26 956 Beleidsnota Rampenbestrijding

Nr. 111 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 september 2011

Naar aanleiding van het algemene overleg op 23 maart jl. (Kamerstuk 27 801, nr. 76) heeft het lid Ouwehand (PvdD) de regering verzocht om de invoering van een systeem van tijdelijke vergunningen te onderzoeken, als instrument om naleving van vergunningen af te dwingen bij (Brzo) bedrijven. Als reactie op dit verzoek heb ik toegezegd om het instrument van de tijdelijke vergunning te laten onderzoeken «zo snel mogelijk en als het enigszins kan voor het vervolgdebat». Ten behoeve van het algemene overleg op 15 september doe ik u met deze brief het onderzoeksrapport toekomen1.

Uit de conclusies van het onderzoek blijkt dat een systeem van tijdelijke vergunningen nauwelijks een rol kan vervullen als instrument om de naleving van vergunningen te bevorderen. De onderzoekers stellen dan ook dat door invoering van tijdelijke vergunningen de geconstateerde knelpunten in (de uitvoering van) het toezicht en de handhaving niet worden weggenomen. Het systeem van tijdelijke vergunningen heeft in dit opzicht onvoldoende meerwaarde ten opzichte van het huidige regime. Om de naleving van vergunningen te bevorderen ligt een verbetering van de uitvoering van toezichts- en handhavingstaken meer voor de hand, zo stellen de onderzoekers.

De conclusies van het onderzoek worden door mij gedeeld. De mate waarin vergunningen worden nageleefd wordt niet bepaald door het tijdelijk of permanent zijn van een vergunning, maar primair door de bereidheid van bedrijven om de vergunningvoorschriften na te leven en secundair door de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan toezicht- en handhavingstaken. Aan een verbetering van de kwaliteit van toezicht en handhaving werk ik in het kader van het programma «Uitvoering met ambitie». In het bijzonder noem ik hierbij ook de «no regret « maatregelen die ik in mijn brief van 14 juli heb aangekondigd (Kamerstukken II 2010/11, 26 956, nr. 108).

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J. J. Atsma


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven