26 898
Energierapport 1999

nr. 24
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 26 juli 2000

De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft op 22 juni 2000 overleg gevoerd met minister Jorritsma-Lebbink van Economische Zaken over de moties Energierapport 1999 (26 898, nr. 23).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Vos (GroenLinks) vond de groei van het aandeel duurzame energie in het afgelopen jaar dramatisch laag. De doelstelling voor het jaar 2000 lijkt buiten bereik. Is dit geen aanleiding om het ingezette beleid te versnellen en een verplicht aandeel duurzame energie in te voeren? De reactie van de minister op de moties over windenergie vond mevrouw Vos teleurstellend. De provincies, gemeentes en andere ministeries hierop aanspreken, is onvoldoende. In de ingediende moties en het rapport van de PvdA wordt een aantal concrete aanbevelingen gedaan. Het kabinet is te laks met deze problematiek omgegaan. Het is bijvoorbeeld ook mogelijk om tot een aanwijzing over te gaan. Er moet echt meer gebeuren.

De fractie van GroenLinks heeft een motie ingediend waarin wordt verzocht in Europees verband een discussie te starten over Europese milieukwaliteitseisen. De redenering van de minister dat ieder land dat via de nationale milieuwetgeving moet regelen, vond mevrouw Vos vreemd. In een open markt moet het niet mogelijk zijn dat andere landen vuilere stroom aan de Nederlandse markt leveren, terwijl Nederland probeert de stroom juist schoner te krijgen. Het leek haar volstrekt logisch dat de minister dit debat in Europees verband aangaat opdat de regels gezamenlijk aangescherpt kunnen worden.

Een verplicht keurmerk voor kernstroom wijst de minister af omdat zij het niet de taak van de overheid vindt om op dit vlak iets te doen. De bedrijven moeten hier naar haar mening vrijwillig toe overgaan. Mevrouw Vos vond het moeilijk te begrijpen waarom dit geen taak is van de overheid. Het gaat immers om het garanderen van de keuzevrijheid van de consument en daarvoor moet deze kunnen beschikken over goede informatie. Voor de distributeurs is het al vaak moeilijk om deze informatie van de leveranciers van stroom te krijgen. Als niet aan de hele keten wordt opgedragen, aan te geven welk deel van de stroom van kerncentrales afkomstig is, komt dit systeem niet tot stand. Juist leveranciers van kernstroom zullen niet geneigd zijn, de herkomst van de stroom aan te geven. In een geliberaliseerde markt heeft de overheid de plicht te zorgen voor een transparante markt met goede informatie over kernstroom. In Oostenrijk en Californië wordt ook een keurmerk op stroom ingevoerd. Kennelijk voelen andere overheden zich wel geroepen om op dit vlak aan het werk te gaan. Mevrouw Vos zei zich niet neer te leggen bij het zomaar afwijzen van deze moties.

De heer Crone (PvdA) kreeg de indruk dat de groei van het aandeel duurzame energie piepend en krakend tot stilstand komt. Als in 2010 de 5%-doelstelling gehaald moet worden, is de komende tien jaar 25% groei per jaar nodig. Kan de minister dat bevestigen? Het verbaasde hem dat de pleidooien van de SER, de AER (Algemene energieraad), de milieubeweging, de industrie en de elektriciteitssector de minister niet tot beweging hebben kunnen brengen. Zoals bleek op de forumdag, is de klacht vooral gericht op de onzekerheid per 1 januari 2001. Gelukkig is wel duidelijk dat voor WKK een fiscale regeling wordt getroffen. De heer Crone verwachtte dan ook dat in de Miljoenennota een goede regeling zal zijn opgenomen voor de WKK-installaties die aan de milieu- en energiebesparingseisen voldoen.

Bij het realiseren van windenergie doet zich een plaatsingsprobleem voor. De minister is positief over het PvdA-plan «Energie voor de wind». Ook een aantal provincies en gemeentes hebben hierop positief gereageerd. Waarom is het dan nog niet uitgevoerd? Iedere gemeente krijgt volgens dit plan de plicht om duurzame energie op haar grondgebied te realiseren, maar kan deze plaatsingsplicht tegen betaling overdragen aan een andere gemeente. Hierdoor worden flexibiliteit en een sense of urgency gecombineerd. Bieden kleine molens overigens geen oplossing?

