26 956 Beleidsnota Rampenbestrijding

Nr. 181 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 september 2013

Hierbij bied ik u het advies van de Evaluatiecommissie Wet veiligheidsregio’s en het stelsel van rampenbestrijding en crisisbeheersing aan (hierna: de Evaluatiecommissie)1. Ook ontvangt u het wetsevaluatierapport van de, onder verantwoordelijkheid van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum, uitgevoerde evaluatie van de Wet veiligheidsregio’s (Wvr)2.

De Evaluatiecommissie heeft zich bij de totstandkoming van haar advies mede gebaseerd op de Staat van de rampenbestrijding van de Inspectie Veiligheid en Justitie (Inspectie VenJ), het wetsevaluatierapport, evaluaties van rampen en crises, nationale oefeningen en overige relevante adviezen. Met mijn brief van 23 mei 2013 (Kamerstuk 26 517 nr. 69) heb ik u de rapportage Staat van de rampenbestrijding 2013 van de Inspectie VenJ aangeboden.

Aanleiding

Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Veiligheidsregio’s in de Eerste Kamer heeft de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties toegezegd, dat de Wvr na twee jaar geëvalueerd zou worden «om te kunnen bezien hoe de wet in de praktijk uitwerkt». In aanvulling hierop heb ik in mijn reactie op het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over de brand bij Chemiepack in Moerdijk (Kamerstuk 26 956 nr. 116) aangekondigd een onafhankelijke commissie in te stellen om een integraal advies uit te brengen over de werking van de Wvr en over het brede Nederlandse stelsel van rampenbestrijding en crisisbeheersing. In mijn brief van 24 mei 2012 (Kamerstuk 26 956 nr.126) heb ik u geïnformeerd over de samenstelling, de opdracht en werkwijze van de Evaluatiecommissie.

Reactie

Ik heb met veel belangstelling kennis genomen van het advies van de Evaluatiecommissie en het wetsevaluatierapport. Ik ben verheugd met de algemene conclusie van de Evaluatiecommissie, dat de huidige wet- en regelgeving een gunstig effect heeft gehad op de kwaliteit en effectiviteit van de rampenbestrijding. Ik zie haar advies als een ondersteuning van het met de Wvr beoogde doel. Ik heb veel waardering voor de inspanningen die de afgelopen jaren door de medewerkers en de besturen van de veiligheidsregio’s en haar samenwerkingspartners zijn geleverd om te komen tot deze prestatieverbetering.

Net als de Evaluatiecommissie onderken ik dat de Wvr relatief kort van kracht is. Dit heeft onder andere tot gevolg dat aan sommige bepalingen uit de wet, bijvoorbeeld op het gebied van planvorming, slechts één maal uitvoering is gegeven en de beleidscyclus nog niet geheel doorlopen is. Daarnaast professionaliseren veiligheidsregio’s zich voortdurend. Ook bevinden zij zich in een uiterst complexe omgeving, waarin de ontwikkelingen elkaar in een hoog tempo opvolgen. Dit komt onder andere tot uitdrukking in het aantal aanpassingen dat sinds de inwerkingtreding van de wet is doorgevoerd. Het betreft aanpassingen ten behoeve van de volledige regionalisering van de brandweer, de oprichting van het Instituut Fysieke Veiligheid, de komst van de nationale politie en de inwerkingtreding van de Wet publieke gezondheid. Ook zijn diverse (externe) ontwikkelingen in gang gezet die een belangrijke bijdrage (gaan) leveren aan de verdere professionalisering en versterking van de hulpverlening, waaronder het verbeteren van de bovenregionale samenwerking tussen de veiligheidsregio’s onderling en tussen het Rijk en de veiligheidsregio’s en het functioneren van de nationale crisisstructuur. Tot slot kan in het kader van de hulpverlening en de ontwikkeling van de veiligheidsregio’s natuurlijk niet onvermeld blijven het belangrijke en separate traject om te komen tot één meldkamerorganisatie met maximaal tien locaties.

Ik onderschrijf het uitgangspunt van de Evaluatiecommissie om voort te bouwen op het bereikte resultaat en het stevige fundament dat is gelegd en om slechts veranderingen aan te brengen, die noodzakelijk zijn om structurele knelpunten weg te nemen. Een wijzing van het stelsel en daarvoor benodigde wetswijzigingen zijn daarvoor niet noodzakelijk. De veiligheidsregio’s blijven gebaseerd op het uitgangspunt van verlengd lokaal bestuur. De financiering van de veiligheidsregio’s via gemeenten enerzijds en de Brede Doeluitkering Rampenbestrijding anderzijds blijft ook ongewijzigd. Ook zie ik geen aanleiding om op dit moment wijzigingen in de schaalgrootte van de veiligheidsregio’s te initiëren.

De veiligheidsregio’s hebben de afgelopen jaren een belangrijke kwaliteitsverbetering gerealiseerd. De Staat van de rampenbestrijding van de Inspectie VenJ en het wetsevaluatierapport laten echter ook zien dat verbeteringen nog mogelijk en noodzakelijk zijn, waaronder versterking van de professionaliteit en de samenwerking tussen betrokken hulpverleningsdiensten.

De evaluatie geeft mij inzicht in de opgedane praktijkervaringen. Ik ben dan ook voornemens geconstateerde knelpunten in de lagere regelgeving aan te passen of praktisch op te lossen. Ik vind het van groot belang dat verbetervoorstellen op draagvlak van de besturen van de veiligheidsregio’s kunnen rekenen, en van de professionals in het veld. Ik treed in overleg met het Veiligheidsberaad en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten met als doel tot een gezamenlijke «Voorwaartse agenda» te komen. Dit najaar stuur ik u namens het kabinet een inhoudelijke reactie op het advies van de Evaluatiecommissie waarvan deze «Voorwaartse agenda» een belangrijk onderdeel vormt. Bij deze reactie zal ik ook het wetsevaluatierapport en de Staat van de rampenbestrijding betrekken.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven