond moet zijn en dat tot die tijd vooral de verbeterslagen binnen de VWA zo worden gerealiseerd als vrijwel de hele Kamer heeft bepleit.

Een en ander betekent dat de uitkomst uiteindelijk zal zijn dat er een gefuseerde dienst komt. Daar hebben wij ook volmondig ja tegen gezegd. Ik heb ook Hoekstra en anderen geen nee horen zeggen. Ik ben echter wel benieuwd hoe de minister het stappenplan richting 2011/2012 gaat schetsen. Hoe gaat de minister het precies invullen? Als je in meerderheid van mening bent dat er een gefuseerde dienst moet komen, spreek je inderdaad over de AID, de PD en de VWA. Van die drie poten is de VWA met afstand de grootste, ook als je naar de werkgelegenheid kijkt. Ik zeg dat ook tegen de Graus, want de AID is dus niet bepaald de grootste als je uitgaat van de werkgelegenheid.

De CDA-fractie is er een groot voorstander van dat je naast een klein, slagvaardig hoofdkantoor voor de nieuwe gefuseerde dienst in 2011, hele sterke regionale steunpunten hebt. Die steunpunten moeten hoe dan ook in oost, noord en zuid worden ondergebracht. Waar wij dat precies doen is aan de minister en de colleges van gedeputeerde staten in deze drie regio’s. Overigens moeten wij zuidwest hier wel als vierde regio aan vastplakken. Uit dat overleg moet blijken waar je ze het beste kunt situeren en hoe je met een aspect als werkgelegenheid dient om te gaan. Als ik zeg dat die steunpunten in ieder geval in noord, oost en zuid moeten komen, bedoel ik daarmee ook dat even gekeken moet worden naar de toekomstige werkgelegenheidsontwikkeling, zoals die op basis van de door ons ontvangen plaatjes door de minister is voorzien.

Het fusieproces laat zien dat er uiteindelijk tussen de 2000 en 2100 fte’s bij de nieuwe dienst ondergebracht zullen worden. Als je het hebt over een kleine, compacte, centrale organisatie en sterke regionale steunpunten, zou het wel eens zo kunnen zijn dat je per saldo in zuid meer mensen in een sterke vestiging gaan werken dan op dit moment het geval is. Ik zeg dat met name tegen de heer Graus, want ik vroeg hem specifiek hoeveel mensen er bij het hoofdkantoor van de AID in Kerkrade werken. Ik vraag de minister of dit beeld en het perspectief van de CDA-fractie kloppen. In ieder geval moet er in elke regio een sterk steunpunt van die nieuwe geïntegreerde dienst komen. Dat staat los van het feit dat de minister duidelijk moeten maken hoe het verdere proces zich gaat ontwikkelen.

De heer Graus (PVV): Zuid-Limburg grenst aan België en Duitsland. Als je deze drie landen op dit gebied laat samenwerken, kun je de overheadkosten ook over drie landen verdelen. Goedkoper kan het dus nergens. Bovendien moeten wij juist in Zuid-Limburg werk creëren. Ik begrijp waarom de heer Waalkens voor het oosten pleit, want daar houden wij ons als nationale volksvertegenwoordigers ook mee bezig. Het hoofdkantoor van de AID zit al in het zuiden. Het is daar gevestigd na de sluiting van de mijnen. Op dit moment wordt alles weer systematisch weggehaald. Ik vind het bedrog van de Limburgers. Limburgers hadden de naam dat ze over zich heen lieten lopen, maar dat is niet langer zo. Wij zijn nu met heel veel weerbare mensen en wij laten dat niet langer gebeuren.

De voorzitter: Uw vraag is duidelijk.

De heer Graus (PVV): Is de heer Atsma het mij eens dat de internationale samenwerking met België en Duitsland overheadkosten kan schelen en dat het de belastingbetalers heel veel geld kan besparen?

De heer Atsma (CDA): Het gaat de CDA-fractie met name om de vraag waar je regionale steunpunten gaat situeren en hoe je ervoor gaat zorgen dat de lijnen in de regio’s kort zijn. Dat is belangrijk voor de werkgelegenheid, voor het dierenwelzijn en voor de controle en handhaving. Dat is ons vertrekpunt. Ik kom er heel vaak en ik ben dan ook heel erg voor een sterk steunpunt in het zuiden van Nederland. Ik ben echter een minstens zo groot voorstander van sterke steunpunten in het noorden en het oosten. Het gaat niet om de vraag of je een dienst louter en alleen vanwege de werkgelegenheid ergens heen moet brengen. Nee, het gaat om de vraag hoe je die zo kunt situeren dat de kosten van de dagelijkse werkzaamheden voor het apparaat minimaal zijn.

De voorzitter: Uw antwoord is mij in ieder geval helder. De heer Graus wil hierop echter toch nog een keer terugkomen.

De heer Graus (PVV): De heer Atsma spreekt nu over steunpunten. Dat betekent toch zeker niet dat hij zijn keutel gaat intrekken? Het CDA in de vorm van Ger Koopmans heeft mij namelijk gesteund. Bovendien heeft de CDA-fractie mijn motie gesteund. Ger Koopmans heeft zelfs verklaard dat hij het met mij eens is dat het hoofdkantoor daar moet blijven. Het was niet alleen zijn woordvoerder, want Ger Koopmans heeft mij persoonlijk opgebeld om te zeggen dat hij namens het CDA voor het hoofdkantoor is en blijft. De heer Atsma trekt die keutel nu weer in. Dat kan toch zeker niet?

De heer Atsma (CDA): Met alle respect, maar de Kamer heeft uitgesproken dat zij het eens is met de ambitie van het kabinet om te komen tot een gefuseerde dienst, een gefuseerde nieuwe autoriteit. Dat is klip en klaar. Alleen over de weg die wij moeten bewandelen om die gefuseerde, nieuwe autoriteit te realiseren, hebben wij wellicht nuanceverschillen. Vandaar ook dat ik de minister heb gevraagd om het traject nog een keer duidelijk te schetsen. Wij hebben heel goed naar elkaar geluisterd en een aantal collega’s heeft een- en andermaal gezegd: zorg ervoor dat eerst de VWA op orde is. Ik heb al aangegeven dat het in mijn beleving 2011/2012 wordt, voordat de zaak rond is. De nieuwe, gefuseerde autoriteit krijgt een hoofdkantoor en een aantal heel sterke regionale steunpunten.

De voorzitter: Dat hebt u al een paar keer gezegd.

Ik vraag u allen kort en krachtig te antwoorden. Ik begrijp de «drive» om een verhaal breed neer te zetten, maar wij moeten ons natuurlijk niet herhalen.