Voor afnemers, leveranciers en de tussenhandel is het vooralsnog onduidelijk wat precies onder groene stroom en groencertificaten moet worden verstaan. De Wet REB kent wel een duidelijke definitie van groene stroom. Kan de minister niet verklaren dat de groencertificaten samen zullen vallen met de definities van de Wet REB? Daarmee wordt in ieder geval de onzekerheid in de markt weggenomen. Investeren en handel zijn pas mogelijk als er één landelijk dekkende door de overheid goedgekeurde definitie is van duurzame energie. Voorts moet duidelijk zijn dat de definitie voor zeker tien jaar vaststaat. In de komende jaren kunnen nieuwe opties worden toegevoegd, maar nu moet een basis worden gelegd. De heer Crone verzocht de minister voor 1 september een definitie aan de Kamer voor te leggen. Anders is het niet denkbaar dat de vrije handel van certificaten de MAP-verplichting overneemt.

Volgens de Wet REB is het aan het distributiebedrijf – de inner van de belastingen – om te beslissen of de premie wordt doorgesluisd naar de producent van duurzame energie of zal worden afgedragen aan de fiscus. Deze positie van de energiebedrijven vond de heer Crone te stevig. Het komt nog steeds voor dat de producenten de premie niet krijgen. Hij stelde dan ook voor in het belastingplan vast te leggen dat deze premie per definitie naar de producent wordt teruggesluisd. Hetzelfde geldt voor het achter de meter belonen van WKK en duurzame energieopwekking, zodat duurzame energie op eigen terrein een fiscale steun in de rug krijgt.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66) vond de resultaten van het beleid ter bevordering van het gebruik van duurzame energie buitengewoon teleurstellend. Van de doelstelling is nog geen tiende deel gehaald. Een krachtig algemeen duurzaam energieoffensief is echt nodig. Dat is geen kwestie van het kabinet alleen, maar ook van de energiebedrijven, de consument en vooral van de andere overheden. Zij was het eens met mevrouw Vos dat de minister met de lagere overheden om de tafel moet gaan zitten om de doelstellingen te realiseren. Uit de brief van de minister van 14 april (26 898, nr. 23) blijkt dat het kabinet op sommige punten wel degelijk rekening houdt met de breed aangenomen moties, maar op andere punten niet. Mevrouw Augusteijn vroeg daarom nogmaals aandacht voor het plan van mevrouw De Boer dat de verantwoordelijkheid juist bij de lagere overheden legt. D66 was enthousiast over dit plan.

Over de resultaten van de WKK maakte mevrouw Augusteijn zich zorgen. De minister zoekt naar resultaten die effectief en Brusselproof zijn. Dat lijkt goed, maar het is de vraag of steun van Brussel nodig is. Het leek haar dat op dit terrein ook eigen beleid kan worden gevoerd.

De fractie van D66 vond het noodzakelijk dat bewust kopen, ook van energie, wordt bevorderd. De overheid kan energiebedrijven op dit gebied stimuleren. Dat doet zij wel bij groene stroom, maar bij kernenergie ziet de overheid blijkbaar geen taak voor haar weggelegd. Het antwoord dat de minister in haar brief geeft, is niet consistent. Er hoort een algemene systematiek te zijn die mensen bewust maakt van hetgeen ze kopen.

Over de motie inzake de milieukwaliteitseisen merkte mevrouw Augusteijn op dat het waar is dat elk land een eigen milieuwetgeving kent, maar het is niet onbekend dat enkele landen in Europees verband voorlopers zijn. Zij kon zich niet voorstellen dat het onmogelijk is dat Nederland samen met deze landen het voortouw neemt en hierover in overleg treedt.

De heer Klein Molekamp (VVD) herinnerde eraan dat de WKK ook aan de orde zal komen in het overleg met staatssecretaris Bos. Hij is over het fiscaal instrumentarium voor de WKK vrij vaag. Kan deze minister daar al iets over zeggen? De heer Klein Molekamp verzocht zijn collega's dit onderwerp in overleg met de staatssecretaris opnieuw aan te kaarten.

Een aantal projecten met windenergie wordt niet tot stand gebracht omdat de teruglevering van de distributiebedrijven nog steeds niet goed op gang komt. Het gebrek aan liberalisering vormt de bottleneck bij de realisering van duurzame energie en windenergie. Zit hier vooruitgang in? Het zou jammer zijn als de projecten geen doorgang kunnen vinden omdat de liberalisering te laat komt.

Het is belangrijk dat de definitie van groencertificaten duidelijk wordt, opdat snel met de handel kan worden begonnen. De heer Klein Molekamp verzocht de minister hierbij ook de blauwcertificaten te betrekken. Het was hem in de stukken over de vergroening overigens opgevallen dat de kosteneffectiviteit van het EPA (energieprestatieadvies) buitengewoon laag is: per vermeden ton CO2 f 650, oplopend tot f 890. Hoe kan een vergelijking worden gemaakt met andere acties?

In Nederland geldt een vrijstelling van de REB totdat de prijs van duurzame energie gelijk is aan die van de traditionele energie. Meer staat Brussel niet toe. Indertijd is collectief gevraagd of Brussel hier geen stapje bovenop kon doen. Hoe staat het daarmee?

De fractie van de VVD heeft indertijd tegen de motie van mevrouw Vos gestemd over het labelen van kernenergie. Mag de motie echter zo worden gelezen dat Zeeuwen kernenergie mogen afnemen en daarmee Borssele in stand mogen houden, dan is het jammer dat dit verzoek niet is gehonoreerd. Geef de consument dan een werkelijke keuze: als hij kernenergie wil hebben, moet die in Borssele kunnen worden afgenomen, ook na 2003.

De heer Van den Akker (CDA) sloot zich aan bij de opmerkingen van de heer Crone over duurzame energie. De kleine molens voldoen niet aan de NEN-normen die in de wet zijn genoemd en vallen daarom niet onder bepaalde regelingen. Kan de wet niet worden aangepast, zodat ook de kleine molens onder duurzame energie vallen? Ook hij pleitte voor een duidelijke definitie van duurzame energie die minstens tien jaar zal gelden. De minister stelt dat deze definitie vastligt, maar zij is vorig jaar nog veranderd. Enige consistentie is hier op haar plaats.

Op het dossier over de aansluitkosten voor een windpark in Dronten dat de heer Van den Akker de minister in december had gestuurd, had hij nogniets vernomen. TenneT bevestigt dat de kosten hiervan vier keer hoger zijn dan is toegestaan. Voelt het ministerie nu wel echt een sense of urgency?

De motie over een verplicht aandeel duurzame energie heeft het CDA ondersteund. De heer Van den Akker was het echter eens met de minister dat een verplichting moeilijk kan worden opgelegd zolang het aanbod kleiner is dan de vraag.

Warmtekrachtkoppeling is een van de belangrijkste vormen van een goed duurzaam beleid. De Kamer heeft bij verschillende onderwerpen en in meer moties het belang van WKK aangegeven. Deze sense of urgency is niet terug te vinden in de brief van de minister van 14 april, waarin de minister schrijft de ontwikkelingen nauwlettend te volgen. Het CDA hoort liever dat actie wordt ondernomen. Hij wees erop dat het CDA tegen de Elektriciteitswet heeft gestemd omdat daarmee de WKK om zeep werd geholpen. De minister heeft weliswaar gezegd dat degenen met een warmtekrachtinstallatie nu een groot voordeel hebben omdat heel Nederland nu klant kan zijn, maar zij gaat eraan voorbij dat warmtekracht voor veel ondernemers slechts een bijproduct is. Waarom kan een tomatenkweker uit het Westland niet direct aan zijn buurman leveren? Hierbij doelde de heer Van den Akker niet op de fysieke levering, maar op de tariefstelling.

Antwoord van de regering

De minister had begrip voor het gevoel van urgentie dat bij de Kamer leeft, maar dat niet elke dag iets in de krant staat, betekent niet dat er ook niks gebeurt. Vier maanden geleden, toen eerder over dit onderwerp werd gesproken, heeft de Kamer het kabinet een aantal toezeggingen gedaan, maar het is onmogelijk om die in vier maanden te realiseren, zeker als het daarbij gaat om windenergie en als andere overheden daarbij een grote rol spelen.

Dat de groei van het aandeel duurzaam achterblijft, was de minister bekend. Daarom is ook besloten hardere afspraken te maken over het plaatsen van windenergie. De windenergieprojecten komen niet van de grond omdat er geen plekken beschikbaar komen of omdat de procedures erg lang duren. Dat was de minister een doorn in het oog, maar bij windenergie is het nu eenmaal niet anders dan bij alle andere infrastructuurprojecten. Een aantal projecten zit in de pijplijn, maar daarbij doen zich nog grote problemen voor. De minister vond dat deze projecten moeten doorgaan, maar zij moeten wel worden getoetst aan de habitatrichtlijn en de vogelrichtlijn. Thans wordt geprobeerd tal van projecten weer op de rails te krijgen. Als die slagen, kan de Kamer ineens erg tevreden zijn over de groei.

