26 956
Beleidsnota Rampenbestrijding 2000–2004

nr. 20
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 april 2004

Inleiding

De afgelopen jaren hebben verschillende gebeurtenissen op het terrein van openbare orde en veiligheid het gevoel van veiligheid in de samenleving beïnvloed. Te denken valt aan oorlogen, terreurdreigingen in het verlengde van de aanslagen in New York en zeer recent in Madrid, de rampen in Enschede en Volendam, de wateroverlast en gebeurtenissen met grootschalige effecten, zoals de MKZ-crisis.

De burger stelt in deze huidige tijd hoge eisen aan het presterend vermogen van de overheid. De burger verwacht een andere benadering van de veiligheid, wenst modernisering van de overheid, minder bureaucratie en een effectief bestuur. Er wordt nadrukkelijk naar de overheid gekeken om haar verantwoordelijkheid te nemen voor een veiliger samenleving. Veiligheid staat hoog op de politieke agenda. Het terugdringen van onveiligheid is een van de belangrijkste kernthema's van dit kabinet. Naar aanleiding van het Veiligheidsprogramma «Naar een veiliger samenleving» heb ik samen met de minister van Justitie op 7 oktober 2003 (28 684) de tweede voortgangsrapportage naar uw Kamer gestuurd. Deze rapportage ging over de sociale en criminele aspecten van (on)veiligheid. Onderhavige voortgangsrapportage gaat over de fysieke aspecten ervan.

Actieprogramma Bewust Veiliger

Op 16 oktober 2002 heb ik u het Actieprogramma rampenbeheersing en brandweer 2002–2006 «Bewust Veiliger» (hierna: Actieprogramma Bewust Veiliger) aangeboden. Mede vanwege de cafébrand in Volendam en de vuurwerkramp in Enschede heeft de fysieke veiligheid de afgelopen jaren terecht veel aandacht gekregen. Al vóór deze rampen was het beleid overigens reeds gericht op versterking van de organisatie van de rampenbestrijding in ons land. Na deze rampen is dit beleid versterkt en zijn tal van nieuwe initiatieven genomen om dergelijke ongelukken in de toekomst beter te beheersen en zo mogelijk te voorkomen. In het Actieprogramma Bewust Veiliger, zijn de uit dit beleid voortvloeiende acties in samenhang gepresenteerd. De noodzaak om blijvend aandacht te houden voor het verbeteren van de resultaatgerichtheid van de voorbereiding op de rampenbestrijding is onlangs nog gebleken uit onderzoeken van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid. Recent, namelijk tijdens het Algemeen Overleg met de Vaste Commisie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van uw Kamer d.d. 4 februari jl, is dit ook aan de orde geweest.

Voor een overzicht van de stand van zaken van de afzonderlijke actiepunten uit het Actieprogramma Bewust Veiliger verwijs ik u naar bijlage 11.

Ook heb ik u in mijn brief van 6 mei 2003 bij de aanbieding van de eindrapportage Actiepunten Enschede en Volendam toegezegd dat over de nog openstaande actiepunten aan uw Kamer gerapporteerd zou worden. In bijlage 2 treft u de voortgang van actiepunten uit Enschede en Volendam, waarvoor het ministerie van BZK het aanspreekpunt is.

Met de uitvoering van de actiepunten uit het Actieprogramma Bewust Veiliger wordt voortvarend gewerkt aan de vier speerpunten daaruit, te weten versterken van het veiligheidsbewustzijn, versterking van de rampenbeheersing en de brandweer en aan het kwaliteitssysteem en toezicht. Ik zal hieronder nader daarop ingaan. Eerst wil ik echter ingaan op het bredere kader waarin ik de inspanningen, waarover ik rapporteer, plaats.

Naar een scherpere verantwoordelijkheidsverdeling voor veiligheid

De actiepunten waarover wordt gerapporteerd passen binnen het kader van de kabinetsbrede discussies over het omgaan met risico's. Op beleidsterreinen die dit thema raken, zoals milieu, ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer, gezondheidszorg, arbeidsomstandigheden en rampenbestrijding, wordt momenteel discussie gevoerd over de vraag hoe beter, maar ook nuchterder, kan worden omgegaan met risico's.