De heer Waalkens (PvdA): Ik wil nog even terugkomen op de duiding van de gefuseerde dienst. De PvdA-fractie had en heeft ernstige bedenkingen bij de nieuwe autoriteit in een gefuseerde vorm. Daarom hebben wij gezegd dat wij de VWA eerst op orde willen zien. Dat doet zij in haar omgeving. Van de conclusie van de heer Atsma dat de Kamer het eindplaatje breed heeft geaccepteerd, neem ik afstand, want in mijn optiek en die van de fractie van de PvdA zijn er gerechtvaardigde twijfels over de gefuseerde dienst.

De heer Atsma (CDA): Dat is een kwestie van interpretatie. Ik ben heel erg benieuwd naar het oordeel van de minister, want ik heb het niet anders begrepen dan dat de Kamer tegen de minister heeft gezegd: zorg dat de VWA op orde komt, want daarna kun je wat ons betreft gaan werken aan een gefuseerde dienst. Ik wijs er bovendien nog maar eens op dat de minister een- en andermaal duidelijk heeft gemaakt dat de reorganisatie de miljoenen oplevert die nodig zijn om een extra impuls te geven aan datgene waarop een deel van de Kamer heel sterk heeft aangedrongen.

Mevrouw Van Velzen (SP): Ik sluit mij aan bij de woorden van de heer Waalkens: eerst de VWA op orde. Als de minister 2011 haalt, is dat heel goed. Als zij die verwachting echter niet waar kan maken, betekent dat niet dat de fusie in 2011 plaatsgevonden moet hebben.

De motie van de heer Graus over de AID. Zijn inbreng is vaak heel emotioneel, maar zijn moties zijn strak en helder. En wat staat er in deze motie? Het AID-hoofdkantoor voor Zuid-Limburg behouden. De heer Atsma heeft met zijn fractie voor deze motie gestemd. Ik vind het heel helder: het AID-hoofdkantoor en niet een regionaal steunpunt. Alleen mevrouw Verdonk was tegen, maar nu komt de heer Atsma opeens met een heel wollig verhaal. Is hij het soms niet meer eens met de motie waar hij in juli 2008 nog voor heeft gestemd?

De heer Atsma (CDA): Ik ben altijd klip en klaar geweest over deze motie. Ik heb het pleidooi van de heer Graus om de werkgelegenheid in het zuiden te borgen altijd volmondig gesteund. Dat is de centrale insteek. Een en ander betekent ook dat de nieuwe autoriteit een heel stevige vestiging in Zuid-Nederland moet krijgen. Ik neem daar niets van terug. Ik heb dat ook in de duiding van de motie zo gezegd. Men kan dat overigens eenvoudig nalezen in de verslagen. Bovendien heb ik mij hierover ook zo uitgelaten in mijn contacten met Zuid-Limburg. De vraag hoe wij het gaan invullen, is aan de minister en aan de regionale bestuurders. Ik ben ervan overtuigd dat er in Zuid-Limburg per saldo meer banen overblijven dan nu.

Mevrouw Van Velzen (SP): De motie spreekt uit dat het AID-hoofdkantoor in Zuid-Limburg moet blijven. Ik begrijp niet waarom de heer Atsma voor deze motie heeft gestemd, want daarmee heeft hij zand gestrooid in de ogen van al die mensen die zich zorgen maken over hun werkgelegenheid. Als de heer Atsma niet vindt dat het hoofdkantoor in Zuid-Limburg moet blijven, had hij tegen de motie moeten stemmen. Hij heeft voorgestemd en dan moet hij woord houden.

De voorzitter: De heer Atsma, kort graag.

De heer Atsma (CDA): Ik ben het volstrekt eens met de intentie van de heer Graus dat er substantiële werkgelegenheid naar het zuiden moet gaan. Dat heb ik een- en andermaal gezegd. Het kan verder toch niet zo zijn dat je op twee paarden wedt als je voor een gefuseerde dienst bent, waarin de AID opgaat? Ik ben voor een sterke werkgelegenheidsimpuls vanuit die nieuwe dienst. In die zin heb ik de heer Graus een- en andermaal gesteund. Ik doe dat nu ook en het zou mij dan ook een lief ding waard zijn dat de minister er met de regionale bestuurders uitkomt.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): De heer Atsma is duidelijk, maar ik wil toch ook mijn perceptie geven van hetgeen hier wordt gezegd. Ik denk dat de heer Atsma heel ver vooruitkijkt en er reeds van uitgaat dat de AID wordt opgeheven. In mijn bijdrage heb ik echter al gezegd dat mijn fractie nog niet zo ver is. Natuurlijk willen wij in principe een fusie, maar voor ons staat vooralsnog voorop dat de VWA op orde moet zijn. De minister mag bezien hoe zij het wil doen, maar eerst moet alles op orde zijn. Als wij hebben besloten om het te gaan doen, kan de discussie worden geopend over het mogelijke vertrek van de AID. Op dat moment beziet mijn fractie hoe ze het wil invullen. Voor ons is daarbij essentieel dat de werkgelegenheid in Limburg behouden blijft.

De voorzitter: En de vraag aan de heer Atsma luidt...

De heer Atsma (CDA): Die is mij duidelijk.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Daarom houd ik overeind dat de motie verwoordt waar mijn fractie op dit moment staat.

De heer Atsma (CDA): De concrete vraag van mevrouw Snijder is of ik er inderdaad van uitga dat de AID wordt opgeheven. Daar ga ik inderdaad van uit. Sterker nog: daar gaat volgens mij elke fractie die zichzelf serieus neemt, van uit. Wij kunnen namelijk niet tegen de minister zeggen dat zij fors moet investeren in de intensivering van de taken van deze diensten en tegelijkertijd aan de rem gaan hangen. De minister heeft namelijk aangegeven dat zij dat onder meer wil doen door het fusieplaatje rond te maken. Dat levert namelijk een heel grote besparing op, geld dat kan worden ingezet om de door sommige fracties bepleite intensiveringen te realiseren. Als je vindt dat de minister extra geld moet vrijmaken voor die taken, ongeacht de vraag of de fusie doorgaat, verwacht ik dat hij of zij bij de begrotingsbehandeling extra geld vrijmaakt. Je kunt namelijk niet blazen en het meel in de mond houden. Als mevrouw Snijder dat wil, verwacht ik dat zij bij de begrotingsbehandelingen tientallen miljoenen vrijmaakt om dat te realiseren. Ik ben er zeker van dat zij dat niet gaat doen.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Het is een typisch retorisch trucje van de heer Atsma om over iets heel anders te beginnen. Hij spreekt nu opeens over financiën en efficiëntie. Daarover hebben wij al gesproken in het debat over het traject richting de fusie. Het is klip en klaar: eerst de VWA op orde en dan pas een fusie.

De heer Atsma (CDA): Als je vindt dat intensiveringen nodig zijn, dan is dat alleen mogelijk met een fusie, want daardoor kunnen enkele honderden arbeidsplaatsen worden geschrapt. Dat geld kan opnieuw worden ingezet. Mevrouw Snijder weet dat ook. Het is gemakkelijk om te roepen dat je dat niet wilt, maar dan moet je bij die andere onderwerpen wel je mond houden.

