Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | 26968 nr. 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | 26968 nr. 3 |
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).
1. | Inleiding | 2 |
---|---|---|
1.1. | Rijksbeleid | 2 |
1.2. | Provincie Limburg: beleid en herindelingsprocedure | 3 |
2. | Inhoud van het voorstel | 5 |
2.1. | De samenvoeging Sittard-Geleen | 5 |
2.2. | Grenscorrectie Born | 5 |
2.3. | Opvatting van Sittard | 6 |
2.4. | Opvatting van Geleen | 6 |
2.5. | Opvatting van Born | 7 |
3. | Financiële aspecten | 7 |
4. | Inwerkingtreding en verkiezingen | 7 |
Bijlagen1 | ||
– Ontwerpregeling gemeentelijke herindeling Sittard-Geleen | ||
– Gemeentelijke herindeling Westelijke Mijnstreek Versterking voor Sittard en Geleen. Kolpron 1998 |
1 Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.
Voor u ligt een voorstel van wet tot samenvoeging van de gemeenten Sittard en Geleen alsmede een aantal grenscorrecties. Dit voorstel heeft ten doel enerzijds recht te doen aan een gegroeide situatie waarin de gemeenten Sittard en Geleen in feite één stedelijk gebied zijn gaan vormen en daarmee een bepaalde efficiëntie te bereiken. Tegelijkertijd wordt deze nieuw te vormen gemeente Sittard-Geleen zodanig toegerust dat zij de knelpunten, opgaven en ambities met het oog op de toekomst aankan. Door de ruimtelijke uitbreiding en deze samenvoeging zal de slagkracht en het probleemoplossend vermogen voor economische en maatschappelijke vraagstukken toenemen. De grenscorrecties betreffen de overgang van Nedcar-Noord van Born naar de centrumgemeente en een grenscorrectie in de richting van Susteren ten behoeve van de zoekruimte voor uitbreidingen van Nedcar.
Bij mijn aantreden als minister trof ik diverse ontwerpregelingen tot gemeentelijke herindeling aan, waarvan de indiening door het vorige kabinet om een aantal redenen niet mogelijk was gebleken. Ik achtte het gewenst om eerst de Beleidsnotitie gemeentelijke herindeling «Krachtige gemeenten» (27 november 1998) (kamerstukken II 1998/99, 26 331, nr. 1) uit te brengen alvorens mede daarop gebaseerde wetsvoorstellen tot gemeentelijke herindeling in te dienen. In het kader van de implementatie van de notitie en ten behoeve van een zorgvuldige voorbereiding van de provinciale voorstellen heb ik op 30 november 1998 een werkbezoek gebracht aan de provincie Limburg, waarbij naast het provinciebestuur ook alle betrokken gemeentebesturen hun opvattingen hebben gegeven. Daarna is er een uitgebreide ronde van consultaties en overleggen gevolgd met zowel het provinciebestuur als de gemeentebesturen. Dit heeft te maken met de geconstateerde tegenstellingen tussen de provincie en de betrokken gemeenten en de kritiek die zich vanuit de betrokken gemeenten ten aanzien het provinciale advies liet horen.
In principe ware het te prefereren niet van de provinciale voorstellen af te wijken, tenzij er een zwaarwegende aanleiding voor is. Dit is met zoveel woorden opgenomen in het regeerakkoord. Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Twentse is er in de Tweede Kamer langdurig stil gestaan bij de vraag welk principe voorgaat: het volgen van een provinciale ontwerpregeling of het kritisch toetsen van de inhoud. In de discussie is de conclusie toen breed gedeeld dat het uitgangspunt van ongewijzigd volgen van het provinciale voorstel de verantwoordelijke bewindspersoon niet ontslaat van de verplichting tot grondige toetsing van een voorstel.
Voldoet het provinciale voorstel aan de behoeften van de centrumgemeente en verdraagt het de toets aan het beleidskader gemeentelijke herindeling? Met name de vele kritische en uitgebreid inhoudelijk beargumenteerde opmerkingen ten aanzien van het provinciale advies van de betrokken gemeenten zijn aanleiding geweest om de provinciale ontwerpregeling aan een gedegen onderzoek te onderwerpen.
