26 968
Samenvoeging van de gemeenten Sittard en Geleen

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 25 april 2000

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen genoegzaam zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

INHOUDSOPGAVE

1.Inleiding1
1.1Rijksbeleid4
1.2Provincie Limburg: beleid en herindelingsprocedure6
2.Inhoud van het voorstel7
2.1De samenvoeging Sittard-Geleen8
2.2Grenscorrectie Born9
2.3Opvatting van Sittard10
2.4Opvatting van Geleen11
2.5Opvatting van Born12
3.Financiële aspecten14
4.Inwerkingtreding en verkiezingen14

1. INLEIDING

De leden van de PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij achten het van groot belang dat het voorliggende wetsvoorstel niet langer wordt vertraagd en dat er op korte termijn een einde wordt gemaakt aan de lange tijd van onzekerheid voor alle betrokkenen. Deze leden hebben herhaaldelijk aangedrongen op spoedige afhandeling en zij staan daarin niet alleen. In de beleidsnotitie gemeentelijke herindeling (Kamerstukken II, 1998–1999, 26 331, nr. 1, blz. 26) wordt gesteld dat een hoger tempo «wel dringend gewenst» is. In art. 9 van de Wet algemene regels herindeling (Wet ARHI) staat dat de minister binnen zes maanden een wetsvoorstel behoort te zenden aan de ministerraad. Omdat daar niets terecht is gekomen, staat voor hen nu, naast een zorgvuldige, een spoedige beantwoording van de gestelde vragen voorop. Aan het voorliggende wetsvoorstel ligt het beleidskader gemeentelijke herindeling (Kamerstukken II, 1995–1996, 21 427, nr. 111, bijlage 3) ten grondslag, met als uitgangspunt de versterking van de positie van centrumgemeenten, mede in relatie tot de omliggende gemeenten. Dit zogenaamde C20-beleid is inhoudelijk terug te vinden in de beleidsnotitie gemeentelijke herindeling. De leden van de PvdA-fractie kunnen zich nog steeds goed vinden in deze uitgangspunten, die ten doel hebben de centrumsteden in bestuurlijk opzicht te versterken. Zij vragen de regering of zij nog steeds voluit bereid is naast een inhoudelijk grote-stedenbeleid het beleid vorm te geven dat gericht is op de bestuurlijke versterking van die grote steden. Het beleidskader gemeentelijke herindeling stelt onder meer dat voorstellen tot gemeentelijke herindeling niet te beperkt opgezet dienen te worden. Immers, voorkomen moet worden dat door een te beperkte geografische opzet van herindelingsvoorstellen problemen worden verschoven naar het aangrenzende gebied. De leden van de PvdA-fractie vragen of met het voorliggende wetsvoorstel door middel van de ruimtelijke uitbreiding en samenvoeging de slagkracht en het probleemoplossend vermogen in de nieuwe gemeente Sittard-Geleen voldoende zal toenemen.

De leden van de CDA-fractie hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben in dit kader de volgende vragen en opmerkingen voor de regering. Zij hanteren bij het beoordelen van herindelingsvoorstellen de knelpuntenbenadering. Dat wil zeggen dat in beginsel herindeling alleen acceptabel wordt geacht indien er sprake is van een evident ruimtelijk en/of bestuurlijk juridisch knelpunt. De bewijslast om de meerwaarde van voorstellen aan te tonen ligt altijd bij diegenen die tot verandering van grenzen willen overgaan. Binnen dit kader vormen de provinciale voorstellen een belangrijk referentiepunt. De mate van draagvlak voor de (deel)voorstellen binnen de provinciale staten en de inhoudelijke afstand van de provinciale voorstellen tot de knelpuntenbenadering bepalen voor deze leden in beginsel de marges voor eventuele aanpassing. Het draagvlak onder betrokken gemeenten speelt eveneens een rol in de totaalafweging. De aan het woord zijnde leden merken volledigheidshalve op dat het accent in hun beoordelingskader anders wordt gelegd dan dat van de regering. Een grondige, inhoudelijke toets staat voorop en in dat kader spelen provinciale adviezen een rol. De leden van de CDA-fractie vragen naar de stand van zaken ten aanzien van de zogenaamde takendiscussie. Kunnen uitkomsten van de takendiscussie immers niet van invloed zijn op, de noodzaak van, gemeentelijke herindeling? Is het uitgangspunt dat nieuw te vormen gemeenten integrale afwegingen moeten kunnen maken bij de ontwikkeling van hun gebied niet illusoir? Blijft intergemeentelijke samenwerking en bovenlokale regie door de provincie niet altijd in belangrijke mate nodig? Deze leden vragen de regering naar de regionale samenwerking op dit moment. Hoe wordt de regionale samenwerking in de toekomst gezien? De leden van de CDA-fractie vragen of zonder en met herindeling er niet altijd intergemeentelijke samenwerking nodig blijft. Wat is het standpunt van de regering ten aanzien van het algemeen bestuurlijk profiel van de provincie, juist ook in het licht van de in aantocht zijnde wijziging van de Wet ruimtelijke ordening (WRO) en het regeerakkoord op dit punt?

De leden van de fractie van D66 hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel, dat bij hen nog wel de nodige vragen oproept. Deze leden vragen allereerst om spoed bij de verdere behandeling van het voorliggende wetsvoorstel, bijvoorbeeld door snel met een nota naar aanleiding van het verslag te komen. Parlementaire afhandeling kan dan nog voor het zomerreces plaatsvinden, en invoering per 1 januari 2001. Voorliggende herindeling loopt al zeer lang en moet nu voortvarend worden afgerond, zo stellen de leden van de D66-fractie. Tegelijkertijd moet het deze leden van het hart dat het voorliggende wetsvoorstel een lange ontstaansgeschiedenis heeft en dat de gekozen oplossing nog niet de schoonheid van een optimaal antwoord op de bestuurlijke problematiek van de Westelijke Mijnstreek heeft. De geschiedenis van de herindelingsvoorstellen en -besluiten, de provinciale voorstellen en de behandeling door de Kamer bestempelen de leden van de D66-fractie als de «martelgang van kromme Leendert».

De leden van de GroenLinksfractie hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zoals reeds bij eerdere wetsvoorstellen door deze leden is opgemerkt, zijn gemeentelijke herindelingen operaties waarmee de centrale overheid diep ingrijpt in de wereld van de burger. Zij staan in de ogen van nogal wat burgers garant voor sluitende gemeentehuizen, verhuizingen van bibliotheken en van andere sociaal-culturele voorzieningen. De bewijslast voor de noodzaak tot dergelijke operaties ligt bij de wetgever. Algemeenheden als bedrijfsmatigheid en krachtdadigheid van het lokaal bestuur zijn in de ogen van de leden van de fractie GroenLinks nooit voldoende om over te gaan tot herindeling. Iedere operatie moet op haar eigen merites worden beoordeeld. Deze leden toetsen gemeentelijke herindelingen aan de volgende voorwaarden: is er een inventarisatie gemaakt van de problemen waar gemeenten mee kampen, biedt nauwere intergemeentelijke samenwerking mogelijke alternatieven, draagt herindeling bij aan het verhelpen van de gesignaleerde problemen, en zijn de burgers betrokken en weegt hun mening mee in de uiteindelijke afweging? Zij zijn van mening dat de memorie van toelichting bij het voorliggende wetsvoorstel in dit verband teleurstelt. Zo staan er enkele feitelijke onjuistheden in de memorie van toelichting. Op blz. 6 wordt gesproken over de aanwezigheid van belangrijke keramische industrie en papierindustrie in de Westelijke Mijnstreek terwijl deze volgens deze leden in deze regio niet aanwezig zijn. Op blz. 8 wordt gesproken over de regie door onder andere een bedrijfsregio, die er nog niet is en derhalve geen regie kan voeren. Tenslotte wordt op blz. 10 ten aanzien van de financiële aspecten de nieuw te vormen gemeente Venlo in het voorliggende wetsvoorstel aangehaald.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij stellen vast dat het zich richt op de vorming van een sterk bestuurlijk centrum in de Westelijke Mijnstreek. Een volgende constatering is dat de Westelijke Mijnstreek een hoog ontwikkeld gebied is met een complexe infrastructuur, ingewikkelde ruimtelijke vraagstukken en veel, en samenhangende, industrie. In een dergelijk gebied is het niet eenvoudig om de juiste en beste bestuurlijke grenzen te trekken, waar het voorliggende wetsvoorstel toch een poging toedoet. De leden van de SGP-fractie hebben er behoefte aan het voorliggende voorstel te kunnen beoordelen tegen de achtergrond van de bestuurlijke toekomst van de hele Westelijke Mijnstreek. Juist omdat niet alle gemeenten in deze regio betrokken zijn bij de voorbereiding van het voorliggende wetsvoorstel betrokken zijn en niet alle varianten door de regering zijn afgewogen, moeten zij constateren dat een voldoende integrale afweging van het voorstel bemoeilijkt wordt. Belangrijk voor deze leden is dan ook de vraag waarom de nulvariant (alles bij het oude laten) en de maximumvariant (de zeven gemeenten van de hele Westelijke Mijnstreek samenvoegen tot één gemeente) in het voorliggende wetsvoorstel, maar ook in de provinciale ontwerpregeling, buiten beschouwing zijn gelaten. Deze leden verzoeken de regering alsnog op deze twee varianten in te gaan, waarbij in ieder geval de nulvariant serieuze aandacht verdient, omdat alleen wanneer deze bestuurlijk niet verstandig blijkt te zijn, herindeling geïndiceerd is. Aandacht voor de maximumvariant is ook op zijn plaats, al was het maar omdat de hele Westelijke Mijnstreek als een stadsgewest beschouwd kan worden. Wat is overigens het standpunt van de regering ten aanzien van varianten zoals een bedrijfsregio of projectmatige samenwerking tussen gemeenten in de Westelijke Mijnstreek?

De leden van de fracties van GPV en RPF hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. In de Westelijke Mijnstreek doet zich de bijzondere situatie voor dat één stedelijk gebied verdeeld is over twee gemeenten, die wisselend een min of meer dominante rol vervullen. Zij kunnen zich voorstellen dat deze situatie niet gunstig is voor het vervullen van de gezamenlijke centrumfunctie in het gebied, maar zijn tevens van mening dat dit niet automatisch tot de conclusie moet leiden, dat samenvoeging de juiste optie is. Zij hebben daarom behoefte aan verdere informatie over de vervulling van de centrumfunctie in de praktijk. Blijken er bezwaren tegen de huidige situatie? De leden van de fracties van GPV en RPF realiseren zich dat over de meest wenselijke gemeentelijke indeling van het gebied de meningen, eveneens in het gebied zelf, sterk uiteenlopen en dat de opvattingen over de verantwoordelijkheid voor regionale ontwikkelingen evenmin parallel lopen. Daarom hechten zij waarde aan het rapport Kolpron, dat was bedoeld als een geobjectiveerde beoordeling van de provinciale plannen.

1.1 Rijksbeleid

De regering stelt dat vanuit betrokken gemeenten kritiek geuit is op het provinciale advies. De leden van de PvdA-fractie wijzen erop dat, voorafgaand aan de indiening van het voorliggende wetsvoorstel, door de verantwoordelijk minister eveneens is gesteld dat het provinciale advies «aan de krappe kant» is. Aangezien deze kritiek van de kant van de regering niet is terug te vinden in de maatvoering van het voorliggende wetsvoorstel, vragen deze leden om een verantwoording, uitvoeriger dan in de memorie van toelichting, van de regeringsoverwegingen het provinciale advies ongewijzigd over te nemen. Het beroep op het rapport Kolpron wordt hierbij door de leden van de PvdA-fractie niet als erg sterk ervaren. Immers, de gemeente Sittard wijst in een brief op enkele essentiële onjuistheden in het rapport (BZK 00 257). Deze leden vragen een reactie op die brief van de gemeente Sittard. Zij stellen tevens dat waar de regering schrijft dat de vele kritische opmerkingen aanleiding zijn geweest voor een gedegen onderzoek van het provinciale advies, een gedegen verantwoording eveneens mag worden gevraagd van de beslissing om niet tot een, eventueel noodzakelijke, verdergaande versterking van de gemeenten Sittard en Geleen over te gaan. Temeer omdat de regering van mening is dat in een mogelijke toekomstige herindeling in de omgeving de positie van Sittard-Geleen uitdrukkelijk dient te worden meegenomen. De leden van de PvdA-fractie vragen nadrukkelijk of het in dat geval niet beter is al bij het voorliggende wetsvoorstel, waar mogelijk, met verbeteringen te komen, opdat recht wordt gedaan aan het uitgangspunt dat een gemeentelijke herindeling voor de lange termijn duidelijkheid verschaft over de bestuurlijke indeling van gemeenten.

De leden van de CDA-fractie vinden het ongepast en onverantwoordelijk om in een wetsvoorstel dat een zeer stevige herindeling regelt, met nadruk te spreken over een mogelijk toekomstige herindeling, boven op het voorliggende wetsvoorstel. Welk gevolg geeft de regering hieraan? Zonder hiermee een inhoudelijke stellingname te doen, is het volgens de aan het woord zijnde leden «van tweeën één»: of de regering doet een voorstel dat een discussie over toekomstige herindeling voorlopig onnodig maakt, of de regering verdedigt het voorliggende wetsvoorstel voor de volle 100 procent, waarbij speculaties over volgende herindelingen achterwege blijven. Wat is de reactie van de regering ten aanzien van dit punt? De leden van de CDA-fractie vragen of er precedenten zijn van gemeenten van 35 000 inwoners of meer, die met een grotere gemeente worden samengevoegd. Zij zien in dit kader een aan Twentestad analoge benadering.

In 1981 zijn besluiten genomen, die in 1995 in feite alweer ter discussie zijn gesteld en wel naar aanleiding van de notitie Vernieuwing bestuurlijke organisatie. De regering lijkt zich van de betrekkelijke houdbaarheid van het voorliggende wetsvoorstel bewust wanneer zij op blz. 2 en 3 in de memorie van toelichting stelt dat zij in de finale afweging van alle feiten en politieke aspecten er uiteindelijk voor heeft gekozen niet van het provinciale voorstel af te wijken. Zij stelt dat het voorliggende wetsvoorstel voldoende ruimtelijke uitbreidingsmogelijkheden biedt. De regering is wel van mening dat in een mogelijk toekomstige herindeling in de omgeving van Sittard-Geleen de positie van Sittard-Geleen zoals die zich dan heeft ontwikkeld uitdrukkelijk dient te worden meegenomen. De leden van de D66-fractie vragen wat het standpunt van de regering ten aanzien van dit punt op dit moment is. Hoe ziet zij de toekomstige ontwikkeling van het gebied vanuit bestuurlijk oogpunt? Verdient het aanbeveling dat de provincie niet alleen de witte vlekken, maar in feite geheel Zuid-Limburg aan een andere beschouwing en/of visitatie en een spiegel- en/of foto-exercitie onderwerpt? Deze leden vragen of de nu gekozen benadeling in feite neerkomt op een knelpuntenbenadering en te weinig de integraliteit en de centrale aansturing weergeeft. Naar hun oordeel klemt dit te meer, nu de DSM-problematiek nog niet geheel is opgelost: het complex is nog niet in één bestuurlijke hand. Acht de regering dit wenselijk? De aan het woord zijnde leden merken hierbij op dat de opstelling van DSM zelf rond het voorliggende wetsvoorstel enigszins dubbelzinnig is. Zij vermeldt wel het belang van centrale sturing, mede in verband met mogelijke calamiteiten, denk aan de ramp in de jaren zeventig, anderzijds maakt zij geen duidelijke keuze voor of tegen het voorliggende wetsvoorstel.

De regering stelt dat robuuste gemeenten dienen te ontstaan die de komende 25 jaar hun taken aankunnen. Dat het voorliggende wetsvoorstel daaraan niet voldoet, blijkt uit de passage dat de regering niet afwijkt van het provinciale voorstel maar daar aan toevoegt dat in een mogelijke toekomstige herindeling in de omgeving de positie van Sittard-Geleen, zoals die zich dan heeft ontwikkeld, uitdrukkelijk dient te worden meegenomen. De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering om een nadere uitleg. Zegt zij hiermee vanwege afspraken in het regeerakkoord het provinciale voorstel te volgen, maar in feite al laat doorschemeren dat in de Westelijke Mijnstreek een meer grootschaliger herindeling van het stedelijk gebied wenselijk is? Is het bestuurlijk niet ongehoord nu voor een kleine herindeling te kiezen terwijl aangekondigd wordt dat over enige tijd een nieuwe herindeling volgt? Waarom is in het verstedelijkte gebied van Zuid-Limburg alleen gekozen voor een herindeling rond Sittard en Geleen? Betekent dit dat er in de stedelijke gebieden van Maastricht en Heerlen en Kerkrade geen knelpunten zijn en dat deze gebieden de komende 25 jaar van herindeling worden uitgesloten? Is in de finale afweging de onderhavige herindeling ook bezien in het perspectief van Zuid-Limburg als regio in zijn geheel? Het voorliggende wetsvoorstel heeft ten doel recht te doen aan de gegroeide situatie waarin de gemeenten Sittard en Geleen in feite één stedelijk gebied zijn gaan vormen. De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering zich er van bewust is dat het stedelijk gebied in de Westelijke Mijnstreek, zoals ook vastgelegd in het streekplan, in feite veel groter is dan alleen het grondgebied van Sittard en Geleen en dat met dezelfde redenering dus ook gekozen kan worden voor een herindeling van het gehele stedelijk gebied van de Westelijke Mijnstreek? In een CBS-rapport over grootstedelijke agglomeraties en stadsgewesten (Projectnummer PCR-RIN-00003, 6 januari 2000) worden Sittard, Geleen, Beek en Stein tot de grootstedelijke agglomeratie in de regio gerekend. Waarom, zo vragen deze leden, heeft de regering het stedelijk gebied Beek en Stein buiten deze herindeling gehouden, terwijl daar mede op basis van dit recente rapport, veel voor te zeggen zou zijn?

1.2 Provincie Limburg: beleid en herindelingsprocedure

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering nog steeds het standpunt van het provinciaal bestuur van Limburg onderschrijft dat de gemeenten Born en Beek voornamelijk beheersmatige taken uitvoeren, gezien de ontwikkelingen bij de operatie Bottleneck en luchthaven Beek. Deelt de regering de opvatting, zo vragen zij, dat de ontwikkeling van een bovenregionaal bedrijventerrein een regisserende rol van de provincie verlangt? De regering merkt op dat het rapport Kolpron nadrukkelijk geen uitspraken doet over aspecten zoals bestuurskracht. Wat is dan de betekenis van de opmerking in het rapport (blz. 3 van de samenvatting) dat de zelfstandigheid van de gemeente Born op het spel staat, als de twee bedrijfsterreinen en de terminal wegvallen?

De leden van de CDA-fractie vragen de regering om een toelichting op de genoemde «knelpunten». In het rapport Kolpron is op blz. 4 eveneens sprake van «die knelpunten». Van welke knelpunten is sprake en hoe wordt met het voorliggende wetsvoorstel in de oplossing ervan voorzien? Hierin zal voor de leden van de CDA-fractie een belangrijke toetssteen liggen bij de totaalbeoordeling van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden vragen tevens een terugblik op het werkbezoek van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en op de consultaties in het gebied, alsmede een nadere toelichting op het rapport Kolpron. Tenslotte vragen zij een reactie op het rapport van de gemeente Geleen, «Locaties voor grondgebonden woningbouw», van 10 april 2000. De leden van de CDA-fractie vragen waarom bedrijfsterreinen in het naburige Beek het predikaat «bovenregionaal» krijgen, waaruit volgens de memorie van toelichting een provinciale regierol voortvloeit. Wat zijn in deze benadering de criteria voor dit predikaat en waarom geldt dat niet voor andere locaties? Hoe moet in dit kader «bijvoorbeeld» in deze zin geduid worden? Deze leden vragen voorts waarom op verzoek van de staatssecretaris Van de Vondervoort de gemeenten Stein en Beek toegevoegd werden aan het ARHI overleg in dit kader. Wat zijn de inhoudelijke overwegingen voor dit verzoek? Wat is het standpunt van de regering ten aanzien van de door de provincie ontwikkelde en gehanteerde ijkpunten? Deelt de regering deze ijkpunten onverkort? Zo nee, wil de regering deze nuances aanbrengen?