De voorzitter: Mijnheer Atsma, u moet nu snel afronden, want u bent ver over uw spreektijd heen.

De heer Atsma (CDA): Voorzitter. Ik stel mijzelf geen vragen. U staat die vragen toe.

Collega’s vroegen al hoe in de praktijk de controle op de transportbedrijven wordt uitgevoerd. Ik zit echt te wachten op de snelle introductie van de bestuurlijke boete, want het proces dat nu in gang is gezet, leidt alleen maar tot verliezers, zowel de sector als uiteindelijk heel Nederland.

De heer Van der Vlies (SGP): Als woordvoerder van de SGP-fractie heb ik goed geluisterd naar mijn collega’s. Het gaat natuurlijk om het eindbeeld van de fusie, het tijdpad en de evaluatie. De vragen daarover zijn allemaal gesteld. Mijn concrete vraag is of de minister wil toezeggen dat zij in 2009 een goed evaluatiemoment kiest, opdat wij de stand van zaken kunnen meten en werkende weg kunnen zien of het fusietraject afgerond kan worden.

De locatie Kerkrade. Ik voel mij thuis bij de opmerkingen die hierover zijn gemaakt. Het gaat om de hoogwaardige werkgelegenheid in Zuid-Limburg. Daarvoor moet aandacht zijn, maar de inrichting van de toekomstige organisatie moet natuurlijk optimaal zijn. En dat moeten wij overlaten aan diegenen die daarover de beslissing moeten nemen. Helder is dat de motie vraagt om hoogwaardige werkgelegenheid in Zuid-Limburg. Dat is de lijn van mijn fractie.

Antwoord van de minister

De voorzitter: Ik stel voor dat wij de minister haar verhaal laten neerzetten zonder interrupties. Ik zie dat u daarmee instemt en dat betekent dat ik interrupties niet toesta. Ik hoop dat wij daardoor voldoende tijd overhouden om in tweede termijn onze politieke conclusies te trekken.

Minister Verburg: Voorzitter. Ik bedank de Kamer voor haar inbreng in eerste termijn. Ik verdeel mijn antwoord in drie delen. Het eerste deel gaat over de fusievoornemens, het tweede over de regio en de motie-Graus en het derde over overige zaken.

In dit overleg is wat mij betreft de volgende vraag aan de orde: waar doen wij het allemaal voor? Waar komt het idee voor een fusie van de VWA, de PD en de AID vandaan? Dit idee komt voort uit de rijksbrede behoefte om te werken met een inspectie die toegesneden is op haar taken, die efficiënt is, die slagvaardig kan optreden en die op een kosteneffectieve manier werkt. Voor deze drie inspectiediensten geldt bovendien dat het de wens is van het bedrijfsleven om efficiëntie te bereiken bij de kostendekkende tarieven. Niet efficiënt werken maar wel kostendekkende tarieven hanteren betekent dat het bedrijfsleven meer moet betalen. Dat is een belangrijke redenering.

Daarbij komt dat er rijksbreed een taakstelling in fte’s is afgesproken. Het is vrij breed zo dat de Kamer vraagt om minder bureaucratie, minder regelgeving, minder ambtenaren en minder kosten. Dat zijn authentieke zaken. Als je dit legt naast het voornemen om te komen tot een fusie, zie je dat het het doel is van de fusie om dat te bereiken. Wij willen komen tot één geïntegreerde, slagvaardige en efficiënte inspectiedienst, een autoriteit met een grote A, die op die manier kan gaan werken en efficiënt en kosteneffectief is.

Nu wordt door mevrouw Van Velzen en mevrouw Snijder gewezen op de motie die de heer Waalkens heeft ingediend. In de aanloop naar de fusie die voorzien is voor 2011, hebben wij te maken met een problematiek bij de slachterijen en veetransporten. Dat vraagt nadrukkelijk aandacht. Wij hebben daar twee rapporten over gekregen, het rapport-Hoekstra en het rapport-Vanthemsche. Die hebben daar het een en ander over gezegd. Een van de belangrijke conclusies uit deze rapporten is dat de fusie die geleid heeft tot de VWA in de praktijk haar beslag niet heeft gekregen. Beide rapporten zeggen ook iets over een communicatie- en informatiesysteem. En die rapporten zeggen over nog meer zaken iets. Dan is de vraag hoe je die situatie kunt verbeteren, effectief en slagvaardig, en hoe je tegelijkertijd het zorgvuldig toewerken naar een fusie in 2011 kunt voortzetten.

Hoe kunnen deze twee zaken samen op gaan? Ik wijs daarvoor naar een belangrijk dictum in de door mij genoemde motie. Daarin wordt de regering verzocht, de problemen binnen de VWA inzake toezicht, controle en handhaving van het vervoer van levend vee en in de slachterijen, zoals geconstateerd in het rapport-Vanthemsche, met prioriteit aan te pakken alvorens met de geplande fusie van VWA, AID en PD in 2011 door te gaan. Dat doe ik voluit! Hoe doe ik dat nu? Dat doe ik door in dat hele traject in de stappen naar 2011 te kijken wat je beter samen kunt doen dan afzonderlijk en hoe je van elkaar kunt leren. Daarin krijgen de onderdelen «toezicht op slachterijen» en «veetransporten» absolute voorrang.

Dat betekent dat daar nadrukkelijk extra aandacht voor is en blijft. Mevrouw Van Velzen heeft hierover een aantal concrete vragen gesteld. Ik heb de Kamer echter al toegezegd dat ik daarover in oktober een rapportage naar de Kamer zal sturen. Daaruit zal blijken dat wij dat met prioriteit en veel extra aandacht aanpakken. Het zal aandacht blijven houden, omdat daar door samenwerking en efficiëntieverbetering, het verbeteren van communicatiesystemen en het leren van andere organisaties, veel bereikt kan worden. Ik meen dan ook door hier prioriteit en voorrang aan te geven en door tegelijkertijd de voorbereidingen van de fusie zorgvuldig te plannen te doen wat de Kamer mij heeft gevraagd. Dan zeg ik tegen de heer Van der Vlies: ik ben graag bereid om volgend jaar, medio 2009, een tussenrapportage naar de Kamer te zenden. Een evaluatie is een beetje een groot woord, maar een tussenrapportage is mogelijk. Dat geeft de Kamer inzicht in en een overzicht van de stand van zaken. Hoe gaat het? Hoe loopt het? En wat zijn de perspectieven, de voorgenomen stappen? Dat is dus wat wij doen. Het is de bedoeling om te groeien naar een eindbeeld van de fusie, die gepland staat voor 2001. Als je daarover nadenkt, denk je niet alleen na over de organisatie, het communicatiesysteem, efficiëntie en effectiviteit in de handhaving door zo’n autoriteit met een grote A, maar ook over de huisvesting en de personeelplanning. Dat zijn belangrijke elementen in dat traject. Als je daar zorgvuldig naar kijkt, blijkt uit alle berekeningen en doordenkingen dat het verstandig is om drie kernelementen van de nieuwe organisatie centraal te huisvesten. Waar dat precies zal zijn, is overigens nog niet bekend. Die drie elementen zijn de staf, het management en de ondersteunende diensten. Die worden centraal gehuisvest. Ik heb heel goed naar de Kamer geluisterd en ik kan zeggen dat ik op dit moment mogelijkheden zie om in de uitwerking ook in te zetten op stevige, regionale steunpunten. Sterke, regionale steunpunten, zo formuleerde de heer Atsma het en ik dacht ook dat de heer Van der Vlies dat zei.

