26 900
Defensienota 2000

nr. 33
BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 13 november 2000

In mijn brief van 21 september jl. heb ik u ingelicht over de voorlopige Nederlandse bijdrage aan de Headline Goal (HLG) van de Europese Unie (EU) (26 900, nr. 31). Met het oog op de Capabilities Commitment Conference van 20 en 21 november a.s. informeer ik u thans, mede namens de minister van Buitenlandse Zaken, over de Nederlandse bijdrage aan de HLG. Deze omvat een aanvullende bijdrage, die specifiek is gericht op de Europese militaire tekortkomingen.

Capabilities Commitment Conference

De voorbereiding van de Capabilities Commitment Conference is vrijwel afgerond. De komende dagen maken de EU-lidstaten hun bijdragen aan de HLG in de Headline Goal Task Force (HTF) bekend, waarna de Helsinki Force Catalogue kan worden voltooid. Op basis van deze lijst met nationale bijdragen en van de inmiddels vastgestelde Helsinki Headline Goal Catalogue kan tevens de Helsinki Force Catalogue Analysis worden afgerond. Hierin wordt, op basis van de beschikbare en ontbrekende Europese militaire capaciteiten, het vermogen van de EU geanalyseerd om crisisbeheersingstaken uit te voeren. Ook worden de ontbrekende en ontoereikende capaciteiten vastgesteld. De committering van de EU-lidstaten aan het wegwerken van de Europese militaire tekortkomingen krijgt gestalte in een lijst met projecten. De ministers van Defensie en Buitenlandse Zaken van de EU zullen bovenstaande documenten tijdens de Capabilities Commitment Conference bespreken en, na goedkeuring, voorleggen aan de Europese Raad in Nice. Hiermee wordt een belangrijke stap gezet op weg naar de verwezenlijking van de in Helsinki overeengekomen Headline Goal om in 2003, op basis van vrijwilligheid, een troepenmacht van 50 000 tot 60 000 militairen binnen zestig dagen te kunnen ontplooien en gedurende tenminste een jaar te kunnen inzetten voor Petersbergtaken, en van de in Helsinki gemaakte afspraak effectievere militaire capaciteiten te ontwikkelen.

Nederlandse bijdrage

September jl. heeft Nederland in de HTF zijn voorlopige bijdrage bekendgemaakt. Ik heb u hierover geïnformeerd bij brief van 21 september jl. De voorlopige bijdrage betrof dezelfde capaciteiten die Nederland aanbiedt aan de Navo voor niet-artikel V en aan de Weu («Forces Answerable to WEU», FAWEU). Hierbij werd het in de Defensienota vastgelegde Nederlandse ambitieniveau voor deelneming aan crisisbeheersingsoperaties vermeld: deelneming (van beperkte duur) aan een vredesafdwingende operatie met een brigade of het equivalent daarvan, een maritieme taakgroep, drie squadrons jachtvliegtuigen of een combinatie van deze eenheden. Net als bij de Navo en bij de Weu gaat het om een «gereedschapskist», waaruit een bijdrage aan een specifieke operatie kan worden samengesteld. Ook werd het gebruikelijke politieke voorbehoud voor inzet gemaakt.

Nederland zal dit voorlopige aanbod bevestigen tijdens de Capabilities Commitment Conference en in aanvulling daarop een aantal projecten aankondigen, die specifiek zijn gericht op de Europese militaire tekortkomingen. Ook de Defensienota omvat overigens al elementen, die bijdragen aan de versterking van de Europese militaire capaciteiten, zoals de uitbreiding van het aantal parate eenheden en het tweede amfibisch transportschip (LPD-II). Met de aanvullende bijdrage aan de HLG geeft Nederland een belangrijk politiek signaal af tijdens de Capabilities Commitment Conference en levert ons land de komende jaren een substantiële bijdrage aan de versterking van de Europese militaire capaciteiten.

Uitgangspunten

De aanvullende Nederlandse bijdrage aan de HLG berust op de volgende uitgangspunten:

– de extra bijdrage is specifiek gericht op het opheffen van Europese militaire tekortkomingen, in het bijzonder commandovoering, transport en inlichtingen. Juist op deze strategische terreinen schiet Europa tekort;

– de extra bijdrage beantwoordt tevens aan het Defense Capabilities Initiative (DCI) van de Navo: in Helsinki is afgesproken dat HLG en DCI «mutually reinforcing» dienen te zijn;

– de extra bijdrage bevordert de doelmatigheid en de effectiviteit van de Europese defensie-inspanningen door de (bestaande) bilaterale en multilaterale samenwerking met andere landen te intensiveren;

– de extra bijdrage dient, indien mogelijk, op korte termijn bij te dragen aan de versterking van de Europese militaire capaciteiten.

Projecten

In het kader van de aanvullende Nederlandse bijdrage aan de HLG zijn de volgende projecten geïdentificeerd:

Versterking luchttransportcapaciteit

In mijn brief van 21 september jl. heb ik u geïnformeerd over mijn beginselafspraak met minister Scharping dat Nederland bijdraagt aan de versterking van de Duitse luchttransportcapaciteit in ruil voor trekkingsrechten. Een Duits-Nederlandse werkgroep werkt thans de mogelijkheid uit van een Nederlandse bijdrage aan de aanpassing van een bestaande Duitse Airbus tot «multi-purpose» vliegtuig voor transport en «air-to-air-refuelling». Tevens wordt gedacht aan de financiering van ondersteunende voorzieningen aan boord van Duitse luchttransportvliegtuigen, zoals intensive care units (ICU) voor luchtvervoer van gewonden (MEDEVAC) en verladingsapparatuur. De werkgroep werkt ook de trekkingsrechten uit.

Met de aanpassing van een bestaande Duitse Airbus wordt bijgedragen aan de versterking van een strategische Europese capaciteit (air-to-air refuelling) en aan de versterking van een belangrijke ondersteunend capaciteit (MEDEVAC), waaraan zowel in DCI- als HLG-verband de behoefte is uitgesproken. Verladingsapparatuur is een sleutelfactor voor de snelle verwerking van goederenstromen. Dit project, waarmee op korte termijn (mogelijk al in 2001) kan worden begonnen, verstevigt zowel de samenwerking met Duitsland als met de andere landen binnen de European Air Group (EAG). Hierin werken zeven landen (waaronder Nederland en Duitsland) nauw samen op het terrein van luchttransport en air-to-air refuelling. Tevens wil Nederland toetreden tot de volgend jaar in EAG-verband op te richten Europese luchttransportcoördinatiecel. Deze cel is in de Duitse voorstellen de kiem van een Europees luchttransportcommando en de vorming van een Europese pool van transport- en tankervliegtuigen. Door aan te sluiten bij de bestaande plannen van de Duitse luchtmacht wordt de doelmatigheid, zowel nationaal als internationaal, bevorderd.

Versterking Duits/Nederlands legerkorpshoofdkwartier

Duitsland en Nederland hebben afgesproken het hoofdkwartier van het Duits-Nederlandse legerkorps aan te bieden in het kader van de HLG. Eerder dit jaar is dit hoofdkwartier in het kader van de herziening van de bondgenootschappelijke strijdkrachtenstructuur al aangeboden als High Readiness Forces Headquarters (HRF HQ). Een dergelijk hoofdkwartier heeft behoefte aan permanent beschikbare, mobiele en flexibel inzetbare communicatie- en informatiesystemen: bij crisisbeheersingsoperaties moet kunnen worden opgetreden zonder noemenswaardige ondersteuning van het gastland en in een omgeving met een gebrekkige infrastructuur. In deze behoefte kan worden voorzien met aanvullende commandovoeringscapaciteiten. Ook Duitsland beziet de mogelijkheden het Duits-Nederlandse legerkorpshoofdkwartier te versterken.

Met de aanvullende commandovoeringscapaciteiten draagt Nederland bij aan de versterking van een strategische Europese capaciteit. De behoefte hieraan is onderkend in zowel Europees (HLG) als Navo-verband (DCI). De versterking van het Duits-Nederlandse legerkorpshoofdkwartier intensiveert de samenwerking met Duitsland en stelt het legerkorps in staat een bijdrage te leveren aan crisisbeheersingsoperaties. Hierdoor is Nederland beter in staat leiding te geven aan een crisisbeheersingsoperatie. Een binationaal hoofdkwartier en investeringen daarin bevorderen voorts de doelmatigheid. Met de versterking van het Duits-Nederlandse legerkorpshoofdkwartier ondersteunt Nederland tevens de aanspraak op de status als HRF HQ. Met de versterking van het hoofdkwartier met aanvullende commandovoeringscapaciteiten kan worden begonnen in 2001.

Commandofaciliteiten Landing Platform Dock II

Met het installeren van commandofaciliteiten op het LPD-II (het tweede amfibische transportschip) kan Nederland tijdens crisisbeheersingsoperaties een internationale commandostaf faciliteren. De wenselijkheid van zo'n voorziening is al vastgesteld in de Defensienota en opnieuw aan de orde gesteld in de motie Van den Doel-Zijlstra-Van 't Riet van 1 november jl. De commandofaciliteit kan worden ingezet in het kader van de «European Multinational Maritime Force» (EMMF). Ook een deel van de staf van het Duits-Nederlandse legerkorpshoofdkwartier kan bijvoorbeeld worden gefaciliteerd.

Met de installatie van commandofaciliteiten op het LPD-II draagt Nederland bij aan de versterking van de Europese commandovoeringscapaciteiten. Nederland voorziet hiermee in een strategische behoefte. De behoefte hieraan, ook wat drijvende hoofdkwartieren betreft, is in EU-kader (HLG) en in Navo-verband (DCI) vastgesteld. Internationalisering van deze commandofaciliteiten ligt, gelet op de inzet bij crisisbeheersingsoperaties, voor de hand. Met het oog op de bevordering van doelmatig internationaal militair optreden is internationale financiering hierbij het uitgangspunt. De installatie van de commandofaciliteiten verloopt parallel aan de bouw van het LPD-II, die begint in 2002.

Stand-off Surveillance and Target Acquisition Radar (SOSTAR)

Met de ontwikkeling van een Europese grondwaarnemingsradar kan de Europese inlichtingencapaciteit worden versterkt. Het gaat om de Stand-off Surveillance and Target Acquisition Radar (SOSTAR). Een aantal Europese landen (Nederland, Duitsland, Frankrijk, Italië en Spanje) neemt deel aan de onwikkelingsfase (SOSTAR-X) van vijf jaar. Daarna wordt besloten over (deelneming aan) de productiefase en wordt de mogelijkheid van samenvoeging van de Europese SOSTAR- en Amerikaanse NATAR-programma's bezien. De Kamer wordt binnenkort meer en detail over SOSTAR geïnformeerd in een afzonderlijke brief.

Met het SOSTAR-programma wordt bijgedragen aan de Europese inlichtingencapaciteit: grondwaarneming is van wezenlijk belang voor de vergaring van militaire inlichtingen. Zowel in Europees- (HLG) als in Navo-verband (DCI) worden de Europese tekortkomingen op het gebied van inlichtingenvergaring onderkend. Versterking van de Europese inlichtingencapaciteit komt de politieke besluitvorming en het operationele optreden ten goede. Het gaat om een multinationaal project, wat de doelmatigheid en versterkt de samenwerking met belangrijke Europese partners ten goede komt. De investeringen voor SOSTAR worden verricht tussen 2001 en 2005.

«Role 3» veldhospitaal

Nederland en het Verenigd Koninkrijk werken thans aan een Memorandum of Understanding met het Verenigd Koninkrijk, waarin de basis wordt gelegd voor samenwerking van geneeskundige eenheden op «role 3» niveau (veldhospitaal met operatiecapaciteit). Het streven is een gezamenlijk, volledig geïntegreerd «role 3» UK-NL veldhospitaal, onderdeel te maken van de gezamenlijke defensie-inspanningen. Het project is een van de speerpunten van de intensivering van de samenwerking met het Verenigd Koninkrijk. De verdere uitwerking van dit voorstel ligt in handen van een «UK-NL Steeringgroup».

