26 948
Wijziging van de In- en uitvoerwet en de Wet wapens en munitie (wederuitvoer van strategische goederen)

B
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 7 september 1999 en het nader rapport d.d. 7 december 1999, aangeboden aan de Koningin door de staatssecretaris van Economische Zaken. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 15 juli 1999, no.99.003465, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de In- en uitvoerwet en de Wet wapens en munitie (wederuitvoer van strategische goederen).

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 15 juli 1999, nr. 99.003465, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij en in afschrift aan de Minister van Justitie te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 7 september 1999, nr. W10.99 0359/II, bied ik U hierbij aan.

1. Met de voorgestelde wijziging wordt beoogd de doorvoer van strategische goederen in de toekomst beter te kunnen controleren. In de memorie van toelichting wordt in de derde alinea onder punt 1 (Inleiding), richtlijn nr.91/477/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 juni 1991, inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (PbEG L 256) (hierna: de richtlijn) genoemd. De laatste alinea onder punt 1 noemt een in EG-verband geldend regime voor goederen voor tweeërlei gebruik. In de eerste alinea onder punt 3 (De algemene vergunningplicht) wordt eveneens verwezen naar de EG-regeling inzake doorvoer van goederen voor tweeërlei gebruik (PbEG 1994, L 367/1).

a. Ten aanzien van het regime voor goederen voor tweeërlei gebruik kan worden opgemerkt dat niet geheel duidelijk is op welk regime noch op welke regeling wordt gedoeld aangezien het publicatieblad waar in dit verband naar wordt verwezen zowel een verordening als een besluit bevat. Het gaat om Verordening (EEG) nr.3381/94 tot instelling van een communautaire regeling voor exportcontrole op goederen voor tweeërlei gebruik en een Besluit van de Raad van 19 december 1994 betreffende het gemeenschappelijk optreden ten aanzien van de controle op de uitvoer uit de Gemeenschap van goederen voor tweeërlei gebruik.1 Het lijkt daarom raadzaam aan te geven of op beide of op een van deze regelingen wordt gedoeld en de regeling(en) in kwestie precies aan te duiden.

b. De memorie van toelichting verwijst, zoals gezegd, naar de richtlijn en de EG-regeling op het gebied van de doorvoer van goederen voor tweeërlei gebruik, maar geeft niet aan hoe deze instrumenten thans voorzien in een regeling op het vlak van de controle op de doorvoer van strategische goederen. Om de regelingen en hun onderlinge verhouding zo duidelijk mogelijk te maken adviseert de Raad van State in de memorie van toelichting hier kort aandacht aan te besteden.

1. De memorie van toelichting is overeenkomstig het advies verduidelijkt op beide door de Raad van State genoemde punten.

2. In verband met het voorgaande merkt de Raad op dat het de overzichtelijkheid van de regeling zeer ten goede zou komen wanneer in de toelichting een duidelijke weergave van het huidige vergunningstelsel met betrekking tot de doorvoer van strategische goederen zou worden opgenomen. De memorie van toelichting zou verder aan duidelijkheid winnen wanneer daarin uiteen wordt gezet wat het toekomstige systeem zal inhouden. Zodoende ontstaat een overzicht van wat geregeld gaat worden, waarom het geregeld wordt en wat de gevolgen daarvan zijn. Het college adviseert de memorie van toelichting indachtig de voorgaande opmerkingen nogmaals te bezien.

2. De opbouw en inhoud van de memorie van toelichting zijn zodanig herzien dat duidelijker wordt aangegeven hoe de huidige situatie is en hoe het voorgenomen nieuwe systeem er uit zal zien.

3. In de laatste alinea onder punt 4 (De ad hoc-vergunningplicht) van de memorie van toelichting wordt gesteld dat er geen ongerichte controle op algemene doorvoer zal plaatsvinden op basis van het wetsvoorstel. In de eerste alinea onder punt 6 (Bedrijfseffecten, handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid), staat dat er wel controle zal plaatsvinden op basis van concrete vermoedens of steekproefsgewijs. De Raad beveelt aan in de memorie van toelichting het verschil tussen de begrippen «ongerichte controle» en «steekproefsgewijs controleren» uiteen te zetten omdat anders mogelijk verwarring optreedt.

3. De desbetreffende passage van de memorie van toelichting is overeenkomstig het advies van de Raad van State herzien.

4. In de memorie van toelichting wordt verwezen naar het WTO-verband en speciaal naar artikel V van de General Agreement on Tariffs and Trade (GATT).1 Aangezien de GATT sinds 1995 is opgegaan in de WTO-overeenkomst adviseert het college de toelichting zodanig te formuleren dat dit blijkt.

4. De formulering van de memorie van toelichting is overeenkomstig het advies aangepast.

5. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

5. De redactionele kanttekening bij het advies is verwerkt.

6. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om in artikel I van het voorstel van wet de tekst van onderdeel b van het nieuwe vierde lid van artikel 2a van de In- en uitvoerwet zodanig aan te passen, dat beter wordt aangesloten bij de bedoeling ervan.

7. Ten slotte is van de gelegenheid gebruik gemaakt om nog enkele andere redactionele verbeteringen aan te brengen in het voorstel van wet en de memorie van toelichting.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

G. Ybema

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 7 september 1999, no. W10.99.0359/II, met een redactionele kanttekening die de Raad in overweging geeft.

– Het verdient aanbeveling om consequent te zijn in de begripshantering, waarbij zoveel mogelijk moet worden aangesloten bij het wetsvoorstel. Voorbeelden hiervan zijn de omschrijvingen «wederuitvoer van strategische goederen» naast «doorvoer van militaire goederen» en «doorvoer van militaire aard». Hetzelfde geldt voor «doorvoer van goederen voor tweeërlei gebruik» en «dual-use».


XNoot
1

Respectievelijk de Verordening van de Raad van 19 december 1994 (PbEG L 367/1) en het Besluit van de Raad van 19 december 1994 betreffende het gemeenschappelijk optreden, zoals door de Raad vastgesteld op grond van artikel J.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, ten aanzien van de controle op de uitvoer uit de Gemeenschap van goederen voor tweeërlei gebruik (PbEG L 3676/8).

XNoot
1

Memorie van toelichting, onder 3 (De algemene vergunningplicht), tweede alinea.

Naar boven