Wij voorzien vier stevige regiokantoren, waar uiteindelijk 1200 mensen, inspecteurs en uitvoerende mensen, gaan opereren. Dat zijn de mensen die de autoriteit in de praktijk gaan vertegenwoordigen. Dat zijn de voornemens. De commissie zal zich echter kunnen voorstellen dat het laatste woord hierover nog niet is gezegd. Ik geef haar echter nu al wel een kijkje in de keuken om te laten zien wat wij graag willen.

Ik kom nu op de vragen en opmerkingen over de huisvesting in Kerkrade. Ik heb al gezegd dat ik sta voor een geïntegreerde dienst met een stevige positie in de regio’s, zowel zuid, noord, west als oost. Daarvoor voorzien wij, zoals gezegd, vier steunpunten in de regio’s. Als je daarvoor kiest, betekent dat dat ik mij als werkgever verantwoordelijk voel voor de eventuele sociale consequenties. Dat betekent dat wij werken aan een sociaal kader waarbij een aantal punten van belang is. Ik noem ze toch maar, omdat ik denk dat ik daarmee in de richting kom van waaraan de Kamer denkt. Het gaat over mogelijkheden als er sprake is van het niet in dienst blijven of het niet mee verhuizen. Dan gaat het om de begeleiding van werk naar werk. Dat is volstrekt essentieel en cruciaal in deze tijd. Dan gaat het om scholing. Dan gaat het om flankerend sociaal beleid. Ik merk daarbij op dat de huidige arbeidsmarkt daartoe mogelijkheden biedt. Het traject, een proces van fusie, biedt ook de mogelijkheid aan de werkgever om de tijd te nemen voor en aandacht te besteden aan de verdere loopbaan van werknemers. Daaraan kan worden gewerkt via de begeleiding. Door nu te starten en het traject zorgvuldig uit te zetten en door de fusie in 2011 haar finale beslag te laten krijgen spelen wij daarop in.

Mijn derde blokje bevat de diverse vragen. De eerste vraag die ik in dat blokje beantwoord, is een vraag van mevrouw Van Velzen. Zij vraagt hoe het conceptrapport in de bibliotheek van de Universiteit Wageningen terecht is gekomen. Het rapport is inmiddels een publiek stuk dat op internet is terug te vinden. Ik begrijp dan ook niet waar de zorgen van mevrouw Van Velzen vandaan komen. Toen ik het eerste exemplaar onder ogen kreeg, wist ik van het bestaan van het rapport niet af. Sinds die tijd is er zo veel over gesproken en gecommuniceerd dat het verstandig is dat men in Wageningen een exemplaar heeft gedownload. Ik sluit het niet uit. Dat kan.

Mevrouw Van Velzen heeft een vraag gesteld over de varkenstransporten naar Rusland. Meer in het bijzonder vraagt zij waarom ik mij neerleg bij deze transporten. Zij noemt mij ten slotte verontwaardigd. Ik geloof niet dat verontwaardigd het juiste woord is. Ik zou eerder zeggen dat ik zorgen heb over wat er rond die transporten zou kunnen gebeuren. Dat is de reden waarom ik de sector en een aantal sectorvertegenwoordigers heb uitgenodigd om te praten over het hoe en waarom van deze transporten. Hoe stelt men zich die voor? Is er vraag naar? Hoe denkt men over het borgen van de diergezondheid en het dierenwelzijn, de verzorging van de dieren enzovoorts? Daarover heb ik dus gesproken met de sector. Ik praat daar ook nog over door met de sector. Ik wil echter niet verhelen dat ik niet geweldig enthousiast ben en dat ik de nodige risico’s zie. Tegelijkertijd moet ik vaststellen dat ik op dit moment geen middelen heb om dergelijke transporten te verbieden. Dat betekent dat ik ga kijken hoe de voorwaarden die worden gesteld bij het certificeren van die transporten, zodanig vorm kan worden gegeven dat ik belangrijke zaken als diergezondheid en dierenwelzijn, op het moment dat zich een vraag zou voordoen, handen en voeten kan geven. Een aanvraag is er overigens nog niet. Laat ik daarover helder zijn. Er wordt over gepraat en geschreven, maar er ligt nog geen concreet verzoek voor. Regeren is echter vooruitzien en dat betekent dat ik met de sector heb overlegd en mij heb beraad op de vraag wat ik dien te doen als de vraag er komt.

Mevrouw Van Velzen en mevrouw Snijder hebben een vraag gesteld over het transport van Vaex. Het bedrijf Vaex is goed in beeld bij de AID en de VWA. Wij moeten nagaan, en dat vereist de zorgvuldigheid van mij, of er inderdaad sprake is van een overtreding. Op dit moment bevindt het dossier zich nog in het stadium van de opsporing en dat betekent dat het wat mij betreft nu niet gepast is om uitvoerig op deze zaak in te gaan Mevrouw Snijder vraagt hoe het mogelijk is dat dit soort dingen nog steeds voorkomt. Ik ben een nuchter mens en ik ken mevrouw Snijder ook als een nuchter mens: wij doen er alles aan om de risico’s te minimaliseren, maar net als in het leven kun je ook hier niets 100% uitsluiten. Wij werken voluit aan de kwaliteitssystemen, maar in de eerste plaats moet blijken of hier inderdaad sprake is van een overtreding. In de tweede plaats doen wij er alles aan om het risico zoveel mogelijk te verkleinen, maar een 100%-garantie valt op dit punt natuurlijk nooit te geven. Incidenten zullen er blijven, maar wij moeten ze wel maximaal, optimaal minimaliseren.

De heer Waalkens vraagt naar de openbaarmaking van de controlegegevens. Ik heb aangegeven dat hiervoor tijd nodig is. Het gaat om gegevens die herleid kunnen worden naar mensen en bedrijven. Ik wil dat het zorgvuldig gebeurt. Hij heeft ook zelf aangegeven dat er nog flink wat moet gebeuren bij de VWA. Dit heeft tijd nodig. Als hij mij vraagt of dit mijn absolute prioriteit heeft als het gaat om een verbeterslag binnen de VWA, moet ik hem eerlijk bekennen dat het dat niet is. Dan zet ik vooralsnog liever in op verbetering van de handhaving van diertransporten en het toezicht op de slachterijen. Het ligt echter niet stil. Wij werken wel door. Ik zeg hem toe dat ik hem in het rapport van oktober, het overzicht van de stand van zaken, zal informeren over hoe het hiermee staat.

De bestuurlijke boete. In de brief naar aanleiding van het rapport-Vanthemsche heb ik geschreven dat ik, gelet op de duur van de behandeling van de wet Dieren, bij voorrang zou willen kunnen beschikken over het middel van de bestuurlijke boete. Dan kun je namelijk effectief lik op stuk geven. Ik ben het wat betreft helemaal eens met wat de heer Atsma en de heer Waalkens hierover hebben gezegd. Het wetsvoorstel ligt op dit moment bij de Raad van State. Na ommekomst van het advies van de Raad zal ik het wetsvoorstel zo snel mogelijk naar de Kamer sturen. Ik hoop dat wij het dan zo snel mogelijk kunnen behandelen, omdat wij het volstrekt met elkaar eens zijn dat wij dit middel zo snel mogelijk moeten kunnen toepassen. Het is namelijk een wijze van handhaving die onmiddellijke werking kan hebben.

Voorzitter. Ik hoor dat er inmiddels een verzoek is ingediend voor de certificering van een varkenstransport naar Rusland. Het moet om een recent verzoek gaan. Daar zal ik naar kijken op grond van de brief die ik gisteren naar de Kamer heb gezonden.

Voorzitter. Dat was mijn beantwoording in eerste termijn.

De voorzitter: Dank u wel, minister, ook voor de tijd die u in beslag hebt genomen. Uw antwoord was kort en krachtig. Ik zie aan mijn collega’s dat er behoefte is aan een tweede termijn. De spreektijd bedraagt een derde van de spreektijd in eerste termijn. Dat wil zeggen ongeveer één minuut per persoon.

Nadere gedachtewisseling

De heer Graus (PVV): Voorzitter. Als ik de CDA-mensen hier hoor praten, zowel de minister als de heer Atsma, lijkt het net alsof de afgelopen maanden er niet zijn geweest. Er wordt gewoon een sprong in de tijd gemaakt met een «teletijdmachine». De heer Atsma laat zelfs een door mij zeer gewaardeerd Limburgs collega als een baksteen vallen. Ik vind dat echte «matennaaierij». Hij laat toch echt een collega vallen die mij gesteund heeft en dat «en plein public» en voor de radio en de televisie. Ik vind het echt een schande.

Waar het om gaat, is dat er een motie is ingediend.

De heer Atsma (CDA): Voorzitter. Ik zou graag willen dat het begrip «matennaaierij» wordt teruggenomen. Ik accepteer niet dat mij dat wordt verweten.

De heer Graus (PVV): Voorzitter. Sorry voor het woord. Als u een vervangend woord weet, wil ik dat graag gebruiken. Ik ken alleen het woord matennaaier. Ik wil het toch graag gebruiken, want ik ken geen net vervangend woord. Als iemand mij kan helpen, heb ik dat graag, maar ik ken geen vervangend woord voor matennaaier.

Mevrouw Van Velzen (SP): Kiezersbedrog?

De heer Graus (PVV): Kiezersbedrog? Dat is ook goed. Dat kan er ook nog wel bij.

Ik bedoel het allemaal niet persoonlijk, maar waar het om gaat, is de motie. De minister heeft die motie gewoon uit te voeren. Dat is democratie. De minister heeft te maken met een democratie. Ze zit hier niet alleen. Ze is niet een president van een of andere republiek. Zij is een minister binnen een democratie en zij heeft gewoon de wil van de Kamer te volgen en daarmee ook de wil van het volk. Doet zij dat niet, dan kunnen wij net zo goed naar huis gaan. Zij laat de Kamer gewoon helemaal niets voorstellen. Een voorstel stelt gewoon niets voor. Dat is zo met meerdere moties gegaan.

Voorzitter. Ik ga dan ook een VAO aanvragen. Dat kan ik nu al wel zeggen. Ik zal proberen om de minister een geheugensteuntje te geven. Mogelijk helpt dat wel.

De voorzitter: Dank u wel, mijnheer Graus. Mevrouw Van Velzen heeft het woord.

Mevrouw Van Velzen (SP): Voorzitter. Ik heb wel vaker meegemaakt dat Kamerleden die zich sterk aan een regio verwant voelen, andere standpunten uiten in de regio dan hier in de Kamer of dan hun fractiegenoten. Ik vind dat kwalijk. Ik steun mijnheer Graus in het aanvragen van een VAO. Wij hebben heel duidelijk uitgesproken dat de werkgelegenheid in de vorm van het hoofdkantoor van de AID in Zuid-Limburg moet blijven. Als ik de minister beluister, heeft zij het al over een sociaal plan. Dat klinkt alsof de mensen die er nu werkzaam zijn, zich wel degelijk zorgen moeten maken omdat een motie van de Kamer niet wordt uitgevoerd. Ik vind dat niet acceptabel.

Voorzitter. Ik kom terug op een aantal andere punten dat vandaag op de agenda staat. De minister zei dat zij zich beraadt op de mogelijkheid dat haar een concreet verzoek wordt voorgelegd voor een transport van varkens naar Rusland. Zo’n verzoek ligt er nu. Ik wil graag weten wat zij nu gaat doen. Zij is dan wel niet met mij verontwaardigd, maar in haar woorden proef ik wel een toon van zorg. Dat vind ik terecht. Ik vind dat wij dergelijke transporten tegen moeten gaan en binnen Europa moeten pleiten voor een maximale totale reisduur, zodat dit soort transporten niet kan plaatsvinden. Het is natuurlijk waanzin om een paar dubbeltjes winst te maken door dieren over zulke grote afstanden te transporteren. Ik vraag de minister om zich wat activistischer op te stellen.

De voorzitter: Heel kort. Afrondend.

Mevrouw Van Velzen (SP): De situatie bij de VWA. In oktober komt er een rapport. Ik vind het een goed voorstel om dan op een aantal punten door te gaan, want ik maak mij hierover ernstige zorgen.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Ook ik zie de voortgangsbrief van oktober met graagte tegemoet.

Ik dacht dat ik de minister hoorde zeggen dat het wellicht een goed moment is om toch in 2009 met een evaluatie van het fusieproces te komen. Ook dat lijkt mij uitstekend.

