26 975
Invoering van de Vreemdelingenwet 2000 en daarmee verband houdende wijziging van diverse wetten alsmede intrekking van de Wet gemeentelijke zorg voor houders van een voorwaardelijke vergunning tot verblijf (Invoeringswet Vreemdelingenwet 2000)

nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 17 april 2000

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1. In hoofdstuk 2 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL 5a

Indien het bij koninklijk besluit van 5 februari 2000 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet inburgering nieuwkomers houdende regels tot aanwijzing van bijzondere categorieën vreemdelingen ten behoeve van inburgering (Kamerstukken II 1999/2000, 27 000, nr. 1–3) tot wet wordt verheven en in werking treedt, wordt de Wet inburgering nieuwkomers gewijzigd als volgt:

Artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, komt te luiden:

1°. De vreemdeling die in Nederland rechtmatig verblijf heeft op grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 13 en artikel 26 van de Vreemdelingenwet 2000, die de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en die voor de eerste keer tot Nederland is toegelaten, behoudens degene die hier voor een tijdelijk doel verblijft, tenzij hij behoort tot een bij regeling van Onze Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid aan te wijzen categorie van vreemdelingen, en behoudens degene die op grond van bepalingen van verdragen of van besluiten van volkenrechtelijke organisaties niet verplicht kan worden aan een inburge- ringsprogramma deel te nemen, en

2. In hoofdstuk 5 wordt na artikel 2 een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL 2a

Indien het bij koninklijke boodschap van 28 oktober 1999 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de regeling in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het naamrecht, de voorkoming van schijnhuwelijken en het tijdstip van de totstandkoming van de scheiding van tafel en bed alsmede van enige andere wetten (Kamerstukken II 1999/2000, 26 862) tot wet wordt verheven en in werking treedt, wordt Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek als volgt gewijzigd:

A

In artikel 25, vierde lid, onder b, wordt «Vreemdelingenwet» vervangen door: Vreemdelingenwet 2000, en wordt «op grond van artikel 10 van de Vreemdelingenwet in Nederland verblijft dan wel in het bezit is van een vergunning zonder beperkingen» vervangen door: in Nederland rechtmatig verblijft op grond van artikel 8, onder b, d of e, van de Vreemdelingenwet 2000.

B

In artikel 44, tweede lid, tweede volzin, wordt «op grond van artikel 10 van de Vreemdelingenwet in Nederland verblijft dan wel in het bezit is van een vergunning zonder beperkingen» vervangen door: in Nederland rechtmatig verblijft op grond van artikel 8, onder b, d of e, van de Vreemdelingenwet 2000.

C

In artikel 58, derde lid, vierde volzin, wordt «op grond van artikel 10 van de Vreemdelingenwet in Nederland verblijft dan wel in het bezit is van een vergunning zonder beperkingen» vervangen door: in Nederland rechtmatig verblijft op grond van artikel 8, onder b, d, of e, van de Vreemdelingenwet 2000.

3. Hoofdstuk 10, artikel 1, wordt gewijzigd als volgt:

In artikel 10, eerste lid, onder a, onder 3e vervalt «die».

4. Hoofdstuk 11, artikel 5, komt te luiden:

ARTIKEL 5

1. In afwijking van artikel 4 van hoofdstuk 2 kan de toepassing van de Wet gemeentelijke zorg voor houders van een voorwaardelijke vergun- ning tot verblijf gedurende ten hoogste zes maanden worden voortgezet ten aanzien van een vreemdeling die op de dag, voorafgaande aan de inwerkingtreding van dat artikel, als vergunninghouder verstrekkingen op grond van die wet genoot.

2. In afwijking van artikel 4 van hoofdstuk 2 kan de toepassing van de Wet gemeentelijke zorg voor houders van een voorwaardelijke vergun- ning tot verblijf worden voortgezet ten aanzien van een vreemdeling die op de dag, voorafgaande aan de inwerkingtreding van dat artikel, niet langer houder is van een voorwaardelijke vergunning tot verblijf maar wel de verstrekkingen op grond van die wet geniet. Deze verstrekkingen worden beëindigd op de dag waarop de uitzetting van de vreemdeling niet langer achterwege blijft.

5. In hoofdstuk 11 wordt na artikel 5 een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL 5a

Indien het bij koninklijke boodschap van 29 april 1997 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Huisvestingswet (doorwerking ruimtelijk beleid) (Kamerstukken I 1997/98, 25 334, nr. 324), alsmede het bij koninklijke boodschap van 10 april 1999 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de wet tot wijziging van de Huisvestingswet (doorwerking ruimtelijk beleid) (Kamerstukken I 1999/2000, 26 471 nr. 172 ), tot wet worden verheven en op een eerder tijdstip in werking treden dan het onderhavige wetsvoorstel, wordt in artikel 2 van hoofdstuk 10:

a. onderdeel B geletterd C en

b. na onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:

B

Artikel 13c, eerste lid, onder c, komt te luiden:

c. die als vreemdeling in Nederland rechtmatig verblijf hebben op grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 26 van de Vreemdelingenwet 2000, indien zij in verband met die omstandigheid woonruimte behoeven;.

Toelichting

1. Momenteel is een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer aanhangig tot wijziging van de WIN (Kamerstukken II 1999/2000, 27 000, nr. 1–3). Dit wetsvoorstel wijzigt artikel 1 van de WIN, zoals dat in de Invoeringswet VW is opgenomen. Daarom dient de Invoeringswet Vw op dit punt te worden gewijzigd.

2. In dit onderdeel wordt ervan uitgegaan dat het voorstel van wet tot wijziging van de regeling in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het naamrecht, de voorkoming van schijnhuwelijken en het tijdstip van de totstandkoming van de scheiding van tafel en bed alsmede van enige andere wetten (Kamerstuk nr. ) op een later tijdstip in werking treedt dan het onderhavige voorstel van wet. Daarom zijn nadere bepa- lingen tot afstemming van de verschillende wijzingen nodig.

Deze voorgestelde wijzigingen zijn op zichzelf beschouwd technisch van aard omdat zij aanpassing van verwijzingen betreffen. Ingevolge het wetsvoorstel Vreemdelingenwet 2000 dienen de verwijzingen naar artikel 10 van de huidige Vreemdelingenwet vervangen te worden door verwij- zingen naar de corresponderende onderdelen van artikel 8 van het wets- voorstel Vreemdelingenwet 2000.

A tot en met C

Artikel 25, vierde lid, heeft betrekking op de afgifte van een verklaring door de korpschef als bedoeld in artikel 44, eerste lid, onder k, van Boek 1 van het BW, in verband met de inschrijving van een akte van huwelijk of van geregistreerd partnerschap in de betreffende registers. Ingevolge het voorstel van wet tot wijziging van het BW (Kamerstukken II, 1999/2000, 26 862) wordt voorgesteld om artikel 25, vierde lid, zo te wijzigen dat deze verklaring niet is vereist indien de vreemdeling op grond van artikel 10 van de huidige Vreemdelingenwet verblijft dan wel in het bezit is van een vergunning tot verblijf zonder beperkingen. Met deze wijzigingen is beoogd geen verklaring te verlangen indien aan het verblijf van de vreemdeling geen beperkingen zijn verbonden.

Ingevolge het wetsvoorstel Vreemdelingenwet 2000 is nog slechts sprake van een verblijf zonder beperkingen, indien de vreemdeling in het bezit is van de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd (vgl. de artikelen 18 en 31 van het wetsvoorstel Vreemdelingenwet 2000). Onder het huidige artikel 10 vallen ook de gemeenschapsonderdanen. Deze verblijven ingevolge het wetsvoorstel Vreemdelingenwet 2000 op grond van artikel 8, onder e. In zoverre zijn de voorgestelde wijzigingen alleen technisch van aard.