De minister legde uit dat is overwogen om gemeentes en provincies een verplichting tot het plaatsen van windenergie op te leggen. In de gesprekken met de provincies en gemeentes kon echter al gauw worden geconcludeerd dat dan op maximale weerstand gerekend kon worden en zonder draagvlak kan windenergie niet gerealiseerd worden. Bovendien bestond het risico dat rechters de overheid voortdurend zouden corrigeren. Gemeentes kan immers geen taak worden opgelegd die zij niet kunnen realiseren. 13 juni jl. heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de ministers van EZ en van VROM en het IPO over de nieuwe bestuursovereenkomst. Daarbij bleek overigens dat het IPO volstrekt geen enthousiasme opbracht voor de gedachte in het plan van mevrouw De Boer. Hiervoor is immers een grondslag nodig op basis waarvan per gemeente kan worden berekend wat mogelijk is. Omdat de oppervlakte, de bebouwing en de ruimtelijke ordening per gemeente erg verschillen, is dat tamelijk ingewikkeld. Uit het overleg is wel een harde afspraak voortgekomen: voordat de vijfde nota zal worden uitgebracht, wordt een keiharde overeenkomst opgesteld met kwantitatieve doelstellingen per provincie. De provincies zullen aangeven waar windmolens geplaatst kunnen worden en een beleid daaromtrent formuleren. Dit dient een zodanige vorm te hebben dat de ministers van EZ en van VROM vertrouwen hebben in de realisatie daarvan. Een convenant zoals dat in het verleden werd gesloten, is niet meer voldoende. De minister kon zich voorstellen dat een aantal randvoorwaarden in de vijfde nota moet worden opgenomen. Lukt het niet om tot overeenstemming te komen, dan zal een en ander via de vijfde nota worden geregeld en worden overgegaan tot een aanwijzing. Een of meer provincies zullen hun kwantum aan windenergievermogen over de gemeentes willen verdelen. Een nader overleg met de onderscheiden provincies zal hierover duidelijkheid moeten verschaffen. Bij het realiseren van de overeenkomst zal uiteraard ook de VNG worden betrokken. Het plan van mevrouw De Boer is hiermee overigens niet van tafel, maar de sanctie daarbij is klein en de minister wilde ook de andere instrumenten bekijken. Een harde afspraak die gerealiseerd wordt, was haar nu eenmaal meer waard dan een verhandelbare plicht waarbij nog steeds geen zekerheid bestaat over de realisering van windenergievermogen. Nu is de sanctie iets groter, te weten een aanwijzing. De minister vroeg de Kamer haar de ruimte te geven, het overleg met provincies en gemeentes voort te zetten.

De 1500 MW moet linksom of rechtsom gerealiseerd worden. De minister sloot niet uit dat dit samen met de provincies en gemeentes kan. Dat had in ieder geval haar voorkeur. Misschien zal het plan van mevrouw De Boer daarbij een belangrijke rol spelen, misschien ook niet. Het overleg zal in elk geval uiterlijk november worden afgerond, bij het verschijnen van de vijfde nota. Of er is dan iets in de vijfde nota geregeld, of de randvoorwaarden staan in de vijfde nota of er ligt een sluitende afspraak met provincies en gemeentes.

Over de motie inzake de milieukwaliteitseisen zei de minister wat minder uitgebreid te zijn geweest omdat deze al eerder in een debat aan de orde is geweest. De motie is ontraden en uiteindelijk afgevoerd omdat aan de milieukwaliteit in Europees verband in het algemeen al veel aandacht wordt besteed en de eisen voor nieuwe en mogelijk ook bestaande installaties worden aangescherpt. Toen is duidelijk gemaakt dat het aan de lidstaten is, eisen te stellen aan CO2-emissies bij elektriciteitsproductie en een verplicht aandeel duurzaam op te leggen. Dat is nadrukkelijk zo afgesproken omdat ieder land een verplichte taakstelling heeft in het kader van de CO2-bestrijding, maar ook vrij is om zijn eigen mix te kiezen. De Europese landen kunnen niet aan maatregelen ontkomen omdat zij alle aan de Kyotoverplichtingen moeten voldoen. De minister zei daarom in haar brief de nadruk te hebben gelegd op het feit dat veel landen niet snel zullen instemmen met eisen die hen niet in staat stellen de eigen brandstofinzet te bepalen. Landen willen eigen keuzen maken. De emissie-eisen die in Europees verband worden gesteld, betreffen vervuilende emissies. CO2 is geen vervuilende emissie. Overigens moeten wel in veel gevallen investeringen worden gedaan in centrales. Dat leidt er vaak toe dat wordt gekozen voor de best technology, met minder CO2-uitstoot en een hoger rendement tot gevolg. Het is niet de bedoeling dat Nederland straks in Europa het hele CO2-beleid inhoud geeft. Er moeten nationale keuzen kunnen worden gemaakt zonder dat Europa zich daarmee bemoeit en dan moet Nederland zich ook niet bemoeien met de andere Europese landen.

In Nederland is inmiddels een akkoord op hoofdlijnen bereikt met de energiesector over een vermindering van 6 miljoen megaton CO2. Men zal op grote schaal biomassa bij gaan stoken. Dit heeft een tweeledig doel: CO2-uitstoot wordt vermeden en het gebruik van duurzame energie wordt bevorderd.

Bij de labeling van kernenergie verwees de minister naar Duitsland, waar de markt al geliberaliseerd is en alle informatie gewoon op het internet staat. Daar hebben de bedrijven en dus niet de overheid, voor gezorgd. Zij was niet van plan om iets dat op de geliberaliseerde markt zeker zal gebeuren, wettelijk voor te schrijven. Bij groene energie ligt dit anders, omdat de doelstelling is afgesproken dat in het jaar 2020 10% duurzame energie zal worden gebruikt. Daarbij heeft de overheid wel een taak. De minister was niet tegen kernenergie, maar vond het wel van belang dat de mensen de kans krijgen om aan het gebruik daarvan te ontkomen. Die kans krijgen zij in de toekomst volop. De minister wees er verder op dat een energiebedrijf straks zijn mix zal inkopen bij allerlei productiebedrijven. Dat zal waarschijnlijk een mix zijn van bruinkool, gas, kolen en kernenergie. Iedere klant die niet iets specifieks koopt, weet dat de mix ongeveer daaruit zal bestaan. Zij was daarom niet van plan om die te labelen. Zijn er mensen die geen stroom van kernenergie willen, dan zal binnen de kortst mogelijke tijd nucleairvrije stroom op de geliberaliseerde markt worden gebracht, maar waarschijnlijk zal men uitkomen op groene stroom, omdat de mensen die geen kernstroom willen, waarschijnlijk ook geen bruinkoolstroom willen.

De minister begreep niet hoe een discussie kon ontstaan over de definitie van duurzame energie. Een jaar geleden is de definitie in verband met Europa aangepast. De definitie is al duidelijk: zij sluit aan bij de REB. Als iets nieuws wordt bedacht, moet wel tot aanvulling kunnen worden overgegaan, maar de overheid is niet van plan om de bestaande definitie aan te scherpen. Overigens is vandaag het platform versnelling liberalisering ingesteld, waarvan ook de overheid deel uitmaakt. Het platform heeft de opdracht de liberalisering zo snel mogelijk te realiseren. Het invoeren van groencertificaten is een zaak van de overheid, maar ook van het bedrijfsleven. De regeling moet wel werkbaar zijn en de techniek moet zodanig zijn dat klanten snel kunnen overstappen naar een leverancier van groene stroom. Het groencertificaat is tegelijkertijd de opening van de markt.

Zij was het eens met de heer Crone dat de REB-doorsluis niet ter beoordeling van de bedrijven mag zijn. Hiervoor moet een kleine wetswijziging komen. De minister zei hierover al in gesprek te zijn met Financiën. De REB groene warmte is al geregeld en ligt op het moment ter beoordeling voor bij de Europese Commissie. Duurzame energie achter de meter profiteert het meest van de verhoging van de REB: door de vermeden brandstofkosten, de fossiele energie en de vermeden REB. Voor de WKK wordt hard gewerkt aan een ander fiscaal instrument. Dit vergt tijd omdat free riders voorkomen moeten worden. Wat gestimuleerd moet worden moet worden gestimuleerd, maar wat niet beloond hoeft te worden, mag niet worden beloond. Het resultaat wordt in het najaar verwacht. Eerder kunnen overigens geen maatregelen genomen worden omdat fiscale maatregelen nooit halverwege het belastingjaar worden ingevoerd. De directeur DTE (Dienst uitvoering en toezicht Elektriciteitswet) is om advies gevraagd over de mogelijkheid om via de tarieven WKK voordelen toe te kennen. Dat advies wordt binnen enkele weken verwacht. De minister had begrepen dat de DTE al heeft besloten de tariefcode aan te passen vooruitlopend op het advies. Zij was het overigens met de heer Crone eens dat zo snel mogelijkheid zekerheid moet worden geboden. Op de vraag van mevrouw Augusteijn of Brussel wel goedkeuring moet geven, antwoordde de minister dat er nu fiscale maatregelen zijn voor duurzaam die Brusselproof zijn. De overheid probeert hierbij voor WKK aan te sluiten. Het is niet zo dat Brussel zich met geen enkele fiscale maatregel mag bemoeien. Als het de geur van staatssteun heeft, dan mag het niet. Daarom is het ook een probleem om via de REB groene energie goedkoper te maken dan de kostprijs, want dan is zeker sprake van staatssteun. Kunstmatig goedkoper maken mag dus waarschijnlijk niet.

De veronderstelling dat de kosteneffectiviteit van EPA laag is, is onjuist. De EPA zelf levert geen CO2-reductie op; de maatregelen moeten reductie opleveren. Alle maatregelen zijn kosteneffectief. De EPA maakt het mogelijk dat mensen werkelijk kosteneffectieve maatregelen kunnen nemen. De bewoners bepalen vervolgens zelf, voor welke maatregelen zij kiezen.

De DTE zal de situatie rond een windpark in Dronten zorgvuldig bekijken en deze zomer de aansluittarieven vaststellen. Die zullen lager liggen dan de voorstellen van de bedrijven. De minister verwachtte dat de genoemde problematiek daarmee kan worden opgelost.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Vos (GroenLinks) was niet tevreden met de argumenten die de minister aanvoert om de moties niet uit te voeren. Zij vond het zeer merkwaardig dat de minister stelt dat CO2 niet vervuilend is. Het leek haar eerder een ondersteuning van het Kyotobeleid wanneer men in Europees verband erin slaagt, eisen te stellen aan de CO2-prestatie van elk type installatie. Dat stimuleert immers om oude centrales die veel CO2 uitstoten, aan te passen. Een geliberaliseerde markt moet een eerlijk speelveld zijn. Zij verzocht de minister te zoeken naar landen die hierover en over een verplicht deel duurzaam het debat willen aangaan.

Stroom is een onzichtbaar product. Juist daarom vond mevrouw Vos het belangrijk dat hiervoor een systeem van verplichte etikettering wordt ingesteld. Van GroenLinks mag worden begonnen met kernenergie. Zij legde zich niet neer bij hetgeen de minister hierover heeft gezegd. Indien de minister weigert op dit punt tot wetgeving over te gaan, overweegt GroenLinks een initiatiefwetsvoorstel in te dienen.

De heer Crone (PvdA) ging ervan uit dat de definitie van de groencertificaten gelijk is aan de definitie die wordt gehanteerd voor de REB dat deze voor langere tijd vast zal staan en eventueel alleen nog maar zal worden aangevuld. Hij verzocht de minister wel een stappenplan te maken waaruit blijkt wat de definitie is van het certificaat en wanneer het certificaat geldt. De overeenstemming of de oplossing die is bereikt, moet zo snel mogelijk duidelijk zijn voor de markt. In welke vorm dat aan de markt kenbaar gemaakt moet worden – bij circulaire of door een motie – zal nog moeten worden bekeken.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66) vroeg zich af of de consument er überhaupt nog iets van begrijpt. Als Nederland massaal intekent op groene stroom, ontstaat een fors probleem omdat helemaal niet geleverd kan worden. De resultaten zijn immers bedroevend. Anderen dan de overheid hebben daarbij ook een taak, maar de overheid kan wel sturend optreden. Op het gebied van zon-PV is nog een wereld te winnen. Welke instrumenten kunnen nog worden ingezet opdat de doelstelling 10% in 2020 wordt gehaald? Dat is een tour de force, maar mevrouw Augusteijn ging er nog steeds van uit dat zij wordt gerealiseerd. Zij nodigde de minister uit haar enthousiasme te delen. Vindt de minister de bestaande wet- en regelgeving nog steeds voldoende toegesneden op deze doelstelling?

De heer Klein Molekamp (VVD) was het met de minister eens dat bestuurlijke overeenstemming en processen vertragend werken, maar een en ander duurt wel veel langer dan iedereen wenselijk acht. De kern van de boodschap van de minister – wij zijn het eens, maar als gemeentes en provincies dwarsliggen kun je het beter proberen met stroop dan met azijn – bracht zijn enthousiasme voor de duurzaamheid enigszins terug. Het blijkt dat politici van gemeenten en provincies met hun mond vaak enthousiaster zijn dan in hun daden.

Hij was blij dat thans hard wordt gewerkt aan de REB groene warmte, maar vond het wel jammer dat zijn suggestie inzake de etikettering van kernenergie door mevrouw Vos niet zo positief werd ontvangen.

De heer Van den Akker (CDA) wachtte met belangstelling het advies van de DTE over Dronten af.

Hij meende dat de REB achter de meter alleen voordeel heeft als de elektriciteit die achter de meter wordt opgewekt, direct wordt gebruikt. Bij levering aan het net vervalt dit voordeel. Is dat juist?

Tot slot verzocht hij de minister nog in te gaan op de kleine molens.

De minister zei het waarschijnlijk niet met mevrouw Vos eens te kunnen worden.

Tegenover de heer Crone merkte zij op dat ook de overheid belang heeft bij helderheid. Zij hoopte dat het platform daarbij kan helpen. Zij begreep dat de bedrijven die zich graag willen profileren, ook behoefte hebben aan helderheid opdat zij maar één en dan een juiste, boodschap hoeven te verkondigen.

Zon-PV is tot nu toe weinig geïnstalleerd en dat is ook logisch omdat het nog veel te duur is. Thans wordt veel in R&D geïnvesteerd om ervoor te zorgen dat zon-PV goedkoper kan worden. Tot nu toe worden wel voorbeeldprojecten gerealiseerd, maar geen commerciële. Vraag naar duurzame energie is er voldoende, maar het energiebedrijf dat Den Haag belevert heeft al moeite met het leveren van duurzame energie als de ministeries op grotere schaal hiertoe overgaan. Met het instellen van een verplichting wordt dit probleem niet opgelost.

De minister was blij met de positieve opstelling van de provincies. Zij zijn zich ervan bewust dat het een groot probleem is. De minister vertrouwde erop dat de heer Van Geel serieus zal proberen de dames en heren goed bij de les te houden.

Als de stroom die achter de meter wordt opgewekt wordt teruggeleverd, wordt een terugleververgoeding ontvangen. Het door de heer Van den Akker naar voren gebrachte probleem doet zich dan niet voor.

De mogelijkheid van kleine windmolens wordt nog bestudeerd. Windmolens moeten allereerst veilig zijn en daarom zal daar nauwkeurig naar gekeken moeten worden.

De voorzitter van de commissie,

Biesheuvel

De griffier van de commissie,

Tielens-Tripels


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Blaauw (VVD), Biesheuvel (CDA), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PvdA), Leers (CDA), Voûte-Droste (VVD), ondervoorzitter, Van Zuijlen (PvdA), M. B. Vos (GroenLinks), Rabbae (GroenLinks), Marijnissen (SP), Hessing (VVD), Giskes (D66), Crone (PvdA), Van Dijke (RPF/GPV), Van Walsem (D66), Hofstra (VVD), Wagenaar (PvdA), De Boer (PvdA), Verburg (CDA), Stroeken (CDA), Ravestein (D66), Geluk (VVD), Van den Akker (CDA), Blok (VVD), Hindriks (PvdA) en Dijsselbloem (PvdA).

Plv. leden: Snijder-Hazelhoff (VVD), Atsma (CDA), Kalsbeek (PvdA), Wijn (CDA), Klein Molekamp (VVD), Schoenmakers (PvdA), Van der Steenhoven (GroenLinks), Vendrik (GroenLinks), Poppe (SP), De Swart (VVD), Van den Berg (SGP), Kuijper (PvdA), Van Middelkoop (RPF/GPV), Schimmel (D66), Van Baalen (VVD), Herrebrugh (PvdA), Smits (PvdA), Schreijer-Pierik (CDA), Van der Hoeven (CDA), Bakker (D66), Van Beek (VVD), De Haan (CDA), Udo (VVD), Hamer (PvdA) en Koenders (PvdA).

Naar boven