26 948
Wijziging van de In- en uitvoerwet en de Wet wapens en munitie (wederuitvoer van strategische goederen)

nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 8 juni 2000

Het voorstel van wet wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel I komt te luiden:

ARTIKEL I

De In- en uitvoerwet wordt gewijzigd als volgt:

1. Artikel 2a wordt gewijzigd als volgt:

a. In onderdeel b van het eerste lid vervalt: , nadat zij onder de douaneregeling actieve veredeling dan wel tijdelijke invoer zijn geplaatst,.

b. Na het vierde lid wordt, onder vernummering van het bestaande vijfde tot en met zevende lid tot zesde tot en met achtste lid, een nieuw lid ingevoegd, luidende:

5. Met betrekking tot goederen:

a. ten aanzien van welker uitvoer in een invoer- of uitvoerbesluit regelen worden gesteld,

b. die behoren tot een in dat besluit aangegeven categorie van strategische goederen en

c. waarvoor op grond van het bij of krachtens dit artikel bepaalde geen verbod op de wederuitvoer zonder vergunning van Onze Minister van Economische Zaken geldt,

kan Onze voornoemde Minister, indien het belang van de internationale rechtsorde of een daarop betrekking hebbende internationale afspraak of van de uitwendige veiligheid van het land dat vereist, bij beschikking bepalen dat het doen uitgaan van die goederen uit Nederland zonder vergunning is verboden.

c. In het nieuwe zevende en achtste lid wordt «vijfde lid» telkens vervangen door: zesde lid.

2. In artikel 13, tweede lid, wordt «artikel 2a, vijfde lid» vervangen door: artikel 2a, vijfde en zesde lid.

B

Artikel III komt te luiden:

ARTIKEL III

In artikel 1, onderdeel 1°, van de Wet op de economische delicten worden in de zinsnede met betrekking tot de In- en uitvoerwet «2a, eerste en derde lid,» vervangen door «2a, eerste, derde en vijfde lid,» en «artikel 2a, vijfde, zesde en zevende lid,» vervangen door «artikel 2a, zesde, zevende en achtste lid,».

Toelichting

In de In- en uitvoerwet, en daarom ook in het voorliggende wetsvoorstel, wordt in het algemeen aangesloten bij de communautaire douaneterminologie. Daarom hanteert het wetsvoorstel het begrip wederuitvoer. Dat begrip betreft de «doorvoer» van niet-communautaire goederen naar landen buiten de EU. Bij nader inzien is de beperking tot deze goederen en tot deze bestemmingen bij de mogelijkheid van een ad hoc-vergunningplicht voor (militair) strategische goederen minder wenselijk en uit een EG-oogpunt ook niet nodig. Het is de bedoeling een nationaal bepaalde mogelijkheid te creëren tot het ad hoc opleggen van een vergunningplicht, ongeacht of het gaat om vervoer waarbij een andere EU-lidstaat is betrokken of om vervoer tussen niet-lidstaten en ongeacht de vraag of het communautaire of niet-communautaire goederen betreft die via Nederland op weg zijn. Dit laatste, terwijl de communautaire voorschriften doorgaans juist wortelen in het onderscheid tussen communautaire en niet-communautaire goederen.

Om duidelijk te maken dat (militair) strategische goederen die via Nederland op weg zijn in alle gevallen onder de ad hoc-vergunningplicht kunnen komen te vallen, wordt thans voorgesteld in het nieuwe artikel 2a, vijfde lid, onder c, het communautaire begrippenapparaat voor dit geval te verlaten. De term «wederuitvoer», die communautaire connotaties heeft, wordt daartoe vervangen door de term «doen uitgaan uit Nederland». Hieronder kan elk transport via Nederland vallen.

Naast deze materiële wijziging zijn de artikelen I en III aangepast in verband met de inwerkingtreding van de wet van 13 april 2000 tot wijziging van de Sanctiewet 1977 en van de In- en uitvoerwet tot vereenvoudiging van de implementatie van internationale verplichtingen (Stb. 196). Dit heeft geen materiële gevolgen; het betreft uitsluitend aanpassing van verwijzingen.

Voorts zijn twee omissies hersteld. Hierbij gaat het om de artikelen 2a, achtste lid (nieuw), en 13, tweede lid, van de In- en uitvoerwet. Ook hiermee worden geen materiële wijzigingen beoogd.

De in artikel III, onder 2, van het wetsvoorstel neergelegde wijziging van de Wet op de economische delicten is bij nader inzien niet nodig, omdat overtreding van artikel 2a, achtste lid (was zevende lid), reeds strafbaar is gesteld in artikel 1, onder 1°, van de Wet op de economische delicten.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

G. Ybema

Naar boven