In de finale afweging van alle feiten en politieke aspecten heeft het kabinet er uiteindelijk voor gekozen niet van het provinciale voorstel af te wijken. Het provinciale voorstel biedt voldoende ruimtelijke uitbreidingsmogelijkheden. De uitkomsten van het onderzoek dat door het adviesbureau Kolpron in opdracht van de toenmalige staatssecretaris mw. A.G.M. van de Vondervoort is uitgevoerd, ondersteunen mij in deze conclusie. Bij de bespreking van de afzonderlijke onderdelen van het voorstel zal ik nader ingaan op de inhoudelijke motivering van de onderdelen en op het commentaar van de betrokken gemeenten daarop.
Dit wetsvoorstel wijkt dus niet af van het provinciaal voorstel. Wel ben ik van mening dat in een mogelijk toekomstige herindeling in de omgeving van Sittard-Geleen de positie van Sittard-Geleen zoals die zich dan heeft ontwikkeld uitdrukkelijk dient te worden meegenomen.
1.2 Provincie Limburg: beleid en herindelingsprocedure
De provincie Limburg heeft op uitnodiging van 10 oktober 1995 van de toenmalige staatssecretaris, mw. A.G.M. van de Vondervoort geïnventariseerd of in Limburg herindeling een oplossing zou kunnen bieden voor de problematiek ten aanzien van die centrumgemeenten. Dit naar aanleiding van het kabinetsstandpunt Vernieuwing Bestuurlijke Organisatie van 15 september 1995 (kamerstukken II 1994/95, 21 427 nr. 111, bijlage 3) waarin de versterking van centrumgemeenten een belangrijke plaats innam.
Gedeputeerde staten hebben hun conclusies van deze inventarisatie in de notitie «Knelpunten van centrumgemeenten nader geanalyseerd» van mei 1996 samengevat. Zij hebben uitgesproken dat het wenselijk werd geacht te komen tot een samenvoeging van de gemeenten Venlo en Tegelen en van de gemeenten Sittard en Geleen en tot een aantal grenscorrecties rondom deze gemeenten.
Voor Sittard en Geleen werd dit gemotiveerd met de te verwachten ontwikkelingen op het gebied van infrastructuur, van woon- en werklocaties en de upgrading van centrumfuncties. Door samenvoeging wordt de concurrentie en versnippering van voorzieningen tegengegaan. De nieuwe gemeente wordt het best in staat geacht om naast DSM ook Nedcar te accommoderen.
Born, Stein en Beek zouden zelfstandig kunnen blijven omdat deze gemeenten voornamelijk beheersmatige taken uitvoeren. De provincie en de gemeenten Sittard en Geleen verschillen wezenlijk van mening over de mate van centrale sturing die vanuit een centrumgemeente plaats kan vinden. De provincie is van mening dat als er sprake is van een groot aantal gezamenlijke ontwikkelingstaken en/of een grote verwevenheid een centrumgemeente versterkt kan worden. Voor wat betreft de ontwikkeling van het bedrijfsterrein in bijvoorbeeld het naburige Beek is de provincie echter van mening dat deze locatie – bestemd voor vestiging vanuit zowel Maastricht, Heerlen en als vanuit Sittard-Geleen – het best kan worden ontwikkeld als een bovenregionaal bedrijventerrein waarbij de provincie een regisserende rol kan spelen.
De conclusies van de notitie «Knelpunten van centrumgemeenten nader geanalyseerd» zijn voorgelegd aan provinciale staten die ermee instemden.
Na de instemming van provinciale staten met de knelpuntennotitie is de officiële procedure ingevolge de Wet algemene regels herindeling (Wet arhi) begonnen. Uitgangspunt bij de overleggen ingevolge artikel 2 van de Wet arhi was de bovengenoemde nota. De provincie nodigde voor het overleg vier gemeenten uit namelijk Sittard en Geleen alsmede Born en Susteren. Op verzoek van de toenmalige staatssecretaris Mw. A.G.M. van de Vondervoort hebben gedeputeerde staten daar nog de gemeenten Stein en Beek aan toegevoegd.
