26 893
Structuurschema Regionale en Kleine Luchthavens

nr. 56
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 maart 2008

Bij brief van 22 oktober 2007 (Kamerstuk 26 893/30 452, nr. 55) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot de aanwijzingsprocedure voor Rotterdam Airport. De Vaste Commissie voor Verkeer en Waterstaat heeft mij per brief van 5 november 2007 (kenmerk 07-VW-B-095) verzocht de Commissie opnieuw te informeren over het vervolg van de aanwijzingsprocedure, zodra daar meer duidelijkheid over is. Met deze brief voldoe ik aan dat verzoek, mede namens de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

In de brief van 22 oktober 2007 heb ik u gemeld dat gedeputeerde Van Heijningen van de provincie Zuid-Holland op mijn verzoek een verkenning heeft uitgevoerd naar oplossingsrichtingen die in het kader van de aanwijzingsprocedure op draagvlak in de regio kunnen rekenen. Hij heeft geconstateerd dat met name de toename van de geluidsoverlast in de nacht door alle betrokken partijen als belangrijkste knelpunt wordt gezien, ongeacht of het commercieel of ander verkeer betreft. In het voorontwerp was de toename van de geluidsoverlast in de nacht een gevolg van extra regerings- en militair verkeer ten gevolge van de sluiting van Marinevliegkamp Valkenburg. In samenwerking met alle bestuurlijke partijen heeft de heer Van Heijningen een advies uitgebracht waarin uiteenlopende maatregelen worden voorgesteld om het knelpunt van de (toename van) geluidsoverlast aan te pakken en met name de hinder in de randen van de nacht terug te dringen.

De door de heer Van Heijningen in zijn advies voorgestelde maatregelen worden door een werkgroep met de provincie Zuid-Holland, de gemeenten Lansingerland, Schiedam en Rotterdam, de exploitant van de luchthaven en de ministeries van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Verkeer en Waterstaat in gezamenlijkheid beoordeeld op haalbaarheid en uitgewerkt.

Op grond van het bestuurlijk overleg in 2007 in het kader van artikel 19 van de Luchtvaartwet over het voorontwerp van het aanwijzingsbesluit en op grond van de laatste inzichten omtrent de suggesties van de heer Van Heijningen, heb ik de initiatiefnemer verzocht het eerder in 2006 door het bevoegd gezag aanvaarde Milieueffectrapport (MER) deels te herzien. Rotterdam Airport is verzocht de referentie te actualiseren en een extra alternatief aan het MER toe te voegen. In dit alternatief wordt voor de afwikkeling van het voorziene extra militair- en regeringsverkeer ten gevolge van de sluiting van Marinevliegkamp Valkenburg extra geluidsruimte ten behoeve van vliegtuigbewegingen op de dag toegevoegd en geen extra ruimte voor nachtvluchten. Dit alternatief is wat betreft nachtelijke overlast een verbetering ten opzichte van het voorontwerp dat in 2007 onderwerp was van genoemd bestuurlijk overleg. Daarin werd immers wel voorzien in extra ruimte voor de nacht. Tevens is de initiatiefnemer verzocht om in het Meest Milieuvriendelijke Alternatief (MMA) alle implementeerbare maatregelen uit het advies van de heer Van Heijningen te overwegen en deze op haalbaarheid en effecten te onderzoeken. Zoals bekend is één van deze maatregelen gericht op het reduceren van het aantal nachtvluchten door het terugdringen van vertragingen bij lijndiensten.

Ten behoeve van de gewenste aanpassing van het MER worden aanvullende richtlijnen voor het MER vastgesteld.

Op grond van het herziene MER, waarvan de initiatiefnemer aangegeven heeft dit in juni 2008 te kunnen aanbieden, zal ik dan zo spoedig mogelijk samen met mijn ambtgenoot van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer het definitieve ontwerpbesluit vaststellen. Conform de aanwijzingsprocedure zal het ontwerpbesluit en het bijbehorende MER ter visie worden gelegd. Daarna zal het definitieve aanwijzingsbesluit, naar ik verwacht eind 2008, aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

Een afschrift van deze brief stuur ik aan gedeputeerde Van Heijningen van de provincie Zuid-Holland.

De minister van Verkeer en Waterstaat,

C. M. P. S. Eurlings

Naar boven