26 956 Beleidsnota Rampenbestrijding

Nr. 104 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 mei 2011

Hierbij bied ik u de beleidsreactie aan op twee rapportages van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (Inspectie OOV): «Thematisch onderzoek natuurbranden» en «Rapport brand Strabrechtse Heide». De rapportages zijn op 11 mei jl. reeds aan uw Kamer aangeboden.

Inleiding

Naar aanleiding van Kamervragen van de leden Kuiken en Heijnen (Tweede Kamer 2009–2010, 3002) over natuurbrandbestrijding op 2 augustus 2010 is de Inspectie OOV verzocht onderzoek te doen. De Kamervragen hadden betrekking op de mate waarin de brandweer is toegerust op het bestrijden van natuurbranden, of er tekorten zijn aan speciaal materieel voor natuurbrandbestrijding, of de brandweer zich zou moeten specialiseren op dit gebied en of de inzet van andere partijen, zoals Defensie of vrijwilligers, hierin een oplossing zou bieden.

De rapporten van de Inspectie OOV maken duidelijk dat het risico op een natuurbrand in Nederland met aanzienlijke impact, relevant te noemen is. Niet voor niets maakt het scenario onbeheersbare natuurbrand onderdeel uit van de Nationale Risicobeoordeling. Ook de afgelopen weken hebben we gezien wat natuurbranden aan impact kunnen hebben, zoals bijvoorbeeld in Bergen aan Zee, natuurgebied Fochteloërveen, de Utrechtse Heuvelrug en Roermond.

Thematisch onderzoek Natuurbranden

De Inspectie OOV is in haar evaluatie van oordeel dat bij de bestrijding van natuurbranden in Nederland onvoldoende wordt samengewerkt. Acht van de tien onderzochte veiligheidsregio´s zijn niet goed voorbereid op het bestrijden van een natuurbrand en er zijn grote verschillen in de wijze waarop de regio’s hun operationele slagkracht voor natuurbrandbestrijding bepalen. Uit het rapport van de Inspectie OOV blijkt ook dat het aanvragen en leveren van materieel bij natuurbranden niet afdoende geregeld is. Verder is de kennis over natuurbrandbestrijding in veel regio’s gering en wordt een natuurbrand op teveel verschillende manieren bestreden. De wijze waarop regio’s het gevaar op het optreden van natuurbranden inschatten is niet eenduidig. Ook de aandacht van regionale besturen en hulpdiensten voor het risico van natuurbranden varieert sterk per regio. Dit geldt ook voor de operationele voorbereidingen en de wijze van risicocommunicatie over natuurbranden. Daarnaast constateert de Inspectie OOV dat de samenwerking tussen openbaar bestuur enerzijds en natuurbeheerders anderzijds over het algemeen nog moeizaam verloopt.

De vraag of de brandweer in Nederland in staat is om tegelijkertijd meerdere grote natuurbranden effectief te bestrijden, kan de Inspectie OOV op basis van huidige beschikbare gegevens niet beantwoorden. De capaciteiten die nodig zijn om dergelijke natuurbranden te bestrijden hangen namelijk sterk af van de omvang van een dergelijk brand en de weers- en terreinomstandigheden en zijn daardoor niet eenduidig vooraf te bepalen.

Er is in de regio’s, zo constateert de Inspectie OOV, gezamenlijk (maar verspreid over Nederland) een omvangrijk potentieel aan specialistisch, terreinvaardig, materieel aanwezig voor het bestrijden van natuurbranden. Om te bepalen of dat «voldoende» is in relatie tot de risico’s van «onbeheersbare natuurbranden» in Nederland, is een nadere analyse nodig waarbij ook de bovenregionale en landelijke spreiding en concentratie van het materieel nader moet worden onderzocht. Het in 2010 gestart project Visie Materieel van de NVBR zal daar begin 2012 mede antwoord op moeten geven. Op basis van het scenario «Natuurbrand» in de Nationale Risicobeoordeling en de regionale risicoprofielen kan verder een «vertaling» worden gemaakt naar de voor de bestrijding van grote natuurbranden benodigde capaciteit, aldus de Inspectie OOV.

De Inspectie OOV deed onderzoek naar de organisatie van natuurbrandbestrijding in tien veiligheidsregio´s. Binnen de onderzochte regio’s maakt de Inspectie OOV een uitzondering voor de Veiligheidsregio Noord- en Oost Gelderland (VNOG) en de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden. Volgens de Inspectie OOV hebben beide veiligheidsregio’s de voorbereidingen op de natuurbrandbestrijding, zowel bestuurlijk als operationeel, goed op orde. De Inspectie OOV heeft de overtuiging dat de conclusies ook voor de niet onderzochte regio´s gelden.

De bovenstaande constateringen leiden tot de volgende concrete aanbevelingen van de Inspectie OOV:

  • 1. organiseer blijvende bestuurlijke aandacht voor natuurbranden en borg dit door de operationele prestaties voor natuurbranden op te nemen in het regionale beleidsplan;

  • 2. stimuleer en ondersteun bestaande ontwikkelingen op het gebied van natuurbrandpreventie en -bestrijding krachtig, betrek nieuwe inzichten en ontwikkelingen daarbij en initieer nieuw onderzoek;

  • 3. organiseer operationele samenwerking tussen natuurbeheerders en operationele hulpdiensten in alle schakels van de veiligheidsketen;

  • 4. ontwikkel een unité de doctrine voor natuurbrandpreventie en -beheersing;

  • 5. verbeter de preparatie op natuurbranden;

  • 6. organiseer (weer) een deugdelijke statistische registratie van natuurbranden (aantal, aard en omvang), zodat toekomstig onderzoek en beleid over een kwantitatief fundament kunnen beschikken.

Onderzoek brand Strabrechtse Heide

Dit onderzoek is uitgevoerd op verzoek van de Veiligheidsregio Brabant Zuidoost. De regio heeft het rapport eind april 2011 aangeboden aan betrokkenen. De Inspectie OOV stelt vast dat de brandweer, samen met honderden militairen en met medewerkers van andere organisaties, de brand op de Strabrechtse Heide met enorme inzet en met grote betrokkenheid heeft bestreden. Deze hulpverleners hebben over het algemeen uitstekend met elkaar samengewerkt. Tegelijkertijd constateert de Inspectie dat wat betreft de feitelijke brandbestrijding op diverse punten verbetering mogelijk is. Het gaat daarbij om verschillende schakels van de veiligheidsketen: proactie, preventie, preparatie en repressie. Nader thematisch onderzoek naar het fenomeen natuurbranden moet meer inzicht geven in wat nodig is om grote natuurbranden op een effectieve manier te bestrijden.

De Inspectie OOV is van oordeel dat de Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost wat betreft de organisatie van de kritische processen op zichzelf voldoende is voorbereid op een grootschalig incident, maar zij constateert tevens dat de regio in de uitvoering van deze processen een aantal verbeteringen moet realiseren. De veiligheidsregio heeft de verbeterpunten die het functioneren bij grootschalige incidenten moet verbeteren, in gang gezet.

Reactie op de bevindingen

De uitkomsten van het onderzoek van de Inspectie OOV vind ik zorgelijk.

De conclusies van het rapport kunnen dan ook niet zonder voortvarende actie blijven. Ik onderschrijf dus ook de aanbevelingen van de Inspectie OOV.

In 2011 worden de volgende acties ondernomen:

  • Door VenJ is een Landelijk Kwartiermaker Interbestuurlijke Samenwerking Natuurbranden aangesteld. Deze is ondergebracht bij de Veiligheidsregio Noord- en Oost–Gelderland. De landelijke kwartiermaker heeft de opdracht om alle betrokken partners samen te brengen in een interbestuurlijk, multidisciplinair samenwerkingsverband bestrijding natuurbranden. Nauw zal worden samengewerkt met het LOCC, de medeoverheden, de NVBR en het NIFV, maar ook met de andere publieke en private veiligheidspartners. Het Veiligheidsberaad stemt regelmatig af met de kwartiermaker en neemt deel aan de Landelijke Kerngroep Natuurbranden. Op rijksniveau wordt samengewerkt met de ministeries van EL&I en IenM. Dit aangezien het veiligheidsbeleid betreffende natuurbranden ook in belangrijke mate het natuurbeleid en de ruimtelijke ordening aangaat;

  • Waar het aanvragen en leveren van bijstand bij natuurbrandbestrijding nog niet optimaal verloopt, zal ik het Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum (LOCC) opdracht geven om op korte termijn de bijstandsprocedure te bezien, met uiteraard ook aandacht voor de (verdere) bijstand-mogelijkheden van Defensie;

  • Samen met de landelijk kwartiermaker wordt de multidisciplinaire samenwerking tussen de betrokken publieke, semi-publieke en private partijen verder bevorderd. Hiermee wordt de weg vrij gemaakt voor bestuurlijke agendering van het onderwerp op interregionaal, interprovinciaal en interdepartementaal niveau. Begin 2012 zal het multidisciplinaire samenwerkingsverband effectief moeten kunnen functioneren;

  • De bestuurlijke en operationele samenwerking wordt verder geïntensiveerd. Binnen alle veiligheidsregio’s wordt de bestuurlijke bewustwording en aandacht voor dit dossier verder vergroot op basis van het regionaal risicoprofiel. Een «unité de doctrine» voor natuurbrandpreventie en natuurbrandbestrijding vormt daarbij het uitgangspunt;

  • Er wordt een interregionale capaciteitenanalyse uitgevoerd rond het thema natuurbrand. Met behulp van deze analyse dient transparant te worden of en hoe kwalitatief en kwantitatief dient te worden geïnvesteerd;

  • Een deugdelijke eenduidige landelijke registratie van het aantal natuurbranden met bijbehorende impactanalyse zal plaatsvinden, waarmee ook een basis wordt gelegd voor onderzoek en beleid;

  • Het landelijk waarschuwingssysteem voor natuurbrandgevaar (de natuurbrand-thermometer) wordt geïmplementeerd en eenduidig toegepast;

  • Een Nederlands model naar Natuurbrandverspreiding wordt ontwikkeld door het NIFV. Dit model zal geschikt worden gemaakt voor gebruik in de meldkamer. Voorts zal het NIFV worden verzocht de landelijke les- en leerstof m.b.t. natuurbranden aan te passen op basis van de recente ontwikkelingen en praktijkervaringen en zal in samenwerking tussen het NIFV en Infopunt Veiligheid een landelijk Informatieknooppunt Natuurbranden worden opgezet;

  • Benadrukt blijft de bijzondere en belangrijke rol die Defensie speelt op het dossier natuurbranden. De inzet van defensie, waaronder van de blushelicopters, is daarbij onmisbaar;

  • Recent is door de politie en brandweer van Noord- en Oost-Gelderland voor het eerst in Nederland een cursus «natuurbrandincidentonderzoek» georganiseerd, waarbij door buitenlandse experts is getraind in het doen van onderzoek naar de oorzaak en verspreiding van natuurbranden, inclusief de benodigde aandacht voor dadervinding. Deze belangrijke ontwikkeling verdient landelijk navolging. Borging van deze ontwikkeling in opleidingen van de Brandweeracademie en de Politieacademie zal worden onderzocht;

  • Het vanuit een gebiedsgerichte aanpak transparant maken van de verantwoordelijkheidsverdeling in het kader van natuurbrandpreventie tussen de bestuurslagen en de betrokken publieke en private partners. Op het gebied van natuurbrandpreventie zie ik hierbij een belangrijke rol weggelegd voor het IPO en de provincies gezien hun verantwoordelijkheid ten aanzien van ruimtelijke ordening, natuur en landelijk gebied, recreatie en economie;

  • Waar nodig zal ik bij het Veiligheidsberaad, het lokaal en regionaal gezag en het bestuur van de NVBR de aanbevelingen van de inspectie OOV nogmaals onder de aandacht brengen en de besturen van de veiligheidsregio´s met een substantieel risico op natuurbranden wijzen op het belang om de operationele prestaties voor natuurbranden in het regionale beleidsplan te verankeren. Dit geldt tevens voor de noodzaak tot het oefenen van natuursbrandscenario’s;

  • De uitkomsten van een in het najaar te houden bestuurlijke conferentie, georganiseerd door het landelijke project Interbestuurlijke samenwerking natuurbranden, waar ook het Veiligheidsberaad een bijdrage zal leveren, zullen worden betrokken bij de geplande verbeterslagen.

Tot slot ben ik positief over de vorderingen in het samenwerkingsgebied Gelderland. De veiligheidsregio’s en gemeenten in Gelderland en de provincie zelf tonen aan dat binnen de bestaande kaders veel winst te behalen is door de samenwerking op het gebied van natuurbranden op de Veluwe te organiseren tussen brandweer, terreinbeherende organisaties, recreatiebranche, Defensie en vitale partners op onderwerpen zoals natuurbrandpreventie, zelfredzaamheid, grootschalig oefenen en grootschalige evacuatie. Het Gelderse voorbeeld verdient navolging van andere provincies en veiligheidsregio´s met natuurbrandrisico’s. De provincie Gelderland is voornemens, om gezien haar verantwoordelijkheid ten aanzien van natuurbeheer, recreatiebeleid en infrastructuur, in 2011 als voorbeeldgebied in Nederland te starten met een programmatische aanpak van natuurbrandpreventie, in samenwerking met de Gelderse veiligheidsregio’s. Ik ondersteun dit initiatief van harte en zal het Veiligheidsberaad, IPO en VNG om medewerking vragen bij het verder landelijk implementeren van deze programmatische multidisciplinaire aanpak.

Een adequate brandbestrijding in Nederland is van groot belang. Daarom zal ik samen met alle veiligheidspartners met voortvarendheid de bovenstaande concrete maatregelen nemen. Ik ben ervan overtuigd dat met deze maatregelen een goede invulling wordt gegeven aan de noodzakelijke verbetering van de natuurbrandbestrijding in Nederland.

Begin 2012 zal ik u op de hoogte stellen van de voortgang van de ingezette verbeteractie.

De minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

Naar boven