26 940
Opneming in de Advocatenwet van enkele bepalingen over het onderzoek naar de toestand van de praktijk van een advocaat en wijziging van een aantal artikelen van deze wet

nr. 7
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 21 november 2000

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Na onderdeel E wordt een onderdeel Ea ingevoegd, luidende:

Ea

De eerste volzin van het eerste lid van artikel 28 komt als volgt te luiden: Het college van afgevaardigden stelt verordeningen vast in het belang van de goede uitoefening van de praktijk.

Toelichting

Ter uitvoering van het project Marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit (MDW) heeft de werkgroep domeinmonopolie advocatuur onder voorzitterschap van prof. Mr. M.J. Cohen onderzocht in hoeverre het mogelijk en zinvol is om de mededinging tussen aanbieders van rechtsbijstand te bevorderen. De bestudering van de daarmee samenhangende problematiek door de werkgroep viel uiteen in drie delen. Eén van die delen betrof de verordenende bevoegdheid van de NOVA. De werkgroep heeft met betrekking tot dit punt aanbevolen de Advocatenwet te herzien, opdat reikwijdte van de verordenende bevoegdheid nadrukkelijker wordt afgebakend en gelimiteerd. Het kabinet heeft de analyses en de aanbevelingen van de werkgroep onderschreven (kamerstukken II 1994/95, 24 525, nr. 1).

De reikwijdte van de aanbeveling van de werkgroep op het punt van taken en bevoegdheden is niet beperkt tot de Nederlandse orde van advocaten als publiekrechtelijk lichaam als bedoeld in artikel 134 van de Grondwet. Ze strekt zich uit tot alle publiekrechtelijke beroepsorganisaties waaraan verordenende bevoegdheden zijn toegekend. De aanbeveling van de werkgroep is inmiddels geïmplementeerd in de nieuwe Notariswet, in het nader gewijzigd wetsvoorstel voor een nieuwe Gerechtsdeurwaarderswet dat voor behandeling bij de Eerste Kamer ligt en in het wetsvoorstel tot wijziging van de Rijksoctrooiwet dat bij de Tweede Kamer is ingediend. In genoemde wet en beide wetsvoorstellen zijn de bevoegdheden van de publiekrechtelijke beroepsorganisaties tot het vaststellen van verordeningen beperkt tot onderwerpen waarvan de wet regeling of nadere regeling bij verordening voorschrijft.

Met de voorgestelde wijziging van artikel 28 van de Advocatenwet wordt de aanbeveling van de werkgroep op het punt van verordenende bevoegdheden van de Nederlandse orde van advocaten geïmplementeerd in de Advocatenwet. In de tussenliggende tijd is al ten dele uitvoering gegeven aan de doelstellingen van de MDW operatie. De Nederlandse orde van advocaten heeft per 31 december 1999 de Verordening op het weduwen-, weduwnaars- en wezenpensioen ingetrokken. Met de voorgestelde tekst is geen inhoudelijke wijziging van artikel 28 beoogd. De tekst geeft wel duidelijker aan dat het College van Afgevaardigden verordeningen vaststelt in het belang van de goede uitoefening van de praktijk. Er wordt voorgesteld op dit punt een gebiedende bevoegdheid op te nemen. Een gebiedende bevoegdheid is al eerder in de Advocatenwet opgenomen, namelijk in de tweede volzin van artikel 28, eerste lid en in de artikelen 9b, zesde lid en 9c, tweede lid. Met de voorgestelde wijziging wordt niet alleen recht gedaan aan de praktijk, maar ook gewaarborgd dat in het belang van de goede uitoefening van de praktijk verordeningen worden vastgesteld.

Anders dan in de Notariswet en in de wetvoorstellen met betrekking tot de gerechtsdeurwaarders en octrooigemachtigden, waar de wetgever zelf limitatief de onderwerpen heeft opgesomd waarvoor verordeningen dienen te worden vastgesteld, is hier gekozen voor een open norm. Het College van Afgevaardigden kan zelf beoordelen welke concrete verordeningen moeten worden vastgesteld in het belang van de goede uitoefening van de praktijk. De vrijheid van het College is echter niet onbeperkt. Bij de uitoefening van zijn bevoegdheid zal het College steeds het algemeen belang als referentiekader dienen te nemen. Bovendien mogen verordeningen niet verder gaan dan strikt noodzakelijk is om het gewenste doel te bereiken en mogen zij de marktwerking niet onnodig beperken. Bij de toetsing van verordeningen aan de wet en het algemeen belang zal hier nadrukkelijk aandacht aan worden besteed. Hoewel de voorgestelde aanpassing van de Advocatenwet op het punt van verordenende bevoegdheden niet gelijk is aan de wettelijke regelingen bij de notarissen, gerechtsdeurwaarders en octrooigemachtigden, zal de voorgestelde aanpassing via de weg van checks and balances in de praktijk materieel op hetzelfde neerkomen.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven