nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende
samenvoeging van de gemeenten Broekhuizen, Grubbenvorst en Horst.
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
6 januari 2000
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de gemeenten
Broekhuizen, Grubbenvorst en Horst samen te voegen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
Paragraaf 1. Opheffing en instelling van gemeenten
Artikel 1
Met ingang van de datum van herindeling worden de gemeenten Broekhuizen,
Grubbenvorst en Horst opgeheven.
Artikel 2
Met ingang van de datum van herindeling wordt de nieuwe gemeente Horst
aan de Maas ingesteld.
Artikel 3
De nieuwe gemeente Horst aan de Maas bestaat uit het grondgebied van de
op te heffen gemeenten Broekhuizen, Grubbenvorst en Horst, zoals aangegeven
op de bij deze wet behorende kaart.
Paragraaf 2. Overige bepalingen
Artikel 4
Voor de nieuwe gemeente Horst aan de Maas wordt de op te heffen gemeente
Horst aangewezen voor de toepassing van artikel 36 van de Wet algemene regels
herindeling, in verband met de toepassing van de instructies en reglementen,
bedoeld in dat artikel.
Artikel 5
Voor de op te heffen gemeenten Broekhuizen, Grubbenvorst en Horst wordt
de nieuwe gemeente Horst aan de Maas aangewezen voor de toepassing van de
volgende bepalingen van de Wet algemene regels herindeling:
a. artikel 39, tweede lid, in verband met de heffing en invordering van
gemeentelijke belastingen;
b. artikel 41, derde lid, in verband met de deelneming aan gemeenschappelijke
regelingen;
c. de artikelen 44, eerste lid, en 45, tweede lid, in verband met de overgang
van rechten en verplichtingen.
d. artikel 48, tweede lid, in verband met de uitkeringen, bedoeld in dat
artikel;
e. artikel 59, eerste lid, in verband met de overgang van ambtenaren.
Artikel 6
1. Voor de nieuwe gemeente Horst aan de Maas wordt een tussentijdse raadsverkiezing
gehouden als bedoeld in artikel 52, tweede lid, onderdeel a, van de Wet algemene
regels herindeling.
2. Met de voorbereiding van de tussentijdse raadsverkiezing voor de nieuwe
gemeente Horst aan de Maas wordt de op te heffen gemeente Horst belast.
3. Indien de datum van herindeling valt binnen twee jaar voor de datum
waarop reguliere verkiezingen voor de leden van de gemeenteraden ingevolge
de Kieswet moeten worden gehouden, dan vinden deze verkiezingen niet plaats
in de gemeente Horst aan de Maas die bij deze wet is ingesteld.
4. De zittingsperiode van de leden van de raad van de nieuwe gemeente
eindigt in de in het derde lid bedoelde situatie gelijk met de zittingsperiode
van de leden van de raden van de overige gemeenten die volgt op de eerste
verkiezingen voor de gemeenteraden na de datum van herindeling.
Artikel 7
Artikel 2 van de Wet op de rechterlijke indeling wordt met ingang van
de datum van herindeling als volgt gewijzigd:
1. In het gestelde onder «Kantongerecht Venlo» vervallen:
Broekhuizen, Grubbenvorst.
2. «Horst» wordt gewijzigd in: Horst aan de Maas.
Artikel 8
De bijlage, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Politiewet 1993
wordt met ingang van de datum van herindeling als volgt gewijzigd:
1. In het gestelde onder «Limburg-Noord» vervallen: Broekhuizen,
Grubbenvorst.
2. «Horst» wordt gewijzigd in: Horst aan de Maas.
Artikel 9
Gedeputeerde staten van Limburg kunnen bij de vaststelling van de grensbeschrijving,
bedoeld in de artikel 10, tweede lid, van de Wet algemene regels herindeling,
kennelijke onjuistheden verbeteren in de grenzen zoals die zijn aangegeven
op de bij deze wet behorende kaart. Zij zenden de gecorrigeerde kaart zo spoedig
mogelijk naar Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Artikel 10
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,