Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 26898 nr. 29 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 26898 nr. 29 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 11 oktober 2001
Op 23 mei jongstleden zond ik u een brief (TK 2000–2001, 26 898 nr. 27), waarin ik een analyse gaf van de marktpositie van WKK en waarin ik een extra stimulans aankondigde om het teruglopen van de inzet van WKK zo veel mogelijk te voorkomen; deze bestaat uit de verhoging van de REB-afdrachtskorting van 0,5 c/kWh naar 1,25 c/kWh en de versoepeling van de voorwaarden voor het verkrijgen van deze stimulans. Op 4 juli jl. heb ik met u overleg gevoerd over het in deze brief uiteengezette beleid (verslag TK 2000–2001, 26 898 nr. 28).
Tijdens het overleg op 4 juli jl. heb ik u toegezegd in overleg met COGEN, de belangenbehartigers van WKK, de situatie van de Nederlandse WKK-exploitanten nader onder de loep te nemen, met name omdat er verschillen van inzicht leken te bestaan over de prestaties van WKK-installaties.
In deze brief ga ik in op deze analyse en op de meest recente ontwikkelingen.
Sinds 4 juli jl. is er intensief contact geweest tussen mijn ministerie en de vereniging COGEN. De leden van COGEN hebben in deze korte periode veel informatie geleverd over de situatie waarin WKK verkeert. COGEN heeft een overzicht gemaakt van de feitelijke inzet van WKK-installaties over de afgelopen 2,5 jaar. COGEN heeft ook meegewerkt aan het actualiseren van de berekeningsmodellen voor WKK-installaties van het ECN. Met deze geactualiseerde modellen heeft het ECN de economie van WKK-installaties doorgerekend.
OVERZICHT VAN DE INZET VAN WKK
Op basis van een enquête onder de leden, heeft COGEN een beeld van de feitelijke inzet van de WKK-installaties in Nederland sinds 1999 kunnen opstellen. De representativiteit van dit overzicht is hoog; met het overzicht bestaat inzicht in ruim 70% van het WKK-vermogen.
Uit de cijfers blijkt dat de productie en de levering aan het net van elektriciteit door WKK-installaties de afgelopen 2,5 jaar is gedaald; het eigen gebruik is ongeveer gelijk gebleven. In de eerste helft van 2001 werd ca 7% minder elektriciteit geproduceerd dan gemiddeld in de eerste helft van 1999 en 2000. De levering aan het net liep terug met ca. 9%. Hieronder geef ik u de cijfers.
| in miljoen kWh | 1e helft 1999 | 2e helft 1999 | 1e helft 2000 | 2e helft 2000 | 1e helft 2001 |
|---|---|---|---|---|---|
| Produktie | 16 849 | 16 351 | 16 886 | 16 081 | 15 683 |
| 100% | 97% | 100% | 95% | 93% | |
| Geleverd aan het net | 12 540 | 11 910 | 12 516 | 11 636 | 11 459 |
| 100% | 95% | 100% | 93% | 91% |
De maatregelen ter ondersteuning van de WKK-exploitanten zijn aangekondigd op 3 oktober 2000 (0,5 c/kWh) en op 23 mei 2001 (1,25 c/kWh) en zullen met terugwerkende kracht ingevoerd worden. De invloed van dit beleid op de inzet van WKK-eenheden zal dus geleidelijk merkbaar worden. Op grond van deze cijfers concludeer ik dat de inzet van WKK-installaties niet die grote daling vertoont waarvoor gevreesd werd. Gelet op de verslechterde marktomstandigheden is de inzet op een alleszins aanvaardbaar peil gebleven. Voorts concludeer ik dat deze cijfers de eerdere raming bevestigen dat met de maatregelen een bedrag van ruim 300 miljoen gulden (ca 136 mln. Euro) gemoeid is. Uit het overzicht blijkt dat 70% van het park circa 11 000 GWh per half jaar aan het net levert. Over een heel jaar zal het hele park circa 30 000 GWh aan het net leveren, hetgeen bij 1,25 c/kWh overeenkomt met circa 380 miljoen gulden (ca 172 mln. Euro). De geldende bovengrens voor de stimulering van 1 000 GWh brengt de raming terug naar circa 300 miljoen.
Uit een recente SENTER-rapportage blijkt dat in de eerste helft van 2001 voor in totaal 260 miljoen gulden (ca 118 mln. Euro) aan investeringen in WKK-installaties subsidie is aangevraagd tegenover 48 miljoen gulden (ca 22 mln. Euro) in de eerste helft van 2000. Deze forse opleving betekent dat in ongeveer 250 MW WKK-vermogen wordt geïnvesteerd. Ik zie dit als een eerste signaal dat het vertrouwen in de toekomst van WKK zich herstelt.
In opdracht van mijn ministerie heeft ECN de economische situatie voor de exploitatie van WKK-installaties bestudeerd. COGEN heeft meegewerkt aan het definiëren van de representatieve installaties en bedrijfsvoering en aan het actualiseren van de invoergegevens, zoals de energieprijzen. Hierdoor bestaat een breed draagvlak voor de berekeningen van het ECN; over aan de berekeningen te verbinden conclusies is vanzelfsprekend nog discussie mogelijk.
De verfijning en actualisering van de berekeningen leidt tot een beter inzicht in de kostenopbouw en in de invloed van de marktprijzen van gas en elektriciteit. De huidige marktprijzen nodigen WKK-exploitanten uit om de installaties waar mogelijk tijdens de daluren (nacht en weekend) terug te regelen. Het energetisch rendement – en daarmee de CO2-reductie – lijdt daar echter sterk onder. Diverse enquêteresultaten bevestigen dat terugregelen leidt tot lagere energetische prestaties (tot 6%-punten lager SENTER-rendement). Uit milieu-oogpunt is het dus belangrijk dat de WKK-exploitanten kiezen voor een energetisch optimale bedrijfsvoering, dat wil zeggen zo min mogelijk terugregelen.
Confrontatie van de kostprijzen voor de verschillende WKK-typen met de marktprijzen levert op hoofdlijnen een gelijk beeld op van de economische rentabiliteit van WKK-installaties als het beeld van begin dit jaar. De exploitatie is onder de marktomstandigheden van nu en van de naaste toekomst (2002) niet rendabel.
Voor de maatvoering van de stimulering van WKK hanteer ik de volgende uitgangspunten:
• De bedrijfsvoering is gericht op de energetisch beste prestatie, dus een maximale inzet van de WKK-installatie (dit betekent dat i.h.a. de warmtevraag de inzet van de WKK-installatie zal bepalen).
• De WKK-exploitant zal op basis van variabele kosten moet kunnen besluiten tot maximale inzet van de installatie. De markt bevindt zich immers nog steeds in een situatie van overcapaciteit, waarbij alleen op variabele kosten wordt geconcurreerd. (Dit uitgangspunt betekent ook dat de verschillen in financieringsvorm en leeftijd het level playing field niet verstoren.)
• De Europese randvoorwaarden voor de stimulering worden gerespecteerd. Dit houdt in dat de steun maximaal 50% bedraagt van de meerkosten (integrale kosten minus marktprijs).
Op basis van de berekeningen van het ECN kom ik tot de conclusie dat de REB-afdrachtskorting van 1,25 c/kWh vrijwel alle WKK-exploitanten in staat stelt de installatie maximaal in te zetten (niet terugregelen), zonder verlies op te bouwen. Met andere woorden: de stimulans zorgt er voor dat de variabele kosten gemiddeld over de dag (piek- en daluren) gedekt zijn, terwijl ook aan de Europese regels voldaan wordt. Omdat bij terugregelen het rendement van de installatie afneemt, zorgt het rendementscriterium van 60% (SENTER-rendement) er voor dat het niet aantrekkelijk is om de installatie alleen in de piekuren in te zetten. Het pakket maatregelen voorkomt zo een (overall) stijging van de CO2-uitstoot, die het gevolg zou zijn van zo'n inzet geconcentreerd in de piekuren.
REPRESENTATIVITEIT VAN DE BEREKENINGEN
De ECN-berekeningen zijn niet direct toepasbaar op individuele WKK-installaties. De praktijk laat sterk uiteenlopende situaties zien door verschillen in zaken als de techniek van de installatie, eigendomsverhoudingen, financieringsvormen, afschrijvingsperioden, contractvormen, leeftijd en de mate van eigen verbruik van warmte en elektriciteit. Elk van deze factoren heeft positieve of negatieve invloed op de rentabiliteit van de individuele installatie.