Dit mede naar aanleiding van incidenten met gasleidingen, waterkeringen en discussies over veiligheidsvoorzieningen in tunnels.

In elke discussie blijkt een aantal thema's steeds weer terug te keren: heldere en, transparante besluitvormingsprocessen, duidelijke verdeling van verantwoordelijkheden, de rol van de burger en het bedrijfsleven en veiligheidsbewustzijn en risicocommunicatie.

Samen met mijn collega's in het kabinet zet ik mij in om op deze thema's afspraken te maken. Daarmee hoop ik te bereiken dat veiligheidsaspecten een juiste plaats en gewicht krijgen in de politiek-bestuurlijke besluitvorming over maatschappelijke activiteiten. Naast het zoveel mogelijk voorkomen van het ontstaan van risico's en het beperken daarvan, dient in elk besluit ook aandacht te worden besteed aan de mogelijkheden voor de burger om zichzelf, zoveel als mogelijk is, zelfstandig te redden uit een risicovolle situatie (zelfredzaamheid) en aan de mogelijkheden om een ongeval, ramp of crisis te beheersen (hulpverlening). Heldere toedeling van verantwoordelijkheden op het terrein van veiligheid maakt partijen aanspreekbaar. Op een aantal gebieden zijn deze ontwikkelingen reeds vergevorderd. De eind 2003 uitgebrachte beleidsnota tunnelveiligheid en de denklijnen zoals benoemd in de derde voortgangsrapportage externe veiligheid rond het thema groepsrisico zijn voorbeelden hiervan. Ook het uitgebrachte advies van de Raad voor Verkeer en Waterstaat en de VROM-raad schenkt aandacht daaraan.

Dit vraagt van de overheid ook goede communicatie met de burger over de risico's die deze loopt en over zijn mogelijkheden deze risico's te beïnvloeden.

Ik zal mij dan ook vanuit mijn verantwoordelijkheid voor veiligheid inzetten voor een scherpere verantwoordelijkheidsverdeling voor veiligheid.

Versterking veiligheidsbewustzijn

De centrale gedachte bij veiligheidsbewustzijn is dat iedereen die in Nederland woont en werkt een eigen verantwoordelijkheid heeft voor het veilig houden en veiliger maken van het land. Om die verantwoordelijkheid te kunnen invullen moeten burgers, bedrijven en overheden zich bewust zijn van de mogelijke gevaren en risico's die zij lopen of die zij mogelijk zelf veroorzaken. Veiligheidsbewuste burgers, bedrijven en overheden zijn een basisvoorwaarde voor het voeren van effectief veiligheidsbeleid.

Het veiligheidsbewustzijnsprogramma moet de betrokkenheid van een ieder bij de fysieke aspecten van veiligheid binnen de samenleving stimuleren. In een overkoepelend plan van aanpak (masterplan) wordt over een periode van 4 à 5 jaar uiteengezet wat de doelen van het versterken van het veiligheidsbewustzijn zijn en wat de gewenste effecten zijn. Dit Masterplan Versterking Veiligheidsbewustzijn omvat beleidsactiviteiten gericht op het systematisch versterken van het veiligheidsbewustzijn waar het de fysieke veiligheid betreft. Omdat fysieke veiligheid een breed terrein is, waarop vele facetten van overheidsbeleid betrekking hebben, wordt dit plan een product van nauwe afstemming tussen diverse ministeries. Het ministerie van BZK is de opsteller van het plan en is coördinerend bij de uitvoering. Het masterplan zal binnenkort gereed zijn. Onderwerpen die in het masterplan aan bod zullen komen zijn o.a.: voorlichting over brandveiligheid, risicocommunicatie en de risicokaart.

Veiligheidsregio's (versterking rampenbeheersing)

Het vergroten van het veiligheidsbewustzijn bij burgers en bedrijven is belangrijk. Hiernaast dient ook de overheid een aantal stappen te nemen om haar verantwoordelijkheid voor een veiliger samenleving te nemen. De veiligheidsrisico's in de maatschappij vragen om een overheid die duidelijk, daadkrachtig, consequent en resultaatgericht kan reageren. Dit vergt een bestuurlijke structuur die slagvaardig is en waarin democratische controle gewaarborgd is.

Uit evaluatierapporten na rampen die de afgelopen jaren zijn opgetreden, is gebleken dat de bestuurlijke organisatie onder de loep moet worden genomen op het gebied van taken, bevoegdheden, verantwoordelijkheden en financiering. Het kabinet heeft hierover advies gevraagd aan de Raad voor het Openbaar Bestuur. Dit advies is neergelegd in het rapport: «Veiligheid op niveau: een bestuurlijk perspectief op de toekomst van veiligheidsregio's» (februari 2003). In de afgelopen maanden heb ik ten behoeve van de voorbereiding van het kabinetsstandpunt met verschillende bestuurlijke partners gesproken. Het kabinetsstandpunt heb ik op 9 april 2004 aan uw Kamer aangeboden.

Kwaliteitsbevordering rampenbestrijding

Met de Wet kwaliteitsbevordering rampenbestrijding, die op 6 april 2004 door de Eerste Kamer is aanvaard, is een belangrijke stap voorwaarts gezet om de voorbereiding op de rampenbestrijding te verbeteren. De congruente gebiedsindeling wordt wettelijk verankerd, de (multidisciplinaire) planvorming wordt verbeterd en het toezicht op de rampenbestrijding door zowel de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid en de provincie wordt aangescherpt. Hiermee zijn belangrijke aanzetten gegeven om de vrijblijvendheid in de voorbereiding op de rampenbestrijding te doen verdwijnen.

In het wetsvoorstel is een samenhangend stelsel van kwaliteitscriteria en een monitoring- en rapportagesysteem voor de voorbereiding op de rampenbestrijding op regionaal niveau vastgelegd. Met de introductie van het regionaal beheersplan en daaraan gekoppeld een jaarlijkse rapportageplicht wordt het ambitieniveau van de politie, brandweer, GHOR en de gemeentelijke diensten vastgelegd. De provincie ziet hierop toe. Ten minste één keer in de vier jaren zal ik de Kamer hierover informeren.

Daarnaast is het Landelijk Beraad Rampenbestrijding verzocht normen voor de rampenbestrijding te ontwikkelen, zogenaamde multidisciplinaire referentiekaders. Hiermee wordt een aanzet gegeven voor de verdere invulling van het kwaliteitssysteem voor de rampenbeheersing.

Versterking van de brandweer

De brandweer is zowel binnen de dagelijkse hulpverlening als in het kader van de rampenbestrijding een belangrijke en zichtbare hulpverleningsdienst en vormt als zodanig een onmiskenbaar onderdeel van de vitale sectoren in ons land. De verwachtingen van de burger over de brandweer zijn hoog. Een zeer belangrijke pijler van de brandweer is de repressieve dienst die voor een groot deel gedragen wordt door vrijwilligers.

Ingegeven door maatschappelijke ontwikkelingen heeft het takenpakket van de brandweer zich verder uitgebreid en verdiept. Dit proces is al jaren geleden ingezet. De brandweer heeft zich verbreed van een organisatie die vrijwel uitsluitend gericht was op repressieve taken naar een veiligheidsorganisatie die multidisciplinair werkt binnen zowel de dagelijkse hulpverlening als bij grootschalige incidenten en rampen. De brandweer focust zich meer en meer op de gehele veiligheidsketen, coördineert de rampenbeheersing en vervult als veiligheidsadviseur van het bestuur met grote deskundigheid haar maatschappelijke taak.

Het is nodig het proces van versterking van de brandweer de komende jaren verder te stimuleren om de prestaties van de brandweer te verhogen. Deze versterking wordt gerealiseerd door het doorzettingsvermogen van het bestuur te vergroten en de kwaliteit van de organisatie en de professionaliteit, in de zin van vakbekwaamheid van het brandweerpersoneel, te borgen door het stellen van kwaliteits- en prestatie eisen.

Slot

Uit deze eerste rapportage blijkt dat er in de afgelopen periode hard is gewerkt om de actiepunten uit het Actieprogramma Bewust Veiliger te realiseren en daarmee de fysieke veiligheid in Nederland te vergroten. Ook in de komende tijd zal ik mij – in samenwerking met mijn collega's en in goed overleg met medeoverheden – inspannen om de bestaande initiatieven op het terrein van de fysieke veiligheid verder te implementeren en tot uitvoering te brengen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven