Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 november 2012
Bij brief van 26 juni 20121 heb ik Uw Kamer op hoofdlijnen geïnformeerd over de financiële aspecten van de RUD-vorming,
vooruitlopend op het bestuurlijk overleg dat ik daarover nog zou voeren met IPO en
VNG. In vervolg op mijn brief heb ik tijdens het Algemeen Overleg Risicobeleid en
Externe Veiligheid op 27 juni 2012 (Kamerstuk 26 956, nr. 138) toegezegd uw Kamer na de zomer per brief te informeren over de resultaten van de
gesprekken met VNG en IPO. Met de voorliggende brief geef ik invulling aan deze toezegging.
Zoals ik uw Kamer in mijn brief van 26 juni 2012 reeds heb medegedeeld, zijn de financiële
aspecten van de RUD-vorming samen met de betrokken koepelorganisaties in beeld gebracht.
Vervolgens zijn deze besproken in het bestuurlijk overleg dat ik op 28 juni 2012 met
IPO en VNG heb gevoerd.
Het desbetreffende rapport waarover bestuurlijke overeenstemming bestaat, geeft aan
dat de vorming van de RUD’s gepaard gaat met transitiekosten van in totaal circa € 180 miljoen.
Deze kosten betreffen onder meer initiële kosten (zoals projectkosten en kosten van
ontwikkeling van ICT-systemen) en achterblijvende kosten zoals kosten van tijdelijke
leegstand van kantoorruimte en van het sociaal plan. Daar tegenover staan lagere exploitatiekosten
als gevolg van efficiencyvoordelen van -op termijn- ruim € 40 miljoen per jaar voor
het basistakenpakket. Bij het vaststellen van de exploitatiekosten is tevens gerekend
met de extra kosten die voortkomen uit het voldoen aan kwaliteitscriteria, een adequaat
systeem van kennismanagement en uitwisselen van toezichts- en handhavingsinformatie.
De besparingen zijn zodanig dat de transitiekosten in een periode van zes jaar en
drie maanden worden terugverdiend.
Het IPO en de VNG hebben in het bestuurlijk overleg op 28 juni 2012 aangegeven dat
een terugverdientijd van ruim zes jaar voor hen te lang is en moet worden teruggebracht
tot vijf jaar. Hiervoor is een bedrag ca. € 51 miljoen nodig.
Op 31 oktober 2012 heb ik vervolgens met IPO en VNG en de andere rijkspartijen bestuurlijk
overleg gevoerd waarbij een onderhandelaarsakkoord is bereikt over een eenmalige financiële
bijdrage van het Rijk in de transitiekosten van € 25 miljoen. Het akkoord houdt in
dat het Rijk nog in 2012 eenmalig een bedrag van € 25 miljoen stort in het Gemeentefonds
en Provinciefonds, waarbij IPO en VNG de exacte verdeling van de € 25 miljoen over
beide fondsen vaststellen. IPO en VNG hebben daarbij de kanttekening geplaatst dat
er vanaf 1 januari 2013 – de datum van invoering van de RUD’s- gedurende zes jaar
geen systeem- of beleidswijzigingen met gevolgen voor de RUD’s zouden mogen plaatsvinden.
In reactie daarop heb ik aangegeven het eveneens van belang te vinden dat het nieuwe
stelsel van Vergunningverlening, Handhaving en Toezicht de kans krijgt te consolideren.
Partijen hebben met elkaar vastgesteld dat het proces van de RUD-vorming gestaag vordert
en dat het bereikte onderhandelaarsakkoord een stevige impuls geeft om gezamenlijk
de laatste fase in dit proces tot een goed einde te brengen. Het akkoord moet nog
bestuurlijk worden geaccordeerd door de koepels.
De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J. J. Atsma