Hoe beoordeelt de regering de verhouding tussen de knelpuntenbenadering van de provincie en de onder andere in de beleidsnotitie gemeentelijke herindeling aangehangen (Kamerstukken II, 1998–1999, 26 331, nr. 1)? Hoe beoordeelt de regering het provinciebeleid in het algemeen, waar het gaat om de relatie tussen lopende herindelingsvoorstellen en de nieuwe benadering rond de discussienota «Gewicht en gewogen» van de provincie Limburg en de verhouding van deze nota tot het rapport Kolpron? De leden van de D66-fractie vragen of het voor de hand had gelegen het voorliggende wetsvoorstel opnieuw tegen het licht te houden. Wat is het standpunt van de regering ten aanzien van het feit dat gedeputeerde staten op verzoek van de staatssecretaris van BZK de gemeenten Stein en Beek aan de ARHI procedure toevoegden? Deze leden vragen hoe de regering de rol van de provincie Limburg waarderen ten aanzien van de ontwikkeling en het beheer van een bovenregionaal bedrijfsterrein, zoals dat van Beek, waarbij de provincie een regisserende rol kan spelen? Ziet zij een dergelijke rol als wenselijk en mogelijk? Heeft dit gevolgen voor andere bedrijfsterreinen in Limburg?

Uit de memorie van toelichting blijkt niet dat er bestuurlijke knelpunten bij de betrokken gemeenten aanwezig zijn. De leden van de SGP-fractie vragen of deze constatering in overeenstemming is met de werkelijkheid. De memorie van toelichting spreekt wel over het soortelijk gewicht van gemeenten. De provincie zou in haar overwegingen, die tot de ontwerpregeling geleid hebben, dat gewicht bepaald hebben aan de hand van vier indicatoren: bevolkingsdichtheid van de woonkernen, de sociaal-maatschappelijke samenstelling van de bevolking, economische ontwikkelingsmogelijkheden en de fysieke ruimte. Uit de memorie van toelichting blijkt niet hoe die factoren gewogen en beoordeeld zijn, wat met het soortelijk gewicht bedoeld wordt en welke relatie dat soortelijke gewicht heeft met de bestuurlijke schaal van een gemeente. Deze leden vragen deze onduidelijkheden weg te nemen en een overzicht per gemeente de resultaten van de weging van de vier factoren te geven. De noodzaak daartoe lijkt temeer aanwezig, daar de regering zich in haar motivering van het voorliggende wetsvoorstel eenzijdig concentreert op het ruimtelijke aspect van herindeling. De andere drie factoren, maar bestuurskracht, draagvlak en het gemeentelijke takenpakket eveneens, komen niet of nauwelijks aan de orde, zo stellen de leden van de SGP-fractie. Zij achten extra motivering geboden.

2. INHOUD VAN HET VOORSTEL

De leden van de CDA-fractie nemen waar dat het idee bestaat dat iedere gemeente met meer dan 100 000 inwoners in aanmerking komt voor het grote-stedenbeleid. Deze leden denken dat de criteria voor het grote-stedenbeleid gebaseerd zijn op inhoudelijke problemen en niet op het getal. Wat is de reactie van de regering op dit punt?

De leden van de GroenLinks-fractie concluderen dat blijkens nogal wat reacties van gemeentebesturen, het al dan niet in aanmerking komen voor deelname aan het grote-stedenbeleid onderdeel van de argumentatie vormt. Komt de nieuwe gemeente Sittard-Geleen met het voorliggende wetsvoorstel in aanmerking voor deelname aan het grote-stedenbeleid?

De leden van de SGP-fractie constateren dat voor het voorliggende wetsvoorstel weinig draagvlak is onder de betrokken gemeenten. Born is tegen splitsing, Geleen bepleit de maximumvariant en voor Sittard is toevoeging van de kern Nieuwstadt, het bedrijventerrein Holtum-Noord en de barge-terminal de minimumvariant. Kortom, geen van de betrokken gemeenten kan zich in het voorliggende wetsvoorstel vinden. Welke conclusies verbindt de regering hieraan?

De leden van de fracties van het GPV en de RPF zijn van mening dat de gemeenten in het gebied rond Sittard en Geleen over het algemeen van een voldoende omvang en bestuurskracht zijn. Uit dat oogpunt is er, voor hen, dus geen aanleiding in te gaan op wensen naar een grootschalige samenvoeging van gemeenten. Eveneens moet voorkomen worden dat een of meer van deze gemeenten als gevolg van grenscorrecties in bestuurlijk en/of financieel opzicht wezenlijk worden verzwakt. Daarom neigen genoemde leden ertoe de grenscorrectie met de gemeente Born te beperken tot het Nedcar terrein en het toekomstig bovenlokaal bedrijventerrein, waarbij het bedrijventerrein Holtum-Noord en de barge-terminal tot Born blijven behoren. Wel hebben zij behoefte aan nadere informatie over het voornemen van de provincie ten aanzien van de afronding van Holtum-Noord.

2.1 De samenvoeging Sittard-Geleen

In de memorie van toelichting beroept de regering zich in wat algemeen geformuleerde bewoordingen op de verwachting dat de nieuwe gemeente voldoende ruimte heeft om op langere termijn uit de voeten te kunnen. Daarna wordt het rapport Kolpron aangehaald om te concluderen dat het provinciale advies «zo gek nog niet is». De leden van de PvdA-fractie lezen echter geen woord over de eerder genoemde kritische en uitgebreid inhoudelijk beargumenteerde opmerkingen ten aanzien van het provinciale advies van bijvoorbeeld de gemeenten Sittard en Geleen. Heeft de regering na lang wikken en wegen in feite geen of nauwelijks argumenten kunnen vinden die bijvoorbeeld de opmerkingen van de gemeente Sittard in voldoende mate kunnen ontkrachten? Hebben andere argumenten, zoals het regeerakkoord waar staat dat herindelingsvoorstellen in principe worden uitgevoerd conform de provinciale voorstellen, de doorslag gegeven om het provinciale advies te volgen?

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre een afweging is gemaakt om alle industriegebieden rondom de beoogde gemeente Sittard-Geleen onder één gemeentelijke regie te brengen. Zij vragen voorts in hoeverre de infrastructurele ontsluitingsproblematiek van het DSM-terrein bij de grens met de gemeente Beek door de beoogde samenvoeging wordt opgelost.

De leden van de CDA-fractie vragen wat DSM en Nedcar met elkaar te maken hebben, nu deze grote bedrijven min of meer als argument voor samenvoeging van Sittard en Geleen worden gebruikt. Is de functionele relatie tussen beide bedrijven dusdanig dat opname in één gemeente voor de hand ligt? Deze leden zouden zich eveneens een benadering kunnen voorstellen waarbij de ene gemeente zich juist richt op een optimale facilitering van de ene industrietak en de andere gemeente van de andere tak. Zij proefden met andere woorden enige doelredenering op dit punt. Deze leden vragen welke ruimtelijke en economische knelpunten van Sittard en Geleen opgelost worden via voorliggende gemeentelijke herindeling. In het bijzonder vragen zij een nadere onderbouwing met betrekking tot de functies wonen, werken en recreatie. De leden van de CDA-fractie hebben er goede nota van genomen dat de gemeenten Sittard en Geleen verschillend denken over de herindeling. Deze leden vragen de regering haar mening hierover te geven. Voorts vragen zij of na voorliggende herindeling de voorzieningen in Sittard en Geleen in stand blijven en/of worden versterkt. Op welke wijze wordt de binnengemeentelijke decentralisatie vorm gegeven en hoe wordt de relatie tussen gemeente en burger laagdrempelig gehouden en blijft de gemeente toegankelijk?

Omtrent de omvang van de centrumgemeente Sittard-Geleen hebben vele voorstellen en varianten een rol gespeeld. In het voorstel van 1969 is nog sprake van een gemeente met onder andere Sittard, Geleen, Beek en eveneens Nieuwstadt. In 1976 is er sprake van een gemeente Geleen, Beek, Stein, met delen van Sittard en Born. In de voorlaatste wetsvoorstellen was nog sprake van een gemeente Geleen, Beek, Spaubeek, met delen van Sittard, Born en Urmond. Waarom, mede gezien de historie en de wenselijkheid van centrale sturing en regie, wijst de regering de vorming van een grote centrumgemeente Sittard-Geleen, met Born, Stein en Beek af, zo vragen de leden van de fractie van D66. Zijn daarvoor vooral procedurele argumenten aan te voeren, of hecht de regering vooral belang aan het argument op blz. 3 van de memorie van toelichting dat Born, Beek en Stein zelfstandig kunnen blijven, omdat deze gemeenten vooral «beheersmatige taken» uitvoeren? Wat is de betekenis van deze taken?

Het bestuurlijk draagvlak voor uitsluitend samenvoeging van de gemeenten Sittard en Geleen is naar de mening van de leden van de GroenLinks-fractie niet aanwezig. De gemeenteraad van Geleen heeft unaniem laten weten liever zelfstandig te blijven en alleen de gemeente te willen opheffen als gekozen wordt voor een herindeling van het hele stedelijke gebied in de Westelijke Mijnstreek. De gemeenteraad van Sittard is eveneens niet gelukkig met de gekozen beperkte samenvoeging. Is de minister van mening dat in feite bestuurlijk draagvlak onder de gekozen gemeenteraden ontbreekt en het daarmee ontbreekt aan een van de pijlers waaraan herindelingen getoetst behoren te worden?

Het verbaast de leden van de SGP-fractie dat de regering op blz. 5 van de memorie van toelichting betoogt dat het voorliggende wetsvoorstel de beide steden voor 25 jaar genoeg ruimte verschaft voor economische, ruimtelijke en stedelijke ontwikkelingen, maar dat zij op blz. 3 een volgende herindeling niet uitsluit. Zij vragen of deze herindeling wel of niet genoeg is voor 25 jaar. Deze leden zouden het niet aanvaardbaar vinden de betrokken gemeenten en de verdere Westelijke Mijnstreek nog tijdens de lopende herindelingsprocedure de volgende alweer in het vooruitzicht te stellen.

2.2 Grenscorrectie Born

De leden van de PvdA-fractie krijgen de indruk dat de regering bij het vinden van argumenten om afwijzing van een overgang van het bedrijventerrein Holtum-Noord en de barge-terminal naar de nieuwe gemeente Sittard-Geleen te rechtvaardigen, slechts volstaat met te verwijzen naar de keuze van de provincie. Temeer, omdat ten aanzien van de verschillende ontwikkelingen wordt opgemerkt dat bij de wisselende regie over deze ontwikkelingen de «overheersende indruk» bestaat dat deze voortvarend ter hand worden genomen. Wat is de reactie van de regering op de passage uit het rapport Kolpron op blz. 6 dat de gemeente Born van mening is dat het noordelijk deel van het industrieel complex als één geheel moet worden benaderd, niet vanwege directe economische relaties, maar vanwege logistieke consequenties en de kwaliteit van de leefomgeving? Deze leden vragen de regering de opmerking te onderbouwen, dat met de overgang van Nedcar de financiële situatie van de gemeente Born onder druk zal komen te staan. In welke mate wordt deze druk vergroot indien ook het bedrijventerrein Holtum-Noord zou overgaan naar Sittard-Geleen?

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre de toevoeging van het Nedcar terrein aan de nieuwe gemeente Sittard-Geleen een negatief effect heeft op de bestuurskracht van de gemeente Born? Verder vragen zij wat vanuit bestuurlijk oogpunt en in het licht van een eenduidige industriële regie de samenhang is van het bedrijventerrein Holtum-Noord en het Nedcar terrein? In hoeverre draagt de toevoeging van het bedrijventerrein Holtum-Noord aan de nieuwe gemeente Sittard-Geleen bij aan het ontstaan van een robuuste, krachtige gemeente? Wat is de betekenis voor de positie van de gemeente Born?

De leden van de D66-fractie kiezen nog geen positie, maar willen wel indringend de vraag opwerpen of het niet wenselijk zou zijn op basis van economische gronden behalve Nedcar ook Holtum-Noord naar Sittard-Geleen te laten overgaan, conform de wens van de gemeente Sittard. In de memorie van toelichting wordt gesteld dat een overgang van Holtum-Noord, vanwege financiële schade voor Born en vanwege het argument dat alleen het beheer resteert, geen goed idee zou zijn. Deze leden vragen om een toelichting van de regering. Is zij van mening dat twee maal compensatie voor Born, voor de overgang van Nedcar en eventueel voor Holtum-Noord, teveel van het goede zou zijn voor de provincie en het Rijk. Terzijde vragen deze leden hoe in het geval van de overgang van Nedcar de compensatie precies zal worden geregeld. Denkt de regering dat met het overgaan van Holtum-Noord de gemeente Born te klein wordt en (economisch) relatief te zwak om zelfstandig voort te bestaan? De opmerking van de regering op blz. 6 van de memorie van toelichting lijkt hierop te wijzen. Kiest zij niet op basis van oneigenlijke argumenten voor een suboptimale oplossing, met betrekking tot economische aansturing? Of, zo vragen de leden van de D66-fractie, ziet zij hier wederom een centrale, regisserende rol voor de provincie voor de gehele operatie Bottleneck? Hoe beoordeelt de regering de ruimtelijk-bestuurlijke grensindeling tussen Susteren, Born en Sittard-Geleen in relatie tot operatie Bottleneck? Wat is het standpunt van de regering ten aanzien van het idee van Sittard om Born op te splitsen tussen Sittard-Geleen en Stein, met het Julianakanaal als scheiding? Deze leden vragen de regering in te gaan op de zelfstandigheid van Born in het voorliggende wetsvoorstel en in de variant «voorliggend wetsvoorstel plus Holtum-Noord».

De leden van de GroenLinks-fractie vragen waarom wordt voorgesteld het gehele Nedcar terrein, alsmede toekomstige uitbreidingslocaties toe te voegen aan de nieuw te vormen gemeente Sittard-Geleen. Zij stellen dat de huidige gemeente Born haar taak ten aanzien van Nedcar naar behoren heeft vervuld en de regering erkent zelf dat de operatie Bottleneck voortvarend ter hand is genomen. Is de regering er zich van bewust dat dit mede is gedaan met een zelfstandig opererende gemeente Born, die deze klus opgepakt heeft in goede samenwerking met buurgemeenten Sittard en Susteren en de provincie? Is bij de grootschalige uitbreidingslocaties voor Nedcar wel in voldoende mate rekening gehouden met een veel duurzamer gebruik van de bestaande ruimte, door bijvoorbeeld grote oppervlakten die nu ingenomen worden voor het parkeren van nieuw geproduceerde auto's nuttiger te gebruiken? Zou bij een kritische beoordeling van ruimtegebruik door de automobielindustrie de grenscorrectie voor toekomstige uitbreidingen niet veel bescheidener kunnen uitpakken waarmee ook druk op het bedrijf gelegd wordt om zuinig met ruimte om te gaan? Wat zijn de financiële gevolgen voor de gemeente Born, indien eveneens, zoals bepleit door onder andere de gemeente Sittard, het bedrijventerrein Holtum-Noord en de barge-terminal bij de centrumgemeente worden ondergebracht?

2.3 Opvatting van Sittard

De leden van de PvdA-fractie vragen waarom de regering wel voor een beperkte versterking van de centrumsteden Sittard en Geleen kiest door middel van het Nedcar terrein, die de gemeente Born verzwakt, en niet voor een stevige versterking van de centrumgemeenten door een samengaan van de gemeenten Sittard, Geleen en Born. Zij vragen of deze gedachte eveneens niet een antwoord is op de constatering van de regering dat bij een overgang van het bedrijventerrein Holtum-Noord een onbedoeld knelpunt wordt gecreëerd.

Ten aanzien van de kern Nieuwstadt merken de leden van de PvdA-fractie op dat in 1982 het inwonertal van de gemeente Susteren de doorslag heeft gegeven voor de destijds uitgevoerde samenvoeging. Dit argument is nu in een ander daglicht komen te staan, omdat de gemeenteraden van de gemeenten Echt en Susteren hebben besloten te fuseren. Een eventuele overgang van de kern Nieuwstadt naar de gemeente Sittard-Geleen heeft daardoor aanmerkelijk minder grote gevolgen voor de nieuwe gemeente Echt-Susteren. Deze leden vragen wat de reactie van de regering is op deze nieuwe ontwikkeling, in het licht van de wens van de gemeente Sittard de kern Nieuwstadt aan de nieuwe gemeente Sittard-Geleen toe te voegen.

De leden van de VVD-fractie vragen wat de voorgestelde herindeling voor de sociale en maatschappelijke ontwikkelingen van Nieuwstadt betekent.

De leden van de CDA-fractie vragen wat de inhoudelijke en procedurele stand van zaken is van het herindelingsproces waarin de gemeenten Susteren en Echt in verwikkeld zijn.

De leden van de fractie van D66 stellen dat Nieuwstadt zich in hun ogen zeer goed leent, zoals in het verleden eveneens beoogd, voor samenvoeging met Sittard-Geleen. Procedureel doet zich een probleem voor, omdat Susteren niet (volwaardig) bij voorliggende herindeling betrokken is. Of acht de regering het voldoende dat Susteren bij het ARHI-overleg van 1996–1997 betrokken was? Hoe staat de regering ten opzichte van een overgang van Nieuwstadt naar Sittard-Geleen, mede gezien de plannen van Susteren voor een samenwerking, en wellicht fusie, met Echt? Is dit plan een voorbeeld van te stimuleren fusie of is het een plan dat «met de rug naar de stad staat»? Maakt de toekomstige positie van Nieuwstadt daarbij nog verschil?

De leden van de fractie van GroenLinks stellen dat bij uitvoering van de operatie Bottleneck Nieuwstadt geheel ingeklemd komt te zitten tussen de grens met Duitsland en de bedrijventerreinen Sittard-Noord en toekomstige Nedcar uitbreidingen. De bevolking van Nieuwstadt kan echter geen directe invloed uitoefenen op besluiten van de nieuwe centrumgemeente Sittard-Geleen. Waarom heeft de regering toevoeging van Nieuwstadt aan de centrumgemeente, ondanks de eveneens door de minister van BZK geconstateerde ruimtelijke samenhang, niet opgenomen in het voorliggende wetsvoorstel, zo vragen deze leden? Sinds kort is duidelijk dat de gemeenteraden van Susteren en Echt opteren voor vorming van een nieuwe gemeente welke dan circa 30 000 inwoners zal tellen en met veel kleine kernen primair een taak krijgt in het beheer van het groene gebied. Wat is het standpunt van de regering ten aanzien van de voorgenomen fusie van Susteren en Echt en heeft dit consequenties voor het voorliggende wetsvoorstel?

De leden van de SGP-fractie vragen waarom de grenscorrectie ten koste van Susteren in de memorie van toelichting niet eens genoemd, laat staan gemotiveerd, wordt. Zij hebben begrepen dat voor de uitbreiding van Nedcar ooit een zoeklocatie op het grondgebied van Born en Susteren aangewezen is met een omvang van 206,5 hectare. Nu echter voor bedoelde uitbreiding reeds een afgebakend terrein gevonden is, vragen deze leden om een nadere onderbouwing van de grenscorrectie. De provincie Limburg heeft daartoe op 11 april 2000 een voorstel aan de regering gedaan. Is de regering bereid om dit voorstel te verwerken in een nota van wijziging? De regering poneert de stelling dat de kern Nieuwstadt niets wezenlijks toevoegt aan Sittard, zo stellen de leden van de SGP-fractie. Op welke argumenten is deze stelling gebaseerd? Is de kern Nieuwstadt niet juist meer op Sittard georiënteerd? Welke consequenties verbindt de regering, in het licht van dit gegeven, aan de voorgenomen fusie tussen Susteren en Echt?

2.4 Opvatting van Geleen

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering om een reactie over de opmerkingen van de gemeente Geleen dat ontwikkelingen in de gemeenten Stein en Beek onder integrale regie van de centrumgemeente behoren plaats te vinden. Acht de regering het mogelijk dat bouwruimte aan de noordkant van de gemeente Beek beschikbaar komt voor de nieuwe gemeente Sittard-Geleen?

De leden van de VVD-fractie vragen wat de te verwachten negatieve effecten zijn van economische ontwikkelingen in de gemeente Beek voor de economische ontwikkeling van het middenen kleinbedrijf in de gemeente Sittard. In hoeverre leiden deze ontwikkelingen tot een verstoring van de balans in dit deel van Limburg?

De leden van de D66-fractie vragen een reactie op de nota's van de gemeente Geleen, met name op de nota «Men doet het goed of men doet het niet».

De leden van de SGP-fractie vinden de vraag relevant wat de gemeente Geleen toevoegt aan Sittard. Kent de gemeente Geleen bestuurlijke knelpunten of problemen die tot herindeling nopen? Deze leden constateren overigens dat, ook na samenvoeging, beide gemeenten niet in aanmerking komen voor de status voor het grote-stedenbeleid. Hoe ziet de sociale structuur van de beide gemeenten eruit? Passen ze in dat opzicht bij elkaar? Met betrekking tot ruimte voor woningbouw zien deze leden niet in wat de gemeente Geleen, die immers nauwelijks ruimte meer heeft, aan Sittard toe zou kunnen voegen. Zij vragen een heldere argumentering van de regering. De regering veronderstelt dat de nieuwe gemeente Sittard-Geleen een grotere bestuurskracht zal hebben. Kan zij deze veronderstelling onderbouwen? Deze leden vragen naar de plaats van het DSM-complex in de bestuurlijke organisatie van de gemeenten Geleen, Stein en Beek. In hoeverre noodzaakt de aanwezigheid van dit complex tot een zodanige intergemeentelijke samenwerking dat een verdergaande vorm van bestuurlijke integratie gewenst is? Met andere woorden, is het DSM-complex een scheidende of een bindende factor tussen deze gemeenten? Hoe denkt de regering in dit verband over de in het rapport Kolpron genoemde «contramal variant»? Volgens de gemeente Geleen is samenvoeging van beide gemeenten te kleinschalig, zo begrijpen deze leden. Eigenlijk, zo betoogt Geleen, moeten geheel Stein, Beek en Born aan Sittard-Geleen toegevoegd worden. Zij wijst er op dat de toekomstige ontwikkelingen niet zozeer in Sittard en Geleen plaats zullen vinden, maar juist in Stein, Beek en Born. Vanuit dat oogpunt zou samenvoeging van genoemde vijf gemeenten voor de hand liggen. Alleen dan kan de nieuwe gemeente Sittard-Geleen een echte trekkersrol in de grotere regio vervullen. Hoe beoordeelt de regering deze variant en is zij het eens met de stelling van de gemeente Geleen dat juist de Sittard- Geleen omringende gemeenten ontwikkelingsgemeenten zijn?

2.5 Opvatting van Born

De leden van de PvdA-fractie vragen in welke mate kan worden onderbouwd dat de verwachte inkomsten van Holtum-Noord het verlies aan inkomsten van het Nedcar gebied voor Born kunnen compenseren. Wat is de reactie van de regering ten aanzien van de opmerking van de gemeente Born dat deze gedachtegang een sigaar uit eigen doos is. De gemeente stelt dat de potentiële inkomsten van het bedrijventerrein Holtum-Noord al zijn ingecalculeerd in de meerjarenramingen van de gemeente.

De leden van de CDA-fractie zijn voorstander van een zo zelfstandig mogelijk Born. Zij vragen naar de stand van zaken met betrekking tot de operatie Bottleneck en naar de uitleg van de passage «de overgang van Nedcar zal grote financiële consequenties voor Born hebben». Hoe staat het met de afronding van het bedrijventerrein Holtum-Noord en de exploitatie ervan? In hoeverre speelt de herverdeling van het gemeentefonds hierin een rol? Wat is het oordeel van de gemeenten in de regio over de herindeling Sittard-Geleen? Is het juist dat de gemeenten Stein, Beek en andere geen toegevoegde waarde zien voor de regio, zo vragen deze leden.

Hoewel de leden van de GroenLinks-fractie nog geen oordeel wensen uit te spreken over mogelijke opheffing van de gemeente Born, vragen zij nadere informatie over een alternatief dat tijdens de hoorzitting van de vaste commissie voor BZK kort genoemd werd. Het betreft de optie om naast de Nedcar terreinen ook het stedelijk gebied van de gemeente Born, inclusief bedrijventerrein Holtum-Noord, de haven en de barge-terminal toe te voegen aan Sittard-Geleen. Het Julianakanaal wordt dan de meest westelijke grens van de nieuwe centrumgemeente en het gebied tussen de Maas en het Julianakanaal, met de kerkdorpen Obbicht, Grevenbicht, Papenhoven en Schipperskerk als landelijk gebied, gaat dan over naar de gemeente Stein en/of Susteren. Dit gebied heeft een landelijk karakter en behoort, volgens deze leden, niet tot het stedelijk gebied. Toevoeging van dit groene en landelijke gebied met zijn specifieke problemen van de Maas, zie bijvoorbeeld het grensmaasproject, aan Sittard-Geleen lijkt deze leden ongewenst. Geniet toevoeging van het groene, landelijke deel aan de gemeente Susteren dan de voorkeur? De leden van de GroenLinks-fractie vragen de reactie van de regering hierop, temeer er door verschillende woordvoerders in het openbaar al is gesteld dat zij amendering overwegen om Born toe te voegen aan de nieuwe centrumgemeente?