In de keuze van de doorgerekende WKK-typen, in de specificaties daarvan en in de gehanteerde energieprijzen is naar representativiteit gestreefd. Met name voor de energieprijzen is dit van belang. De gas-, elektriciteits- en warmteprijzen die in de boeken van een WKK-exploitant voorkomen zijn vaak onderlinge verrekenprijzen, die sterk kunnen afwijken van de marktprijzen. Op aandringen van COGEN heeft ECN daarom gerekend met de openbare noteringen van de gas- en elektriciteitsprijs.
COMPENSATIE VERMEDEN NETKOSTEN
Het overleg over de compensatie van de vermeden netkosten van decentrale opwekking (in Nederland voornamelijk WKK) heeft nog niet tot overeenstemming geleid. Hoewel de huidige Tarievencode van DTe daartoe expliciet de mogelijkheid biedt, geeft tot nu toe slechts één netbeheerder deze compensatie aan de WKK-exploitanten.
Binnen de bedrijfstak hebben op dit punt de beheerders van het centraal vermogen en beheerders van de decentrale WKK-eenheden verschillende belangen. Ook binnen de branchevereniging EnergieNed is de afgelopen maanden gebleken dat constructieve voorstellen van één van de geledingen van de bedrijfstak niet werden aanvaard door de andere geledingen.
Ik hoop dat de recente constructieve voorstellen van COGEN op dit punt de verschillen van inzicht tussen partijen zullen kunnen overbruggen. De voorstellen bevatten een uitwerking van de compensatie die volgens COGEN binnen de bestaande Tarievencode van DTe uitgevoerd zou kunnen worden. Op korte termijn zullen DTe, EnergieNed, COGEN en mijn ministerie een gezamenlijke analyse van de voorstellen uitvoeren.
De Europese Commissie heeft tot op heden nog geen akkoord gegeven op de maatregelen. Indien de Commissie akkoord gaat met de maatregelen zullen daaraan hoogstwaarschijnlijk de volgende voorwaarden worden verbonden. Nederland zal de positie van de WKK-exploitanten op de energiemarkt nauwlettend moeten volgen en aan de Commissie moeten rapporteren. Ook zal van Nederland aanpassing van de maatregelen worden verwacht indien de ondersteuning boven 50% van de meerkosten (integrale kosten minus marktprijs) komt. Mocht dit het geval zijn, dan lijkt een verlaging van de bovengrens van 1 000 GWh in eerste instantie een adequate aanpassing te zijn, aangezien grote WKK-installaties i.h.a. eerder deze 50%-grens zullen passeren.
Zoals vermeld in mijn brief van 23 mei jl. onderzoek ik momenteel de vooren nadelen van een andere opzet van de stimulering van WKK. Leidende gedachte daarbij is de stimulans voor elke installatie op een meer directe wijze te relateren aan de werkelijke reductie van de CO2-uitstoot die daarmee bereikt wordt. Ook zal dit onderzoek zicht bieden op de haalbaarheid van verdere labelling en certificering van elektriciteit, zoals gevraagd is in de motie van de heer Blaauw.
Om deze gedachte in praktijk te kunnen brengen is een gemakkelijk hanteerbare, objectieve maatstaf voor de uitstootreductie nodig: een CO2-prestatie-index voor WKK. Daarom heb ik het Centrum voor Energiebesparing en Schone Technologie opdracht gegeven om een dergelijke index te ontwikkelen. Deze opdracht is nog niet geheel voltooid, maar de voorlopige resultaten wijzen erop dat een certificeerbare, praktisch hanteerbare index mogelijk is, die een objectieve maatstaf biedt voor CO2-uitstootreductie die met een bepaalde WKK installatie is bereikt.
Bij de verdere gedachtevorming over een mogelijke aanpassing van de stimulering van WKK zal ik ook aandacht besteden aan de relatie met andere broeikasgassen, met name methaan. Reden hiervoor is, dat uit nog lopend onderzoek in opdracht van mijn ambtgenoot van VROM aanwijzingen zijn verkregen dat de uitstoot van methaan (aardgas) door sommige WKK-gasmotoren in termen van CO2-equivalenten niet verwaarloosbaar is. Na afronding van dit onderzoek dient te worden vastgesteld op welke wijze met dit verlies in CO2-reductie moet worden omgegaan.
Het nu bijna afgeronde onderzoek brengt een mogelijke beleidsaanpassing duidelijk een stap dichterbij. Wel zal nieuw beleid voor WKK moeten aansluiten bij het beleid voor ander CO2-arme of -neutrale technieken. Ik kom later terug op de resultaten van het onderzoek en op de beleidsmatige gevolgtrekkingen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26898-29.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.