26 956
Beleidsnota Rampenbestrijding 2000–2004

nr. 40
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 december 2005

Mede namens mijn collega, de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, kan ik u het volgende berichten. In het kabinetsstandpunt1 naar aanleiding van het gezamenlijke advies«De GHORdiaanse knoop doorgehakt» van de Raad voor het Openbaar Bestuur en de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg is een passage opgenomen over de financiering en de kwaliteitsnormen voor oefenen.

In de genoemde passage uit het kabinet de wens om normen en criteria te ontwikkelen voor effectief oefenen en opleiden. Tevens is de sector verzocht om voor 1 juli 2005 aan te geven of het opleidingsaanbod op het terrein van de geneeskunde onder bijzondere omstandigheden uitbreiding behoeft.

1. Ondernomen acties naar aanleiding van het verzoek aan de sector

In het kader van de beantwoording van deze vraag heeft de Raad van Regionaal Geneeskundig Functionarissen (Raad van RGF’en) een rapport «Hulpverlening bij grootschalig optreden door specifieke scholing een stap verder» aan u en aan ons aangeboden. In het rapport wordt een model beschreven om de lacunes in het opleidingsaanbod van de operationele GHOR-functies in kaart te brengen en worden aanbevelingen gedaan voor de aanpak van deze lacunes. In het rapport wordt ingegaan op de volle breedte van de GHOR-functies, waarbij in aanvang de lacunes ten aanzien van opleiding, training en oefening voor de reguliere zorgfuncties vertrekpunt waren. Het onderzoek is in opdracht van de Raad van RGF’en en met financiering van mijn ministerie uitgevoerd door het Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding (Nibra).

Aansluitend aan het traject dat de Raad van RGF’en op mijn verzoek is gestart, zet de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een traject van kwaliteitsbevordering in dat zich richt op de keten van opgeschaalde acute zorg. Te beginnen bij de ziekenhuizen en uit te breiden naar de overige spelers in de witte kolom. In 2005 zal het Nivel (Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg) starten met de ontwikkeling van een benchmark instrument dat in 2006 operationeel zal zijn. Doel van de benchmark is om via een systeem van onderlinge vergelijking van de instellingen die acute zorg leveren, te komen tot door het veld gedragen toetsingscriteria op grond waarvan inzicht kan worden verkregen in de kwaliteit van de rampenvoorbereiding. Tevens is een expertgroep gestart die eind november 2005 een landelijk referentiekader voor het Ziekenhuis Rampen Opvang Plan (ZiROP) zal opleveren alsmede een implementatieplan. Het implementatieplan zal dan tevens de basis vormen voor de bepaling van de opleidings- en scholingsbehoefte van de ziekenhuisstaf.

Het traject van kwaliteitsbevordering zal beginnen met ziekenhuizen en wordt later uitgebreid naar de overige partners in de keten van de acute zorg. Te denken valt aan de ambulancezorg, de GGD’s en de huisartsen. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft ZonMw de opdracht gegeven tot het opstellen van een plan van aanpak voor een programma ten behoeve van de uitvoering van dit traject samen met de partijen in het veld.

2. Bevindingen en stand van zaken

Daar waar in het verleden veelal gedacht werd vanuit twee verschillende domeinen is nu een brug geslagen tussen de functies in de geneeskundige hulp bij ongevallen en rampen. Duidelijk is geworden dat er in de verschillende functies, maar misschien is het beter om te spreken over rollen, zoveel overlap zit dat er een absolute noodzaak is tot een afgestemde aanpak ten aanzien van opleiding, training en oefening die moet leiden tot een betere vakbekwaamheid.

Er bestaan diverse opleidingen, trainingen en oefeningen voor de grootschalige hulpverlening bij ongevallen en rampen. De bestaande onderdelen roepen een beeld van versnippering op maar kunnen input leveren voor de toekomst. De tijd is nu rijp deze meer gecoördineerd te gaan aanbieden en om aandacht te gaan geven aan de vaststelling van de competenties en de ontwikkeling van competentiegerichte vakbekwaamheid. Deze conclusie wordt in het veld breed gedragen. De borging van het gehele systeem (inhoud en structuur) voor vakbekwaamheid maakt daarvan onderdeel uit.

3. Het vervolg

In augustus 2005 is een stuurgroep Vakbekwaamheid binnen de GHOR ingesteld. Deze stuurgroep bestaat naast vertegenwoordigers van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport uit een vertegenwoordiger van de Raad van RGF’en. De uitvoering van het project is in handen van het Nibra en de daar geplaatste projectleiding welke ook in de stuurgroep zijn vertegenwoordigd.

Doel van het project Vakbekwaamheid binnen de GHOR is om te komen tot een geborgd systeem van vakbekwaamheid voor de GHOR. Hiervoor wordt, met name voor de functies die in multidisciplinair verband worden uitgevoerd, een kader voor vakbekwaam worden, en blijven, ontwikkeld. Onderdelen zijn hierbij de functies, functiebeschrijvingen, competenties en normeringen. Vervolgens zal met behulp van het bestaande opleidings- en oefenaanbod bezien worden in hoeverre het gehele systeem van vakbekwaam worden en blijven afgedekt kan worden. Vervolgens kunnen lacunes geïdentificeerd worden en zal nieuw aanbod ontwikkeld worden om deze lacunes te vullen.

Het vervolg op de acties die het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport neemt, is bovenstaand reeds aangegeven. In de samenwerking tussen mijn ministerie en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wordt onder andere voorzien door gezamenlijk zitting te hebben in de adviesraad bij het hierboven genoemde ZonMw traject.

4. Wat wordt hiermee bereikt?

Bovenstaande resulteert in het ontwikkelen van een geborgd systeem van opleiding, training en oefening op basis van competenties zoals dat voor de ander hulpverleningsdiensten (politie, brandweer) reeds is ontwikkeld of in ontwikkeling is. Het systeem moet bijdragen aan een situatie dat al het in te zetten personeel vakbekwaam wordt en vakbekwaam blijft.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes


XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 26 956, nr. 25.

Naar boven