De leden van de SGP-fractie vragen naar de motivering van de grenscorrectie ten gunste van Sittard en ten koste van Born. Door de grenscorrectie gaat alleen het terrein van Nedcar (inclusief de benodigde ruimte voor uitbreiding) over naar de gemeente Sittard. Deze leden merken op dat splitsing van gemeenten in het algemeen niet als wenselijk wordt ervaren: een van de uitgangspunten van het rijksbeleid is toch juist dat splitsing voorkomen moet worden? Daarnaast staat voor deze leden vast dat de gemeente Born zich tot nu toe bewezen heeft als een goed beheerder van het industriegebied, inclusief Nedcar dat functioneel en ruimtelijk een geïntegreerd onderdeel vormt. Laatstgenoemd bedrijf heeft dat ook volledig onderkend. De aan het woord zijnde leden vragen hoe sterk de functionele en ruimtelijke samenhang is tussen het Nedcar terrein, Holtum-Noord en de barge-terminal. Is het niet logisch, wanneer deze samenhang sterk is, om het hele Nedcar terrein aan de gemeente Born te laten en deze gemeente door middel van grenscorrectie extra ruimte te geven voor uitbreiding van Nedcar? De leden van de SGP-fractie betwijfelen overigens de juistheid van de stelling van de regering dat Born een beheergemeente is. Juist de ontwikkelingen op het gebied van logistiek en transport, bijvoorbeeld de overslagfunctie in ontwikkeling, laten zien dat Born eerder een ontwikkelingsgemeente dan een beheergemeente is. De leden van de SGP-fractie maken zich zorgen over de financiële positie van de gemeente Born na splitsing. De regering onderkent dit probleem, maar stelt dat het verlies van Nedcar gecompenseerd zal worden door de verwachte inkomsten van Holtum-Noord. In het provinciale voorstel lezen deze leden echter nog de toevoeging «deels»: algehele compensatie is volgens de provincie niet te verwachten. Op welke berekeningen zijn achtereenvolgens de visie van de regering en die van de provincie gebaseerd? Als algehele compensatie niet mogelijk is, waar moet het verschil dan vandaan komen? Is de stelling van de gemeente Born, dat potentiële inkomsten van Holtum-Noord al in de meerjarenramingen verwerkt zijn en daarom geen compensatie meer kunnen vormen, juist? De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het feit dat de gemeente Sittard niet alleen het Nedcar terrein op het oog heeft, maar eveneens Holtum-Noord en de barge-terminal. De motivering van de regering om laatstgenoemde delen van Born niet toe te voegen berust op twee pijlers. De eerste is dat de ontwikkeling van Holtum-Noord bijna ten einde is en dat nog slechts het beheer rest. Betekent dit dat beheer alleen niet voldoende is om de bedoelde terreinen, die toch samenhangen met het overige industriegebied van Born, aan Sittard toe te voegen? Is herindeling in dit geval er louter op gericht om de ontwikkeling van nieuw bedrijfsterrein van centrale regie en aansturing te voorzien? Deze leden merken in dat verband op dat de samenvoeging van Sittard en Geleen zelf eveneens gemotiveerd wordt met een verwijzing naar «ontwikkeling en beheer» door de centrumgemeente. De tweede pijler is dat toevoeging van Holtum-Noord ertoe zou leiden dat de verkleinde gemeente Born financieel in de problemen komt. Dat argument kan, zo menen deze leden, toch nu al gebruikt worden tegen afsplitsing van het Nedcar terrein?

3. FINANCIËLE ASPECTEN

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering bereid is toe te zeggen dat de te ontwikkelen voorstellen voor een experimenteerfonds binnengemeentelijke decentralisatie, zoals gevraagd in de motie Barth–Hoekema (Kamerstukken 1999–2000, 26 557, nr. 20) van toepassing kunnen zijn op bij het voorliggende wetsvoorstel betrokken gemeenten.

De leden van de CDA-fractie vragen of en op welke wijze de regering de herindeling financieel begeleidt. Zij herhalen in dit kader hun vraag om voor elke nieuw te vormen gemeente de financiële consequenties, ook op de lange termijn inzichtelijk te maken.

De leden van de SGP-fractie vestigen nogmaals de aandacht op de financiële positie van Born, na invoering het voorliggende wetsvoorstel, waarover nog niet voldoende duidelijkheid is. Deze leden dringen aan op duidelijkheid en, bij eventuele knelpunten, op oplossingen van rijkswege.

4. INWERKINGTREDING EN VERKIEZINGEN

De leden van de PvdA-fractie vragen wanneer de regering duidelijkheid kan geven over het al dan niet tegelijkertijd laten plaatsvinden van verkiezingen voor gemeenteraden en provinciale staten.

Een hartenkreet van diverse gemeentebestuurders tijdens de hoorzitting van 1 april jl. was om haast te maken met het al vele jaren slepende herindelingsdossier Sittard-Geleen. Reeds in het najaar van 1997 heeft de provincie haar huiswerk ingeleverd bij de minister van BZK en het heeft ruim twee jaar op de plank gelegen alvorens het voorliggende wetsvoorstel bij de Kamer is ingediend. Vanuit de regio wordt erop aangedrongen als het al tot herindeling moet komen deze op 1 januari 2001 te laten ingaan. Nog langere onzekerheid moet volgens de leden van de GroenLinks-fractie uit bestuurlijk oogpunt ongewenst worden geacht. Is deze termijn nog haalbaar? Zo ja welke tijdsplanning heeft de regering dan voor ogen? Zou bij amendering vanuit de Kamer bij de behandeling van het voorliggende wetsvoorstel waarbij kernen en/of gemeenten aan de centrumgemeente worden toegevoegd de datum van invoering op 1 januari 2001 verantwoord blijven, gelet op een zorgvuldige voorbereiding van alle (dan) betrokken gemeenten?

De voorzitter van de commissie,

De Cloe

De griffier voor dit verslag,

Kroes


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), Te Veldhuis (VVD), ondervoorzitter, De Cloe (PvdA), voorzitter, Van den Berg (SGP), Van de Camp (CDA), Scheltema-de Nie (D66), Van der Hoeven (CDA), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Oedayraj Singh Varma (GL), Dankers (CDA), Hoekema (D66), Rijpstra (VVD), Cornielje (VVD), O. P. G. Vos (VVD), Rehwinkel (PvdA), Luchtenveld (VVD), Wagenaar (PvdA), De Boer (PvdA), Duijkers (PvdA), Verburg (CDA), Rietkerk (CDA), Halsema (GL), Kant (SP) en Balemans (VVD).

Plv. leden: Rouvoet (RPF), Van Beek (VVD), Zijlstra (PvdA), Ravestein (D66), Van Wijmen (CDA), Augusteijn-Esser (D66), Balkenende (CDA), Barth (PvdA), Gortzak (PvdA), Rabbae (GL), Wijn (CDA), Dittrich (D66), Cherribi (VVD), Nicolaï (VVD), Van den Doel (VVD), Van Oven (PvdA), Vacature (VVD), Apostolou (PvdA), Kuijper (PvdA), Belinfante (PvdA), Mosterd (CDA), Eurlings (CDA), Van Gent (GL), Poppe (SP) en Essers (VVD.

Naar boven