Een opmerking over AID en VWA. Ik lees de reactie van de minister op 7 mei op de motie-Weekers voor: «...is aangegeven dat het kabinet accepteert dat werkgelegenheid in regio’s verloren gaat bij het realiseren van een efficiëntere en effectievere overheid. Inmiddels is het sociaal beleidskader aanwezig en is sociaal flankerend beleid vastgesteld.» Ik moet nu concluderen dat de minister zegt dat in de hele trits, management, staf en ondersteunende diensten, het fusieproces centraal aangestuurd wordt. Dat betekent volgens de minister dat er in de regio’s vier stevige kantoren komen met, gespreid over het land, 1200 medewerkers. Dat is wel een ander verhaal dan het kabinet naar mijn gevoel hier vertelt: accepteert volledig dat werkgelegenheid in regio’s verloren gaat. Als zij stelt dat 1200 medewerkers over vier regio’s gespreid zullen worden, is dat een ander signaal dan gewoon accepteren dat werkgelegenheid in regio’s verloren gaat. Ik zou daar graag nog eens een heldere uiteenzetting van de minister over horen.

De heer Atsma (CDA): Mag ik dan weten wat mevrouw Snijder vindt van die 1200 arbeidsplaatsen, gespreid over vier regio’s. Is zij daar gelukkig mee of wil zij dat juist niet?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): U hebt mij in eerste termijn horen zeggen dat wij vinden dat werkgelegenheid goed regionaal gespreid moet worden. Dat is een van de voorwaarden. Dat was ook de aanvliegroute.

Mijn laatste punt is het varkenstransport. Ik deel de mening dat je hierover niet te veel kunt zeggen, nu het dossier bij de opsporing ligt. De vraag is alleen: wat moet een bedrijf doen om vaak in de fout te gaan? Ik heb begrepen dat een aantal bedrijven vaak in de fout gaat. Wat moeten zij doen, voordat de vergunning wordt ingetrokken? In dat traject zitten wij toch min of meer. Ik verwacht dat daarover in oktober bij de voortgangsrapportage duidelijkheid komt. Het kan niet zo zijn dat een aantal transportbedrijven het steeds blijft verzieken, ook al hebben wij hier stappen gezet.

Mevrouw Van Velzen (SP): Deelt u mijn mening dat wij door de minister op de hoogte moeten worden gebracht van wat er concreet met dit bedrijf gebeurt? Het is naar mijn inschatting de tiende stevige overtreding in ongeveer vier jaar. Ik wil weten welke consequenties dit bedrijf daarvan gaat ondervinden. Deelt u mijn mening?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Volgens mij heb je mij niet zo heel veel anders horen zeggen dan wat jij nu vraagt. Het is volgens mij volgende week bijna de laatste week van september. Wij naderen de algemene beschouwingen en dan is het bijna oktober. Natuurlijk kan de minister wachten tot eind oktober om ons op de hoogte te brengen, maar het zou ook begin oktober kunnen zijn. Daar heb ik natuurlijk om gevraagd, want dan kunnen wij ook dit onderwerp stevig meenemen.

De heer Waalkens (PvdA): Ik bedank de minister voor haar reactie op de gestelde vragen. Het is nadrukkelijk ook de wens van de PvdA om die ene inspectiedienst handen en voeten te geven. Ik gebruikt nog één citaat uit het rapport-Vanthemsche. Dat is de betuttelende houding van LNV naar haar organisatie. Het is dus niet alleen naar de partners, maar het is ook de positie van LNV en de aansturing, samen met VWS, in de betiteling van Vanthemsche: de betuttelende opstelling van LNV.

Wij blijven in die zin ook gerede twijfels houden over de verbinding met de AID en de totale fusie. Ik heb in eerdere debatten gezegd dat de VWA tanden moet krijgen. Het melkgebit gaat eruit, maar dan moeten er dus echt stevige tanden in gezet worden om handhaving, controle en toezicht handen en voeten te geven. Daarbij past het openbaar maken van inspectiegegevens. Ik zie ook uit naar de oktoberbrief, waarin de stand van zaken wordt weergegeven, want het kan toch niet zo zijn dat de minister zegt: ik heb daar geen prioriteit aan gegeven. De Kamer heeft de prioriteit daar wel bij gelegd. Wij vinden het van eminent belang om die transparantie te presenteren.

De voorzitter: U rondt af?

De heer Waalkens (PvdA): De bestuurlijke boetes. Wij zullen die, zo snel mogelijk nadat het advies van de Raad van State met de reactie daarop van het kabinet bij de Kamer is, proberen te installeren. Dit is echt het hebben van een goed gebit.

De heer Atsma (CDA): Voorzitter. Ik kan kort zijn. Ik ben het eens met de lijn van de minister voor het optuigen van de nieuwe autoriteit met vier steunpunten. De minister heeft aangegeven dat er in principe 1200 arbeidsplaatsen beschikbaar zijn voor de steunpunten. Een rekensommetje leert dat dit neerkomt op 300 arbeidsplaatsen in en rond een steunpunt. Ik zeg met het oog daarop tegen collega Graus: denk nu toch mee, want 85 arbeidsplaatsen van de AID in Kerkrade is toch heel wat minder dan 300 arbeidsplaatsen in Zuid-Nederland. Het lijkt mij een kwestie van tellen en dat zal ik collega Koopmans ook nog even uitleggen. Ik hoop dat dit uiteindelijk het resultaat wordt: forse steunpunten in noord, oost, zuid en wellicht ook zuidwest.

Gezien het eerdere interruptiedebatje met collega Snijder hoor ik graag van de minister wat de financiële consequenties zijn als de fusie niet doorgaat. Ik hoor vanochtend van alles over een alternatieve begroting van de VVD-fractie, maar ik sluit niet uit dat daarin hierover niets wordt gezegd. Ten slotte sluit ik mij aan bij collega Waalkens dat de bestuurlijke boete er zo snel mogelijk moet komen. Als het niet anders kan, hoop ik dat de minister gaat proberen om alle elementen van de bestuurlijke boete uit de wet te halen, opdat wij daar snel mee aan de slag kunnen.

De heer Graus (PVV): Bent u het met mij eens dat het een sigaar uit eigen doos is? Het steunpunt in Geleen zou er immers sowieso komen. Die paar honderd mensen zouden er verder ook komen door de plannen waarmee wij bezig zijn. Het moeten een paar duizend arbeidsplaatsen worden!

De heer Atsma (CDA): Wij spreken nu over de AID versus een nieuw zuidelijk steunpunt met substantiële werkgelegenheid. Dat is de enige vraag die voorligt. Uiteindelijk kiest de CDA-fractie voor dat sterke steunpunt, niet alleen in zuiden, maar ook in het oosten, noorden en wellicht het zuidwesten.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik heb toch ook een vraag. Ik dacht dat ook de CDA-fractie de motie van Waalkens had gesteund die uitspreekt: even een pas op de plaats. Ik zeg nu dus niets anders dan u hebt gezegd. Ik ben dan ook verbaasd over alle kritiek op mijn uitlating.

De heer Atsma (CDA): De minister heeft de motie-Waalkens klip en klaar geduid. Zij heeft de elementen eruit gelicht die in het dictum zijn genoemd. Daarover heeft zij gezegd dat zij er met prioriteit aan werkt. Ik denk dat wij het op dat punt eens zijn. Dat laat echter onverlet dat de weg naar de fusie niet is geblokkeerd.

De heer Waalkens (PvdA): De minister duidt de motie niet, maar interpreteert haar. De indieners duiden het dictum.

De voorzitter: Ik zie dat de heer Atsma geen behoefte heeft om daarop te reageren.

De heer Van der Vlies (SGP): Ik bedank de minister voor haar beantwoording. Ik ben vooral blij met haar toezegging om medio volgend jaar een tussenrapportage over het fusieproces aan de Kamer te overleggen. Ik vind dat een constructieve toezegging. Verder gaat het natuurlijk ook om de voortgangsrapportage over de VWA en wat dies meer zij in oktober aanstaande. Dat is al zeer binnenkort. Ik laat het hierbij.

De voorzitter: Ik zie dat de minister onmiddellijk kan reageren. Het woord is aan de minister.

Minister Verburg: Voorzitter. Ik bedank de commissie voor haar inbreng in tweede termijn.

De heer Graus heeft het over de motie en de wil van het volk. Ik heb hem al eens eerder gezegd dat ik aangenomen moties zeer zorgvuldig weeg en ook uiterst serieus neem. Hij heeft zelf gezegd dat het in sommige situaties mogelijk is om een motie niet uit te voeren. Daar heb je inderdaad zwaarwegende redenen voor nodig. Ik wil hier wel aangeven dat ik de motie van de heer Graus in de eerste plaats heb geduid. Ik heb daarover gezegd dat de werkgelegenheidsvoorziening in het kader van de eveneens door de Kamer gewenste internationalisering van de AID... Excuus, dit is het begin van mijn antwoord op de vragen over de locatie. Als ik deze motie zo mag duiden dat het gaat om een steunpunt in de regio voor inspecteurs met een centrale bedrijfsvoering, laat ik het oordeel over de motie aan de Kamer. Zo heb ik de motie geduid. Conform die lijn werk ik ook, omdat de motie op die manier is aangenomen.

Ik leg hier nog iets naast. Wat moet ik nu als de Kamer minder inspecties zegt te willen en meer efficiency – de motie-Aptroot spreekt zelfs uit dat alle rijksinspecties moeten worden gebundeld om ze slagvaardig en daadkrachtig te kunnen laten opereren – en tegelijkertijd van mij vraagt dat ik mijn deel doe bij de taakstelling in fte’s? Dat is geen geringe opgave en dan is het toch vreemd dat er een nieuwe motie komt, waarin in de duiding van de indiener staat: alles goed en wel, maar het hoofdkantoor van de AID mag niet meedoen, want er moeten meer fte’s naar toe. Daar moet ik een lijn in uitzetten. Ik heb de commissie vanmorgen die lijn voorgehouden. Dat is ook de lijn die ik voornemens ben om verder te volgen.

Mevrouw Van Velzen vroeg naar de duiding van de motie en naar het transport naar Rusland. Ik heb nu één aanvraag ontvangen. Dat ik deze vergunningaanvraag zojuist aankondigde, betekent dat ik hem nog niet heb gezien. Het is allemaal heel recent, maar ik heb ook een brief geschreven waarin ik heb aangegeven dat ik de aanvragen goed zal bekijken en beoordelen. Vervolgens zal ik een zorgvuldige afweging maken.

Mevrouw Van Velzen vroeg of ik mij niet wat activistischer kan opstellen in Europa op het punt van de maximale transporttijd van acht uur voor de export. Als alle ministers zo activistisch waren als ik, dan hadden wij al veel bereikt. Ik heb het door mijn regelmatige bezoeken in Europa, in navolging van mijn voorganger – het is «frapper toujours in Brussel» – voor elkaar gekregen dat in 2009 de transportrichtlijn wordt geëvalueerd. Daarvan maakt dit deel uit als een van de mogelijke voorstellen.

Mevrouw Snijder heeft mij een bijzondere vraag gesteld. Zij wees op de motie-Weekers over de werkgelegenheid in de regio. Zij heeft aangegeven dat het kabinet daarop gereageerd heeft door te melden dat het kabinet accepteert dat zich werkgelegenheidsverlies in die regio kan voordoen. Om dat op te vangen en om daar zorgvuldig mee om te gaan is een sociaal beleidskader opgesteld. Tegen mevrouw Snijder zeg ik dat ik langs deze route handel. Als het nodig is en ik heb de elementen daarvoor genoemd, stel ik een sociaal plan op. Ik overleg daarover met de vertegenwoordigende bonden. Dan gaat het mij om eerste instantie om mogelijkheden om mensen van werk naar werk te begeleiden. Dan gaat het om scholing. Dan gaat het om andere maatregelen die bij zorgvuldig sociaal flankerend beleid horen. Dan zeg ik daarbij: wij schrijven nu 2008 en de afronding van de fusie is voorzien voor 2011. Dat betekent dat als wij nu al dat pakket maatregelen nemen en die mogelijkheden bieden, wij drie jaar de tijd hebben om dat heel zorgvuldig te doen. Ik denk dat wij dan volstrekt binnen de lijn van het kabinet handelen, sterker nog: daar sta ik voor in. Mevrouw Snijder had ook niets anders van mijn verwacht.

Wat ga ik doen met het transportbedrijf dat in overtreding is? In eerste termijn heb ik gezegd dat de opsporing en het onderzoek nog lopen. Het is niet netjes om op dat soort zaken vooruit te lopen. Ik wacht dat even rustig af.

De voorzitter: Ik geef niemand het woord. Ik zal straks kijken of er nog tijd is voor een laatste interruptie.

Minister Verburg: Ik maak nog een aanvullende opmerking. De heer Waalkens en de heer Atsma hebben in eerste termijn gepleit voor voortvarende invoering van de bestuurlijke boete. Dat zou in dit soort situaties vruchten kunnen afwerpen, want op dit moment gaat de zaak na afloop van het opsporingsonderzoek naar het OM. Dat betekent dat niet openbaar wordt wat daarmee gebeurt. Het is juist een onderdeel dat in de hele uitvoering van de werkzaamheden en de rapporten van Vanthemsche en Hoekstra terugkomt als iets waarvan de medewerkers zeggen dat het niet werkt. De medewerkers zeggen: wij maken proces verbaal op en vervolgens zien wij er nooit meer iets van terug. Zij zouden ook graag weten wat ermee gebeurt. De bestuurlijke boete maakt dat meer inzichtelijk.

De heer Waalkens heeft nog eens gezegd dat zijn fractie voor één inspectiedienst is. Het is goed dat hij dat hier bevestigt. Hij refereert aan Vanthemsche die spreekt over de betuttelende aansturing door LNV. In mijn brief met de reactie op Vanthemsche heb ik aangegeven dat ik de aansturing van de VWA zal professionaliseren. Daarbij heeft Vanthemsche aangegeven dat aansturing door VWS een goede mogelijkheid is. Dat betekent dat wij de aansturing op die manier vorm gaan geven. Er is maar één uitzonderingsmoment en dat is het moment dat er dierziekten uitbreken of er sprake is van een crisis. Dan is er sprake van een situatie waarin een opdrachtenstructuur in werking treedt. De VWA en straks de geïntegreerde inspectiedienst moet dan een onderdeel zijn dat rechtstreeks kan worden aangestuurd.

Op de openbaarmaking van gegevens kom ik terug in de rapportage die voorzien is voor oktober van dit jaar. Ik wijs er nu al wel op dat de mogelijkheden om gegevens openbaar te maken afhankelijk zijn van de vraag of het communicatiesysteem goed op orde is. Alleen dan kan ik de volledigheid en de juistheid van de gegevens garanderen.

De heer Atsma heeft gezegd dat hij het eens is met de komst van een autoriteit met een grote A. Hij heeft een rekensom gemaakt van het aantal fte’s per steunpunt. Ik voeg daaraan toe dat het daarbij gaat om de inspecteurs die in een regio opereren. De rekensom per regio klopt echter wel. De inspecteurs zitten echter niet allemaal iedere dag op het steunpunt, omdat ze hun werk doen in de dagelijkse praktijk.

Hoe zit het met de kosten van de fusie? Dat is de tweede vraag van de heer Atsma. Als het gaat om de taakstelling voor de totale samenwerking, komt dat neer op in totaal 900 mln. Voor dat bedrag staan wij aan de lat. De taakstelling is 29 mln. en 500 fte’s. Dat is geen geringe opgave. Op de huisvesting is een besparing ingeboekt van 7,5 mln. De heer Atsma heeft gelijk dat hij zegt dat alles wat wij daarvan niet kunnen doorvoeren, ergens anders structureel moet worden bijgeplust. Ik wil daarover geen misverstand laten bestaan. Dat doe ik ook niet in het kabinet. Als ik dit niet kan doen op een verantwoorde manier, dan geef ik een deel van die taakstelling gewoon terug of ik zeg tegen de Kamer: leg er maar structureel geld bij.

De heer Van der Vlies bevestig ik dat de voortgangsrapportage in oktober naar de Kamer komt en de tussenrapportage medio 2009.

Voorzitter. Hiermee ben ik gekomen aan het einde van mijn beantwoording in tweede termijn.

De voorzitter: Ik sta één korte vraag per lid toe. Ik ga dit experiment aan, ook al loop ik daarmee het risico dat ik door de klok ga.

Mevrouw Van Velzen (SP): Ik heb er begrip voor dat de minister nu niet kan uitweiden over de problemen met dat transport in Oostenrijk. Ik overviel haar met mijn vragen. Kan zij later terugkomen op mijn vraag wat precies de feiten zijn? Kan zij mij verder een overzicht geven van alle overtredingen van dit bedrijf en de consequenties daarvan voor het bedrijf?

Minister Verburg: Dat kan ik op dit moment niet, omdat het nog onderdeel is van de opsporing. Zolang het onderzoek loopt, ontvang ik geen gegevens. Als er gegevens zijn en het wordt een zaak, dan wordt het doorgespeeld naar het Openbaar Ministerie.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik wil graag helderheid over deze zaak. Als de brief in oktober naar de Kamer komt, wil ik daarin van de minister horen hoe wij omgaan met de bedrijven die steeds weer de mist ingaan.

Minister Verburg: Daarop kan ik wel ingaan. Vanwege de nieuwe werkwijze van de VWA hebben wij namelijk een aantal bedrijven een transportverbod opgelegd. Daarbij is door sommige Kamerleden een vraag gesteld over de proportionaliteit. Ik denk dat wij dat dan met elkaar moeten beoordelen, voor zover de rechter daar niet al zijn oordeel over heeft geveld.

De heer Graus (PVV): Is de minister het met mij eens dat een blind paard moet kunnen zien dat er nog meer bespaard kan worden als de overheadkosten met België en Duitsland gedeeld kunnen worden?

Minister Verburg: Helaas ben ik dat niet met de heer Graus eens.

De heer Atsma (CDA): De heer Graus zei dat hij wellicht nog plenair op dit algemeen overleg wil terugkomen. Als hij dat doet, is de CDA-fractie bereid om met collega’s te kijken naar een Kameruitspraak die recht doet aan de wens om de formatieplaatsen over vier regionale steunpunten te verdelen.

De voorzitter: Dat is een mededeling. Ik sluit het algemeen overleg.

Toezeggingen

– In de toegezegde voortgangsrapportage (oktober 2008) zal de minister ingaan op de aanpak van problemen bij de VWA, de eventuele openbaarmaking van inspectierapporten en transportbedrijven die meerdere overtredingen hebben begaan;

– De minister zegt toe het wetsvoorstel over de bestuurlijke boete na ommekomst van de RvS zo spoedig mogelijk aan de TK te zenden;

– De minister zegt toe medio 2009 een tussenrapportage aan de TK te sturen met een overzicht van voorgenomen stappen ten aanzien van de fusie AID/PD/VWA.

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Schreijer-Pierik

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Smeets

De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Dortmans


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Van Gent (GroenLinks), Poppe (SP), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Jager (CDA), Ormel (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Neppérus (VVD), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Cramer (ChristenUnie), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Vermeij (PvdA), Zijlstra (VVD), Thieme (PvdD) en Polderman (SP).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Vendrik (GroenLinks), Luijben (SP), Tang (PvdA), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Biskop (CDA), Koşer Kaya (D66), Van Leeuwen (SP), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Eijsink (PvdA), Depla (PvdA), Van Baalen (VVD), Kant (SP), Blom (PvdA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Van Heugten (CDA), Brinkman (PVV), Kuiken (PvdA), Ten Broeke (VVD), Ouwehand (PvdD) en Lempens (SP).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Kant (SP), Snijder-Hazelhoff (VVD), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Smeets (PvdA), voorzitter, Van Miltenburg (VVD), Schippers (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Willemse-van der Ploeg (CDA), Van der Veen (PvdA), Schermers (CDA), Van Gerven (SP), Wolbert (PvdA), Heerts (PvdA), Zijlstra (VVD), Ouwehand (PvdD), Agema (PVV), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie) en Sap (GroenLinks).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Van Velzen (SP), Neppérus (VVD), Vietsch (CDA), Sterk (CDA), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Verdonk (Verdonk), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Atsma (CDA), Van der Ham (D66), Çörüz (CDA), Gill’ard (PvdA), Smilde (CDA), Langkamp (SP), Vermeij (PvdA), Arib (PvdA), Kamp (VVD), Thieme (PvdD), Bosma (PVV), Luijben (SP), Tichelaar (PvdA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Halsema (GroenLinks) en De Wit (SP).

Naar boven