De gemeenten Born en Geleen hebben hun bezwaren tegen de door de provincie gevoerde procedure neergelegd in een verzoek om een oordeel ex artikel 285 van de Gemeentewet aan de toenmalige staatssecretaris. Deze heeft de verzoeken voorgelegd aan de commissie van onafhankelijke deskundigen die van mening is dat in de overwegingen en in de voorafgaande procedure aan het belang van de gemeenten Born en Geleen voldoende recht is gedaan. De staatssecretaris deelde deze mening en verklaarde de bezwaren ongegrond.
In het najaar van 1997 is de ontwerpregeling vervolgens door provinciale staten vastgesteld. De toenmalige staatssecretaris mw. A.G.M. van de Vondervoort heeft in verband met deze ontwerpregeling gesprekken gevoerd met de betrokken gemeentebesturen en heeft ook de nieuwe colleges die na de verkiezingen in 1998 waren aangetreden gehoord. Gelet op de heftige discussie die de provinciale plannen uitlokten was er behoefte aan een geobjectiveerde beoordeling van de provinciale plannen en zonodig aan onderbouwde alternatieven daarvoor. Een onderzoeksbureau heeft in de zomer van 1998 een rapport geschreven over de problematiek van de Westelijke mijnstreek. Dit rapport Kolpron gaat hierbij en concludeert dat vanuit het gemeentelijke takenpakket gezien – daarbij de nadruk leggend op de ruimtelijke argumenten – de gemeentelijke herindeling conform het provinciale voorstel goede mogelijkheden biedt voor de bestuurlijke aanpak van die knelpunten. Het rapport Kolpron doet nadrukkelijk geen uitspraak over aspecten als bestuurskracht, draagvlak, het complete gemeentelijke takenpakket en de acceptatie van de burgers.
Inmiddels heeft de provincie Limburg een discussienota bestuurlijke organisatie «Gewicht en Gewogen» in juli 1999 vastgesteld. De aanleiding daartoe was het aantreden van het nieuwe college van gedeputeerde staten. De nieuwe ontwikkeling en de eisen die op het lokaal bestuur afkomen heeft de provincie een set uitgangspunten doen ontwikkelen waarbij bestendigheid en continuïteit van de bestuurlijke organisatie hand in hand dienen te gaan met de dynamiek van het inspelen op nieuwe ontwikkelingen. De provincie gaat daarbij in haar beoordeling van gemeenten uit van een zogenoemd soortelijk gewicht van gemeenten waarbij een aantal ijkpunten dat soortelijk gewicht bepaalt. IJkpunten zijn onder meer
– bevolkingsdichtheid van de woonkernen
– sociaal-maatschappelijke samenstelling van de bevolking
– economische ontwikkelmogelijkheden
– fysieke ruimte
De lopende herindelingsprocessen worden nadrukkelijk niet weer betrokken in deze discussienota: het provinciebestuur is van mening dat zij zo snel mogelijk dienen te worden afgerond.
Het provinciale voorstel is getoetst aan het vigerende herindelingsbeleid, hetgeen in het kabinetsstandpunt Vernieuwing Bestuurlijke Organisatie van 15 september 1995 (kamerstukken II 1994/95, 21 427 nr. 111, bijlage 3) is uiteengezet. Belangrijkste relevante punt daaruit was de aandacht voor gemeenten met een centrumfunctie. Deze moeten door middel van gemeentelijke herindeling in staat worden gesteld die functie naar behoren te vervullen en woningbouw-, kantoor- of bedrijfslocaties op eigen grondgebied te verwezenlijken. In de Beleidsnotitie gemeentelijke herindeling van 27 november 1998 (kamerstukken II 1998/99, 26 331, nr. 1) is dit eerdere beleid nader uitgewerkt met inachtneming van het regeerakkoord. In het regeerakkoord is aangegeven dat in het geval van ruimtelijke knelpunten of samenwerkende gemeenten er onvoldoende in slagen daar bevredigende oplossingen voor te vinden, tot grenscorrecties of gemeentelijke herindeling worden overgegaan. Het kabinet is van mening dat het provinciale voorstel voor samenvoeging van Sittard en Geleen met een grenscorrectie in de richting van Born en Susteren voldoende ruimtelijke knelpunten oplost van de centrumgemeente om de centrumfunctie naar behoren uit te oefenen. De toetsing van de afzonderlijke onderdelen van het voorstel volgt in paragraaf 2.
2.1. De samenvoeging Sittard-Geleen
Westelijke mijnstreek bestaat uit het stadsgewest Sittard (circa 49 500 inwoners) en Geleen (circa 34 000 inwoners), drie tertiaire kernen Stein (circa 26 500 inwoners), Beek (circa 17 500 inwoners) en Born (circa 15 000 inwoners) en de landelijke kernen Susteren (circa 13 055 inwoners) en Schinnen (circa 14 000 inwoners).
Dit gebied vormt de overgang tussen heuvelland en Midden-Limburgse rivierengebied. Kenmerkend is het zeer geïndustrialiseerde karakter ervan: DSM, dat het grootst aaneengesloten industrieterrein van Nederland is en de automobielindustrie van Nedcar. Het gebied ligt tussen twee buitenlanden in hetgeen ook een dominante karakteristiek verklaart: het ruimtegebrek.
De streek kwam tot bloei na de Tweede Wereldoorlog door de mijnbouw. Na de sluiting van de mijnen en de werkloosheid die dat tot gevolg had werd er vervangende industrie ontwikkeld. De belangrijkste industrieën zijn de chemische industrie, de automobielindustrie, de keramische industrie, de papierindustrie en de daaraan gekoppelde toeleveringsbedrijven en transport en distributiebedrijven. Daarmee vervult de streek een belangrijke werkgelegenheidsfunctie ook voor het aangrenzende gebied. Vanwege de hoge industriedichtheid dicht bij de bebouwde kommen is veiligheid en milieu een voornaam aandachtspunt. De werkloosheid concentreert zich in de twee centrumgemeenten. De gemeenten Sittard en Geleen hebben historisch gezien wisselend de dominante rol gespeeld. Ondanks de daarmee samenhangende concurrentie is er ook sprake van een zekere sociale samenhang tussen Sittard en Geleen.
Door de samenvoeging van Sittard en Geleen ontstaat een centrumgemeente die, naast het bereiken van een zekere efficiëntie doordat voorzieningen en ontwikkelingen in dit gebied integraal gepland kunnen worden, voldoende ruimte heeft voor het ontwikkelingsperspectief voor de komende 25 jaar op het terrein van economische, ruimtelijke en stedelijke ontwikkelingen. Het is de verwachting dat deze nieuwe gemeente voldoende ruimte heeft aan om de taakstelling voor wonen en bedrijvigheid voor de komende langere termijn.
Ook in het rapport Kolpron wordt geconcludeerd dat het provinciale voorstel op evenwichtige wijze tegemoet komt aan de toekomstige ruimtelijke opgaven. De twee gemeenten zullen zich samenhangend verder ontwikkelen en accommoderen binnen de grenzen van de nieuwe gemeente tevens de twee belangrijkste economische motoren van de Westelijke mijnstreek: DSM en Nedcar.
De door de provincie voorgestelde grenscorrectie van het Nedcarterrein en van een toekomstig bovenlokaal bedrijventerrein is door de provincie gemotiveerd vanuit het oogpunt dat een centrumgemeente – in dit geval de nieuw te vormen gemeente Sittard-Geleen – het meest in aanmerking komt voor de ontwikkeling en het beheer van het nieuwe bedrijventerrein. Tussen de nieuw te ontwikkelen en het bestaande bedrijventerrein bestaan zodanige functionele en ruimtelijke verbanden dat het totale gebied bij voorkeur in één hand wordt gelegd. Er heeft enige tijd onzekerheid bestaan of Ford de vestiging van Nedcar zou willen openhouden. Onlangs is echter besloten dat Nedcar openblijft en doorgaat met de productie van auto's in Born.
Volgens de provincie is het niet noodzakelijk ook de ontwikkeling van het bedrijventerrein Holtum-Noord en de barge-terminal bij de centrumgemeente onder te brengen. Enerzijds vanwege het feit dat de ontwikkeling van de barge-terminal bijna is afgerond en er daarna slechts het beheer resteert. Anderzijds vanwege het feit dat een overgang van het bedrijventerrein Holtum-Noord de financiële situatie voor het resterende Born na de overgang van de voorgestelde grenscorrectie nog meer onder druk zou zetten. Bij Nedcar vinden investeringen plaats in de ontwikkelingsmogelijkheden die noodzakelijk zijn voor het behoud en de uitbreiding van de productiecapaciteit in de automobielindustrie. Voor Holtum-Noord worden er mede door het niet doorgaan van de oostwestbaan van vliegveld Beek plannen uitgewerkt voor de uitbouw van een logistiek knooppunt. Ik constateer dat daarnaast geïnvesteerd zal worden in een groot aantal samenhangende projecten zoals de verbetering van de railontsluiting, de adequate aansluiting van het genoemde multimodaal knooppunt Born op de A2, de modernisering van de Maasroute en de aanleg en ontsluiting van het industriepark Swentibold.