Met de intensivering van de Brits-Nederlandse medische samenwerking worden de Europese capaciteiten op dit gebied substantieel versterkt. De behoefte aan «role 3» wordt gesteld in Navo-(DCI) en EU-verband (HLG). Verdieping van de al bestaande samenwerking met het Verenigd Koninkrijk (onder meer in Bosnië) dient tevens de (inter)nationale doelmatigheid. De investeringen worden verricht vanaf 2002.

Alternatieve projecten

Naast de bovenstaande projecten zijn ook alternatieve, aanvullende projecten geïdentificeerd, die nog nader moeten worden uitgewerkt:

NBC-detectiecapaciteit

De dreiging van NBC-wapens leidt tot een behoefte aan NBC-detectiecapaciteit. Het gaat om middelen voor de detectie van nucleaire straling en de detectie en de identificatie van chemische en biologische strijdmiddelen. Juist bij vredesoperaties bestaat de behoefte (voormalige) nucleaire, biologische of chemische installaties en terreinen te onderzoeken op lekkages of besmetting. Ook bij ecologische en humanitaire rampen bestaat behoefte aan NBC-detectiecapaciteit. Nederland kan bijdragen aan deze capaciteit, die in Europees (HLG) en Navo-verband (DCI) is gesteld. Onderzocht moet worden op welke wijze een dergelijke bijdrage kan worden geleverd. Met het oog op de doelmatigheid wil Nederland op dit punt aansluiten bij Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Deze landen beschikken al over deze capaciteit in de vorm van Fuchs-detectievoertuigen. Daarbij behoren zowel co-financiering als poolvorming tot de mogelijkheden.

Medevac-capaciteit

Het vervoer van gewonden, met name door helikopters met MEDEVAC-capaciteit, betreft een belangrijke militaire capaciteit, waaraan in het kader van HLG en DCI een aanvullende behoefte is gesignaleerd. Nederland kan hieraan bijdragen. Onderzocht moet worden in welke vorm een dergelijke bijdrage het meest doelmatig kan worden geleverd. Daarbij behoren zowel co-financiering als poolvorming tot de mogelijkheden.

European Air Group (EAG)

Evacuaties en reddingsacties ten behoeve van het eigen personeel onder dreiging van vijandelijk optreden vereisen een CSAR-capaciteit. In Europa bestaat zowel in HLG- als DCI-verband behoefte aan CSAR-capaciteit. Nederland kan hieraan bijdragen. Onderzocht moet worden in welke vorm een bijdrage het meest doelmatig kan worden geleverd. Dat kan worden bezien in het kader van de European Air Group (EAG), waar versterking van de CSAR-capaciteit wordt besproken. In EAG-verband wordt overigens ook over UAV's gesproken (Unmanned Aerial Vehicles). Ook bilateraal, met Frankrijk, kan over deze onderwerpen worden overlegd.

Financiering

De Nederlandse bijdrage aan de versterking van de Duitse luchttransportcapaciteit, de versterking van het Duits-Nederlandse legerkorpshoofdkwartier, de commandofaciliteiten van het LPD-II, de deelneming aan SOSTAR en het «role 3» veldhospitaal worden in beginsel gefinancierd uit de EVDB-voorziening van 200 miljoen. Extra kosten zullen worden gedekt door internationale co-financiering of door nadere prioriteitstelling binnen het kader van de Defensienota. Dit geldt ook voor de structurele exploitatielasten, die deze projecten met zich meebrengen. Wanneer de afzonderlijke in deze brief genoemde projecten zijn afgerond wordt de Kamer daarover separaat ingelicht.

U wordt zo spoedig mogelijk geïnformeerd over de uitkomsten van de Capabilities Commitment Conference.

De Minister van Defensie,

F. H. G. de Grave

Naar boven