De voorgestelde wijziging betekent wel een wijziging voor verdragsvluchtelingen en houders van de vergunning tot verblijf op humanitaire gronden: de verklaring blijft nodig zolang de vreemdeling in het bezit is van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd (vgl. artikel 26 van het wetsvoorstel). Deze inhoudelijke wijziging houdt rechtstreeks verband met het voorgestelde volgtijdelijke statussysteem. Uit het volgtijdelijke statussysteem volgt immers, dat ook vluchtelingen en vreemdelingen aan wie thans de vergunning zonder beperking wordt verleend eerst in het bezit worden gesteld van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd (vgl. de artikelen 13 en 26 van het wetsvoorstel Vreemdelingenwet 2000).

Teneinde doorprocederen te voorkomen is ervoor gekozen om de rechten en voorzieningen van de vreemdelingen die op asielgronden een verblijfsvergunning wordt verleend gelijk te trekken. Er wordt geen onderscheid meer gemaakt naar de gronden waarop de verblijfsvergunning asiel wordt verleend (vgl. artikel 27 van het wetsvoorstel Vreemdelingenwet 2000). Dat werkt ook door in de wijzigingen van Boek 1 BW ingevolge het wetsvoorstel (voorkoming schijnhuwelijken), waarin niet meer afzonderlijk kan worden verwezen naar de vluchteling of de vreemdeling die de vergunning tot verblijf zonder beperkingen bezit. Ook overigens worden verblijfsvergunningen op reguliere gronden alleen onder beperking verleend (vgl. artikel 13 van het wetsvoorstel Vreemdelingenwet 2000).

De voorgestelde wijziging heeft geen gevolgen voor de huidige houders van de vluchtelingenstatus en de vergunning tot verblijf op humanitaire gronden. Ingevolge het overgangsrecht van het wetsvoorstel Vreemdelingenwet 2000 komen zij in aanmerking voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd (vgl. artikel 110, vierde, vijfde en zevende lid, van het wetsvoorstel). Een verklaring is voor deze vreemdelingen dus niet vereist.

3. Deze wijziging betreft een redactionele verduidelijking.

4. Voor een toelichting op deze wijziging verwijzen wij naar de nota naar aanleiding van het verslag.

5. Indien dit wetsvoorstel eerder in werking treedt dan het genoemde wetsvoorstel tot wijziging van de Huisvestingswet (doorwerking ruimtelijk beleid), als gewijzigd bij novelle, wordt in artikel 2 van hoofdstuk 10 van de Invoeringswet Vreemdelingenwet 2000 een nieuw onderdeel B ingevoegd (waarbij het bestaande onderdeel B wordt verletterd tot onderdeel C).

Onderdeel B (nieuw) wijzigt artikel 13c, eerste lid, onder c, van de Huisvestingswet.

Dit artikel bepaalt dat:

1. (..)«geen onderscheid naar economische of maatschappelijke binding (wordt) gemaakt ten aanzien van woningzoekenden: (...)

c. die met toepassing van artikel 15, eerste lid, van de Vreemdelingenwet als vluchteling zijn toegelaten of van wie het verzoek om toelating als vluchteling is afgewezen, onder verlening, gelijktijdig of nadien, van een vergunning tot verblijf op humanitaire gronden, als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet, zonder dat daaraan beperkingen zijn verbonden, een en ander indien zij in verband met die omstandigheid woonruimte behoeven;».

Bij de wijziging wordt aangesloten bij de systematiek en terminologie van de wetsvoorstellen Vreemdelingenwet 2000 en Invoeringswet Vreemdelingenwet 2000. De in artikel 26 van het wetsvoorstel Vreemdelingenwet 2000 bedoelde vergunning is de verblijfsvergunning voor bepaal- de tijd asiel, bedoeld in artikel 26 van dat wetsvoorstel.

Na wijziging van de Huisvestingswet door het genoemde wetsvoorstel tot wijziging van de Huisvestingswet komt artikel 13c overigens te vervallen.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

De Staatssecretaris van Justitie,

M. J. Cohen

Naar boven