Deze projecten worden nu reeds in hun samenhang gerealiseerd (de zogenoemde operatie Bottleneck). Verschillende ontwikkelingen worden gerealiseerd onder wisselende regie: hetzij door een bedrijfsregio, hetzij door een meer incidentele aanpak in projecten met verschillende publiek-private partners. De provincie speelt daarbij een belangrijke rol. Het is daarbij de overheersende indruk dat deze ontwikkelingen voortvarend ter hand genomen worden.
De samenvoeging van de gemeenten Sittard en Geleen levert met de voorgestelde grenscorrecties die van «ruim bemeten» tot «flink» bestempeld mogen worden een gemeente op die voor de komende tijd voldoende mogelijkheden krijgt om haar ambities na te streven.
De gemeente Sittard is van mening dat naast de voorgestelde grenscorrectie van Nedcar tevens Holtum-Noord over dient te gaan, daarmee wetend dat de financiële levensvatbaarheid van het resterende deel van de zelfstandige gemeente Born zeker op langere termijn onder druk komt te staan. De gemeentelijke herindeling zou daarmee een onbedoeld knelpunt creëren. Dat is de reden dat ik niet voornemens ben Holtum-Noord over te laten gaan naar de gemeenten Sittard en Geleen.
Evenmin zal de kern Nieuwstadt over gaan naar de nieuwe centrumgemeente zoals Sittard heeft gevraagd. Afgezien van een zekere ruimtelijke samenhang constateer ik niet veel meerwaarde voor een dergelijke operatie.
De geconstateerde samenhang in het gebied van de Westelijke Mijnstreek dient zich te weerspiegelen in de bestuurlijke organisatie in dit gebied, aldus Geleen. Zeker ook de ontwikkelingen die zich afspelen in Stein en Beek zouden onder een integrale regie van de centrumgemeente behoren plaats te vinden. De ontwikkeling van de haven van Stein, maar zeker ook nu de uitbreiding van de luchthaven Beek niet doorgaat en zich daar een groot potentieel aan bedrijfsterreinenontwikkelingen aandient, ligt een centrale regie voor de hand. Ook aspecten van veiligheidszorg, bouw van woningen in Stein en Beek zouden onder centrale regie dienen te worden uitgevoerd.
De provincie is ten aanzien van deze punten van mening dat Stein een gemeente is die ruimtelijk van onvoldoende meerwaarde is voor de centrumgemeente. Met betrekking tot de ontwikkelingen van Beek blijft zij op het standpunt staan dat die als bovenregionale ontwikkelingen dienen te worden aangemerkt die bij voorkeur door een ontwikkelingsmaatschappij aangestuurd moeten worden. Daarin zal de benodigde afstemming plaatsvinden ten aanzien van de geconstateerde behoefte en de beschikbaarheid voor de verschillende gemeenten. Het rapport Kolpron dat een aantal herindelingsvarianten afzet tegen de varianten wonen, werken, voorzieningen, verkeer en vervoer, groen en recreatie, milieu en sociale samenhang, concludeert dat een samenvoeging van de 5 gemeenten Sittard, Geleen, Born, Stein en Beek voor de economische en logistieke ontwikkelingen wellicht in aanmerking zou komen, maar dat deze voor de ontwikkelingen op gebied van wonen, voorzieningen en sociale samenhang te ruim bemeten is.
De gemeente Born is tegen een grenscorrectie ten behoeve van de overgang van Nedcar naar Sittard-Geleen en ten behoeve van de verdere uitbreiding van Nedcar ten behoeve van de toeleveranciers. De overgang van Nedcar zal grote financiële consequenties voor Born hebben. De provincie is echter bereid om ten aanzien van de afronding van het bedrijventerrein Holtum-Noord in overleg met de gemeente Born en het LIOF (N.V. Industriebank Limburgs Instituut voor Ontwikkeling en Financiering) een constructie te realiseren voor de exploitatie van deze afronding. De verwachte inkomsten van Holtum-Noord kunnen dan het verlies aan inkomsten van Nedcar compenseren.
Gedeputeerde staten van Limburg hebben bij de voorbereiding van de ontwerpregeling, die ter vaststelling is voorgelegd aan provinciale staten, aandacht besteed aan de financiële gevolgen van de samenvoeging van de gemeenten. De provincie komt op basis van door haar uitgevoerde berekeningen en door haar uitgesproken verwachtingen tot de slotsom, dat de nieuw te vormen gemeente financieel voldoende levensvatbaar is. Daarbij is ook de huidige financiële positie van de betrokken gemeenten in aanmerking genomen. Ik deel deze conclusie. Ik heb de Tweede Kamer op 31 augustus 1999 een afschrift gezonden van mijn adviesaanvraag aan de Raad voor de financiële verhoudingen. Deze heeft als onderwerp de financiële gevolgen van gemeentelijke herindeling. In het licht van deze brief constateer ik ten aanzien van de nieuw te vormen gemeente Sittard-Geleen dat er geen bijzondere financiële knelpunten zijn en dat het reguliere regime van de Financiële-verhoudingswet van toepassing is.
4. Inwerkingtreding en verkiezingen
Naar verwachting zal bij een voorspoedige parlementaire behandeling deze herindeling op 1 januari 2001 effectief kunnen worden. De wet zal uiterlijk begin september 2000 in werking moeten treden om voor de voorbereiding van de herindelingsverkiezingen voldoende tijd te hebben. Deze verkiezingen zullen dan plaatsvinden in november of december 2000.
In verband met de te verwachten duur van de eerste zittingstermijn van de nieuwe gemeenteraden kan het volgende worden opgemerkt.
Het kabinet heeft zich op 2 juli 1999 voorgenomen in de toekomst de verkiezingen voor gemeenteraden en provinciale staten tegelijkertijd te doen plaatsvinden. De realisering van dit voornemen zal naar verwachting met zich meebrengen, dat de eerstvolgende reguliere gemeenteraadsverkiezingen niet in maart 2002, maar een jaar later – in maart 2003 – worden gehouden. Dit betekent, dat de zittingstermijn van de betreffende nieuwe gemeenteraden dan de periode van 1 januari 2001 tot medio april 2003 zal beslaan.
Indien de eerstvolgende reguliere gemeenteraadsverkiezingen niet zouden worden gecombineerd met de verkiezingen voor provinciale staten, en dus in maart 2002 doorgang zouden vinden, zou zonder nadere regeling de situatie ontstaan, dat de zittingstermijn van de nieuwe raden na de herindelingsverkiezingen slechts 1 jaar en 4 maanden bedraagt. In het verleden is bij de behandeling van vergelijkbare wetsvoorstellen discussie gevoerd over de voor- en nadelen van zo een korte eerste zittingstermijn van de nieuwe raden, afgezet tegen de voor- en nadelen van een relatief lange eerste zittingstermijn met een duur van 5 jaar en 4 maanden. In navolging van het tijdens de behandeling van het wetsvoorstel tot samenvoeging van de gemeenten Bergen, Egmond en Schoorl met algemene stemmen aangenomen amendement van de leden Balemans en Duijkers (kamerstukken II, 1998/99, 26 364, nr. 6), wordt ook in het onderhavige voorstel de voorziening getroffen dat in het geval binnen twee jaar na de herindelingsdatum reguliere verkiezingen plaatsvinden deze verkiezingen niet worden gehouden in de op grond van dit voorstel nieuw ingestelde gemeenten. In dit geval zal de zittingsduur van de nieuwe raden een periode van 5 jaar en 4 maanden beslaan: van 1 januari 2001 tot medio april 2006. De nieuwe gemeentebesturen en de nieuwe gemeentelijke organisaties hebben hierdoor meer tijd om zich goed te verankeren in de na de herindeling ontstane bestuurlijke constellatie.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26968-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.