Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | 26941 nr. 6 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | 26941 nr. 6 |
Ontvangen 24 maart 2000
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd.
De in Artikel II opgenomen bepalingen tot wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 worden als volgt gewijzigd:
A. Onder verlettering van onderdeel A tot onderdeel Ab, wordt vóór het aldus verletterde onderdeel Ab ingevoegd:
Aa. Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «voor de uitoefening van zijn bedrijf of beroep» vervangen door : voor de uitoefening van zijn bedrijf, beroep of andere bezigheid.
2. Aan het derde lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, toegevoegd:
c. het verrichten of doen verrichten van werkzaamheden die gericht zijn op het in Nederland laten beoefenen van sport tegen beloning.
B. In de in onderdeel C, opgenomen onderdelen van artikel 11 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. In het eerste lid, onderdeel x, wordt het onderdeel onder 1° vervangen door:
1°. op vakantieverlof en compensatieverlof, voorzover deze aanspraken aan het einde van het kalenderjaar in totaal niet meer bedragen dan de arbeidsduur per week gerekend over een periode van vijftig weken;
2. In het eerste lid, onderdeel x, wordt het onderdeel onder 3° vervangen door:
3°. op verlof tijdens rust- en feestdagen.
3. In het twaalfde lid, onderdeel b, wordt de zinsnede «de totale aanspraken een periode van extra verlof van een jaar niet te boven gaan;» vervangen door: voorzover de totale aanspraken aan het einde van het kalenderjaar door de in het kalenderjaar gespaarde aanspraken een periode van extra verlof van een jaar niet te boven gaan;.
4. Het vijftiende lid wordt vervangen door:
15. Voorzover de aanspraken op vakantieverlof en compensatieverlof en de aanspraken ingevolge een regeling voor verlofsparen aan het einde van het kalenderjaar in totaal de in het eerste lid, onderdeel x, onder 1°, en de in het twaalfde lid, onderdeel b, opgenomen begrenzingen overschrijden, wordt het meerdere geacht te zijn genoten bij het einde van het kalenderjaar of het einde van de dienstbetrekking zo deze in de loop van het kalenderjaar eindigt.
C. Het in onderdeel H opgenomen artikel 35 wordt vervangen door:
1. Met betrekking tot op 31 december 2000 bestaande rechten op vakantieverlof en compensatieverlof is artikel 10, derde lid en artikel 11, eerste lid, onderdeel x, onder 1°, niet van toepassing.
2. Met betrekking tot op 31 mei 2000 reeds overeengekomen regelingen voor verlofsparen zijn tot 1 januari 2006 de regels die daarvoor golden op 31 mei 2000 van kracht.
Artikel IV wordt vervangen door:
De Coördinatiewet Sociale Verzekering wordt als volgt gewijzigd:
A. Aan artikel 4 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Onder aanspraken worden mede verstaan rechten op geheel of gedeeltelijk betaald verlof.
B. Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel bb door een puntkomma, wordt aan het eerste lid een onderdeel toegevoegd, luidende:
cc. aanspraken:
1°. op vakantieverlof en compensatieverlof, voorzover deze aanspraken aan het einde van het kalenderjaar in totaal niet meer bedragen dan de arbeidsduur per week gerekend over een periode van vijftig weken;
2°. op bij ministeriële regeling aan te wijzen geclausuleerd verlof;
3°. op verlof tijdens rust- en feestdagen.
2. Onder vernummering van het twaalfde lid tot dertiende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
12. Voorzover de aanspraken op vakantieverlof en compensatieverlof aan het einde van het kalenderjaar in totaal de in het eerste lid, onderdeel cc, onder 1°, opgenomen begrenzing overschrijden, wordt het meerdere geacht te zijn genoten bij het einde van het kalenderjaar of het einde van de dienstbetrekking zo deze in de loop van het kalenderjaar eindigt.
3. In het tot dertiende lid vernummerde lid wordt de tweede zin vervangen door: De bedragen, genoemd in de derde kolom van de in het elfde lid opgenomen tabel, worden bij het begin van het kalenderjaar van rechtswege vervangen door de overeenkomstige bedragen die bij het begin van het jaar krachtens artikel 11, zestiende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden vastgesteld ter vervanging van de bedragen, opgenomen in de derde kolom van de in het elfde lid van dat artikel opgenomen tabel.
C. Na artikel 18e wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Met betrekking tot op 31 december 2000 bestaande rechten op vakantieverlof en compensatieverlof zijn artikel 4, derde lid, en artikel 6, eerste lid, onderdeel cc, onder 1°, niet van toepassing.
Na artikel IV wordt ingevoegd:
De Invorderingswet1990 wordt als volgt gewijzigd:
A. In artikel 37 wordt, onder vernummering van het tweede lid tot derde lid, een lid ingevoegd, luidende:
2. Hoofdelijk aansprakelijk voor de loonbelasting met betrekking tot het loon van degene die niet in Nederland woont en ingevolge een overeenkomst van korte duur in Nederland als beroep een tak van sport beoefent, is de persoon die of het lichaam dat die sportbeoefening in Nederland organiseert, mede organiseert of doet organiseren.
B. In artikel 50, eerste lid, wordt «artikel 36 of artikel 42» vervangen door: artikel 36, artikel 37 of artikel 42.
Artikel V wordt vervangen door:
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 juni 2000.
A. (artikel 6, derde lid, onderdeel c, Wet op de loonbelasting 1964)
Het nieuwe onderdeel Aa van artikel II voorziet in een wijziging van artikel 6 van de Wet op de loonbelasting 1964. De voorgestelde wijziging heeft ten doel in voorkomend geval ook een buitenlandse organisatie met wie de sportbeoefening is overeengekomen als inhoudingsplichtige aan te merken. Zonder deze regeling zou er in het algemeen alleen sprake van heffing van loonbelasting voor sporters kunnen zijn als een in Nederland gevestigde organisatie inhoudingsplichtige is.
Onderdeel Aa, onder 1, verruimt de omschrijving van een vaste inrichting voor de uitoefening van zijn bedrijf of beroep tot een vaste inrichting voor de uitoefening van zijn bedrijf, beroep of andere bezigheid. De nieuwe omschrijving voorziet erin dat buiten twijfel wordt gesteld dat ook een sportorganisatie waarvan je niet zou kunnen zeggen dat die een bedrijf of beroep uitoefent, onder de regeling valt.
Onderdeel Aa, onder 2, bewerkstelligt via de fictie van een vaste inrichting dat ook buitenlandse sportorganisaties als inhoudingsplichtige kunnen worden aangemerkt. De term «doen verrichten» slaat daarbij op de situatie waarbij bijvoorbeeld via een licentie de werkzaamheden door een ander worden uitgevoerd. Om de buitenlandse inhoudingsplicht niet illusoir te doen zijn, wordt tevens voorgesteld de Nederlandse organisator hoofdelijk aansprakelijk te stellen. Hiervoor verwijzen wij naar de toelichting bij Artikel IVA.
B. (artikelen 11 en 35 Wet op de loonbelasting 1964)
De in deze nota van wijziging in artikel 11 van de Wet op de loonbelasting 1964 voorgestelde wijzigingen strekken ertoe de in de nota naar aanleiding van het verslag opgenomen nadere voorstellen ter verhoging van de flexibiliteit van het onderhavige wetsvoorstel in de Wet op de loonbelasting 1964 vast te leggen. Deze nadere voorstellen zijn toegelicht in hoofdstuk 3 van genoemde nota naar aanleiding van het verslag. Wij menen voor wat betreft de toelichting op deze nadere voorstellen met een verwijzing naar de aldaar opgenomen toelichting te kunnen volstaan.
A, B en C (artikelen 4, 6 en 18f van de Coördinatiewet Sociale Verzekering)
In artikel IV van het onderhavige wetsvoorstel is de aanpassing van de Coördinatiewet Sociale Verzekering opgenomen aan de wijziging van de artikelen 10 en 11 van de Wet op de loonbelasting 1964. In het, in onderdeel III opgenomen, aangepaste artikel IV wordt de in deze nota van wijziging voorgestelde wijziging van artikel 11, eerste en vijftiende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 overgenomen in artikel 6 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering. Voorts wordt, in de vorm van een nieuw artikel 18f, een overgangsbepaling opgenomen in de Coördinatiewet Sociale Verzekering, die qua strekking overeenkomt met het voorgestelde artikel 35, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964
A. (artikel 37, tweede lid, en artikel 50 Invorderingswet 1990)
De wijziging van artikel 37 van de Invorderingswet 1990 wordt voorgesteld met het oog op de invordering van loonbelasting en vormt een aanvulling op de introductie van een fictieve dienstbetrekking voor beroepssporters, zowel voor hen die in Nederland wonen als voor hen die welke in het buitenland woonachtig zijn en hier deelnemen aan sportmanifestaties, een en ander als beschreven in paragraaf 1.4. van de memorie van toelichting. Het verblijf van beroepssporters hier te lande is doorgaans zeer kortstondig. Het is praktisch onmogelijk binnen die korte verblijfsduur tot een adequate heffing en invordering van de met betrekking tot de sportbeoefening alhier verschuldigde belasting te komen. Gezien die vluchtige aanwezigheid in ons land biedt in het algemeen noch de invoering van een fictieve vaste inrichting met betrekking tot de incidentele activiteiten van buitenlandse sporters in ons land in artikel 6 van de Wet op de loonbelasting 1964, noch een aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 33 of 37 Invorderingswet 1990, een praktische hanteerbare grondslag ter verzekering van zowel de heffing als de invordering van de door de buitenlandse sportbeoefenaren binnen Nederland verschuldigd wordende loonbelasting. Gezien voorts het vooralsnog beperkte aantal gevallen waarin invorderingsbijstand kan worden ingeroepen van de belastingautoriteiten in de landen waar de buitenlandse sportbeoefenaren woonachtig zijn, alsmede de aan het inroepen van invorderingsbijstand verbonden uitvoeringslasten, dient binnen de Nederlandse verhoudingen een aanknopingspunt te worden gevonden om tot een redelijke mate van bescherming van het Nederlandse heffingsrecht, de mogelijkheid tot daadwerkelijke invordering daaronder begrepen, inzake sportbeoefening tegen beloning door buitenlanders te komen. Er is in feite geen andere mogelijkheid dan het tot stand brengen van een zuivere risicoaansprakelijkheid voor de voldoening van de loonbelasting in kwestie ten laste van de persoon die of het lichaam dat alhier een sportmanifestatie organiseert waarvoor buitenlandse beroepssporters zijn uitgenodigd of toegelaten. Ook de medeorganisator van een Nederlandse sportmanifestatie of degene die bijvoorbeeld onder auspiciën van een overkoepelende internationale organisatie doet organiseren, kan aansprakelijk worden gesteld. Die aansprakelijkheid is vooral preventief bedoeld. Dit om de organisatoren van vorenbedoelde sportmanifestaties er in de eerste plaats toe te brengen betrokken buitenlandse sportbonden, -clubs en -managers te wijzen op de belastingplicht en de inhoudingsplicht voor de loonbelasting en die organisatoren, praktisch gezien, te dwingen tot het nemen van maatregelen ter nakoming van die fiscale verplichtingen. Deze maatregelen kunnen bijvoorbeeld bestaan uit het uitdrukkelijk overeenkomen dat een gedeelte van de start- en/of prijzengelden en dergelijke, wordt achtergehouden en na ontvangst van een kopie van de aangifte namens de inhoudingsplichtige bij de belastingdienst wordt afgedragen. Een andere mogelijkheid is het stellen van zekerheid, bijvoorbeeld in de vorm van het deponeren van een waarborgsom bij een notaris of de afgifte van een bankgarantie.
B. (artikel 50 Invorderingswet 1990)
De wijziging van artikel 50, eerste lid, Invorderingswet, heeft tot gevolg dat voortaan degene die op grond van artikel 37 Invorderingswet aansprakelijk wordt gesteld, de mogelijkheid van bezwaar en beroep terzake heeft ter zake van de naheffingsaanslag loonbelasting die aan de aansprakelijkstelling ten grondslag wordt gelegd (de aansprakelijkheid als zodanig en het niet rekening houden met aansprakelijkheid beperkende factoren kan reeds worden betwist op grond van artikel 49 Invorderingswet).
Met de wijziging van dit artikel wordt beoogd het tijdstip van de inwerkingtreding van de wet van 2 december 1999, houdende wijziging van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen (maatregelen aangaande het loon 2000) aan te passen. Het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet wordt 1 juni 2000.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26941-6.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.