26 980
Verdieping Westerschelde

30 244
Natuurontwikkeling Westerschelde

nr. 29
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 juni 2006

Naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissies voor Verkeer en Waterstaat en voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 24 mei jl. (06-VW-B-032) om informatie over de stand van zaken van het project (derde) verdieping Westerschelde en de aanleg van 600 hectare natuur, bericht ik u mede namens mijn collega, minister Veerman, het volgende.

Op 11 maart 2005 sloten minister Peijs, minister Veerman en ondergetekende, samen met minister Peeters van het Vlaams Gewest het Derde Memorandum van Overeenstemming over het Schelde-estuarium te Den Haag. Hierin waren afspraken vervat over de uitvoering van de besluiten uit de Ontwikkelingsschets 2010 Schelde-estuarium (hierna kortheidshalve Ontwikkelingsschets genoemd). Meteen na ondertekening is begonnen met de uitvoering van de afspraken.

Als uitvloeisel van één van die afspraken is met Vlaanderen op 21 december 2005 te Middelburg onder meer het Verdrag inzake de uitvoering van de Ontwikkelingsschets getekend. De ratificatie van dit verdrag is inmiddels in uitvoering. U wordt hierover na de zomer separaat geïnformeerd.

De Tweede Kamer heeft na de algemene overleggen met minister Peijs, ondergetekende en minister Veerman van respectievelijk 20 december 2005 en 26 januari 2006, ingestemd met de Ontwikkelingsschets onder navolgende voorwaarden:

• aan de natuurontwikkeling uit hoofde van het nakomen van de Vogel- en Habitatrichtlijn-verplichtingen (hierna VHR) kunnen geen rechten worden ontleend naar andere VHR-gebieden;

• indien vrijwillige grondverwerving niet lukt, zal minister Veerman in nader overleg met de Tweede Kamer treden;

• De heer Buijs krijgt nadere informatie van minister Veerman inzake de technische achtergronden van de natuuraanleg in de Hedwigepolder.

Aan laatstgenoemde voorwaarde is inmiddels door minister Veerman voldaan (Kamerstuknr. 26 980, nr. 28 van 13 april jl.).

Hieronder ga ik nader in op de stand van zaken van de uitvoering van de twee voor Nederland meest belangrijke projecten:

• De verruiming van de vaargeul van de Westerschelde (Nederlands grondgebied) en de Beneden-Zeeschelde (Vlaams grondgebied);

• De aanleg van 600 hectare estuariene natuur («Natuurprogramma Westerschelde»).

Verruiming vaargeul Westerschelde en Beneden-Zeeschelde

Algemeen:

Het project verruiming omvat de verdieping van de vaargeul ten behoeve van een getij-ongebonden vaart tot 13,10 meter en de verbreding van de Beneden-Zeeschelde tot 370 meter op het traject van de Europaterminal tot 500 meter stroomopwaarts van het Deurganckdok. De verdieping van de Schelde vindt plaats door het weghalen van 11 drempels, waarvan 9 op Nederlands grondgebied zijn gelegen. De verruiming (geraamd op 250 miljoen euro) wordt gefinancierd en uitgevoerd door het Vlaams gewest. Nederland draagt tot een maximum van 30 miljoen euro bij in de vorm van wrakkenberging en geulwandverdediging. Dit betreft de conversie van BTW die Vlaanderen afdraagt aan Nederland bij de uitvoering van de werken. Dit budget is opgenomen op de begroting van Verkeer en Waterstaat (Art. 11 Infrafonds).

Omwille van de goede voortgang, de stroomlijning van procedures en de verbetering van de samenwerking met Vlaanderen, vindt de uitvoering van het project zoveel mogelijk in gezamenlijkheid met Vlaanderen plaats. Dit houdt onder meer in dat de milieueffectrapportage en het opstellen van de passende beoordeling gezamenlijk met Vlaanderen worden uitgevoerd.

Voortgang:

Op 8 maart 2006 is de Startnotitie/Kennisgeving Verruiming vaargeul Beneden-Zeeschelde en Westerschelde gepubliceerd. Hiermee is de formele procedure om te komen tot een Tracébesluit voor de Westerschelde in gang gezet. Op basis van de binnengekomen inspraakreacties en de adviezen van wettelijke adviseurs heeft de Commissie voor de milieueffectrapportage op 18 mei jl. haar advies voor de richtlijnen voor het milieueffectrapport uitgebracht. Momenteel wordt de vaststelling van de richtlijnen door het Bevoegd Gezag (Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Energie, de minister van VROM en ondergetekende) voorbereid.

Intussen is het onderzoek ten behoeve van het milieueffectrapport gestart. Met name de onderzoeken naar de effecten van de verruiming op het fysieke systeem (de morfologie en de ecologie) en de inzet van het concept van flexibel storten zullen hierbij grondig worden uitgevoerd. Ook zijn voorbereidingen getroffen om te komen tot een passende beoordeling conform de Natuurbeschermingswet ’98 (waarin de VHR is geïmplementeerd) en om te komen tot een Ontwerp-Tracébesluit.

In de strategische fase voor de totstandkoming van de Ontwikkelingsschets is vastgesteld dat een verruiming van de vaargeul mogelijk is zonder significant negatieve effecten op het fysieke en ecologische systeem. Voor het huidige onderzoek ten behoeve van het Tracébesluit wordt vooralsnog uitgegaan van mogelijk beperkte, maar geen significante effecten van de verruiming. Indien het milieueffectrapport dit bevestigt is natuurcompensatie ten behoeve van de derde verdieping niet aan de orde.

Natuurprogramma Westerschelde

Algemeen

Het project Natuurprogramma Westerschelde wordt vaak verward met natuurcompensatie. De aanleg van 600 hectare estuariene natuur is géén natuurcompensatie in de zin zoals deze in verband met de Tweede verdieping van de Westerschelde in uitvoering is en onvoorwaardelijk gekoppeld is aan de Tweede verdieping. De aanleg van 600 ha nieuwe estuariene natuur in het kader van de Ontwikkelingsschets is noodzakelijk vanwege de verplichting dit Natura2000-gebied in stand te houden door herstel.

Het Natuurprogramma Westerschelde bestaat uit de aanleg van estuariene natuur in drie gebieden:

• 295 ha in de Hertogin Hedwigepolder en het noordelijk deel van de Prosperpolder;

• 10 ha in het Zwin;

• 295 ha in het middengebied tussen Vlissingen en Hansweert.

De regie en de uitvoering zijn in handen van de provincie Zeeland, waartoe zij instrumenteel (rijksprojectenprocedure) en financieel door het rijk in staat wordt gesteld. De afspraken over de uitvoering en de taakverdeling zijn op 30 januari 2006 vastgelegd in een convenant tussen Rijk en provincie, waarvan minister Veerman de Tweede Kamer een afschrift heeft gestuurd.

Zwin en Hedwige-Prosperpolder zijn grensoverschrijdende projecten die de provincie samen met het Vlaams Gewest uitvoert. De procedures, zoals milieueffectrapportage, worden, net als het project Verruiming, gezamenlijk met Vlaanderen uitgevoerd.

Voortgang planvorming:

Hertogin Hedwigepolder, noordelijke Prosperpolder

Sinds 1 juni 2006 ligt de Startnotitie/Kennisgeving «Ontwikkeling van een intergetijdengebied in Hedwigeen Prosperpolder» voor de milieueffectrapportage ter inzage. De inspraakperiode voor deze Startnotitie/Kennisgeving loopt tot en met 12 juli 2006 waarna de richtlijnen worden vastgesteld en het MER kan starten.

Zwin

Thans wordt gewerkt aan de kennisgeving/startnotitie m.e.r. voor het Zwinproject. Deze zal in september openbaar worden gemaakt, waarna de inspraak start.

Middengebied

Op basis van een locatiestudie heeft de provincie vijf geschikte locaties geselecteerd die onderwerp zijn van de uit te voeren milieueffectrapportage. Op dit moment wordt de startnotitie m.e.r. opgesteld. De verwachting is dat de startnotitie eind september openbaar kan worden gemaakt.

Mede op basis van de resultaten van deze studies zal de provincie de minister van LNV – als verantwoordelijke minister m.b.t. de rijksprojectenprocedure – voorstellen doen voor de te nemen projectbesluiten. Aangenomen mag worden dat de provincie in de brede afweging voorafgaand aan deze voorstellen de mogelijkheden van vrijwillige grondverwerving zal betrekken. Niet onvermeld mag blijven dat de provincie in samenhang met de beoogde natuurontwikkeling regionale ontwikkelingsplannen zal opstellen. Momenteel wordt de communicatiestrategie van de provincie aangescherpt, zodat het natuurpakket in een breder perspectief in de regio kan worden neergezet.

Voortgang grondverwerving

Om de provincie niet voor de voeten te lopen in haar activiteiten op dit vlak wil ik mij beperken tot het schetsen van enkele hoofdlijnen:

a. de provincie heeft – met inzet van Dienst Landelijk Gebied – de grondverwerving ter hand genomen, waaronder het beschikbaar kunnen stellen van vervangende bedrijven en gronden;

b. daartoe heeft zij een gunstig flankerend beleid voor beëindiging of verplaatsing beschikbaar;

c. naast gerichte informatieverstrekking aan de (potentieel) direct betrokken agrariërs, hebben deze inmiddels ook een brief ontvangen met een open uitnodiging voor een gesprek. Hierin kan kennis worden genomen van hun individuele wensen en kan maatwerk worden ontwikkeld;

d. inmiddels hebben zich pachters en eigenaren aangemeld voor een gesprek;

e. waar het de Vlaamse eigenaar en de Vlaamse pachters van de Hedwigepolder betreft is op Vlaanderen een beroep gedaan om voor hen oplossingen te vinden.

Bestuurlijk en communicatieproces

Nadat op rijks- en provinciaal niveau de besluitvorming over de uitvoering van het Natuurprogramma Westerschelde was afgerond, is in Zeeland veel commotie ontstaan tijdens de informatieavonden over genoemde locatiestudie voor ontpoldering in het middengebied. Zowel provinciale bestuurders als de betrokken bewindslieden hebben hier begrip voor en gaan zorgvuldig om met de bezwaren en belangen van de betrokkenen.

De uitvoering van het Natuurprogramma Westerschelde is met regelmaat onderwerp van overleg tussen Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten. De voortgang van de grondverwerving staat geagendeerd voor de PS-vergadering van 30 juni. De eerst verantwoordelijke gedeputeerde de heer M. Kramer heeft bij diverse gelegenheden persoonlijk contact gezocht met de betrokkenen om uitleg te geven en naar de bezwaren te luisteren.

Het draagvlak zal een punt van aandacht blijven. De provincie Zeeland heeft een externe commissie ingesteld die advies geeft op strategische momenten in het project. Het eerste advies heeft betrekking op de locatiekeuze in het Middengebied. Vastgesteld is dat binnen de vastgestelde kaders een correcte keuze voor de zoeklocaties is gemaakt.

Aanvullend op de formele procedure is de provincie bereid (indien nodig) een handreiking te doen richting de inbrengers van alternatieve plannen door deze ideeën serieus te nemen en vroegtijdig te laten toetsen door deskundigen.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Naar boven