nr. 7
AANVULLEND VERSLAG
Vastgesteld 31 maart 2000
De vaste commissie voor Justitie1, belast
met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft op 22 maart
2000 (Tweede Kamer 1999–2000 26 890 nr. 6) verslag uitgebracht
van haar bevindingen. Hierbij is ten onrechte de inbreng van de GroenLinks-fractie
niet opgenomen. Bij dezen vult de vaste commissie voor Justitie het verslag
zoals uitgebracht op 22 maart 2000 aan met de onderstaand weergegeven inbreng.
Onder het voorbehoud dat de gestelde vragen en gemaakte opmerkingen in
het eerder uitgebrachte verslag en deze aanvulling genoegzaam zullen zijn
beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over het voorstel
van wet voldoende voorbereid.
Algemeen
De leden van de GroenLinks-fractie zouden graag nader toegelicht zien
waarom het onderhavige verdrag, dat de facto al sinds 27 juni 1995 wordt toegepast,
pas nu ter goedkeuring aan het parlement wordt voorgelegd. De regering noemt
als reden het voornemen om dit verdrag tegelijk met andere overnameverdragen
aan de Staten-Generaal voor te leggen. Deze leden vragen of een dergelijk
voornemen een zo lang uitstel rechtvaardigt. Hoe verhoudt zich deze praktijk
tot de toezegging van de regering tijdens de parlementaire behandeling van
de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, om de voorlegging ter goedkeuring
«zo spoedig mogelijk» nadat de voorlopige toepassing een aanvang
heeft genomen te laten plaatsvinden? Acht de regering hier een zo zwaarwegend
Koninkrijksbelang aanwezig, dat afwijking van de hoofdregel van voorafgaande
parlementaire goedkeuring wordt gerechtvaardigd?
Kan de regering nader ingaan op de aanleiding voor het verdrag? Om hoeveel
Roemenen ging het en hoe lang heeft deze instroom aangehouden? Wat zijn de
criteria in het algemeen voor het sluiten van een verdrag als het onderhavige?
Is de regering het met deze leden eens dat een tijdelijk verschijnsel geen
reden kan zijn voor het sluiten van een verdrag?
Aan de hand van welke criteria toetst de regering of een verdrag al dan niet aan de Staten-Generaal dient te worden voorgelegd? Acht de regering
het feit dat soortgelijke verdragen zinvol zijn gebleken, doorslaggevend voor
een beslissing hieromtrent?
Vragen met betrekking tot de artikelen
Artikel 4
Bedoelt de regering met deze verklaring tevens dat het verdrag niet toegepast
zal worden bij strijdigheid met het Vluchtelingenverdrag? Zo ja, is het niet
beter dit expliciet te verklaren?
Is de regering het met de leden eens dat er ook geen strijd met andere
verdragen, zoals het EVRM of het Folteringverdrag mag zijn? Zo ja, kan dan
niet beter voor een ruimere formulering worden gekozen, waarbij ook strijd
met andere volkenrechtelijke verplichtingen wordt uitgesloten?
Artikel 5
Acht de regering de regeling waarbij het verzoek om een reisdocument dat
binnen vijf werkdagen niet is beantwoord, wordt geacht te zijn ingewilligd,
een zorgvuldige regeling? De leden van de GroenLinks-fractie hebben grote
bezwaren tegen deze vergaande juridische fictie. Zou deze termijn niet op
zijn minst beduidend langer moeten zijn? Wordt het verzoek nog gerappelleerd
aan de betreffende instantie in Roemenië? Geldt dit evenzeer in het geval
dat de betrokkene stelt niet van Roemeense afkomst te zijn? Op welke wijze
worden in deze praktijk nog de belangen van betrokkene gewaarborgd? In hoeveel
gevallen worden mensen op deze wijze overgedragen aan de Roemeense autoriteiten?
In hoeveel gevallen is gebleken dat de betrokkene niet de Roemeense nationaliteit
bezat, waardoor artikel 4 moest worden toegepast? Is de regering bereid deze
regeling aan te passen? Is de regering bereid het parlement van mogelijk toekomstige
notawisselingen op de hoogte te stellen, waarvan zij inzage kunnen verkrijgen?
Artikel 6
Acht de regering instemming van de regeringen van de Nederlandse Antillen
en Aruba een voorwaarde voor de uitbreiding van de toepassing van dit verdrag?
Zo nee, is dat niet strijdig met het Statuut voor het Koninkrijk, dat instemming
van alle regeringen van het Koninkrijk vereist? En zo ja, is het niet beter
om dit expliciet in dit artikel op te nemen?
Artikel 8 lid 2
De leden van de GroenLinks-fractie hebben problemen met dit artikellid,
dat het mogelijk maakt om Aanhangselen onmiddellijk in werking te laten treden.
Acht de regering het niet van belang, dat de wijzigingsverdragen aan de Staten-Generaal
worden voorgelegd? Anders zou het kunnen gebeuren dat het verdrag, waar eerder
het parlement zijn goedkeuring aan heeft verbonden, inhoudelijk gewijzigd
kan worden buiten het parlement om.
Artikel 9
De leden van de GroenLinks-fractie achten het wenselijk dat duidelijker
wordt geregeld op welke wijze de Kamer wordt betrokken bij een beslissing tot schorsing van de werking van het Verdrag. Acht de regering
dit mogelijk en zo ja, op welke wijze zal dit worden geregeld?
De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,
Van Heemst
De griffier voor dit verslag,
Fenijn
XNoot
1Samenstelling: Leden: Van de Camp (CDA), Biesheuvel (CDA), Swildens-Rozendaal
(PvdA), Scheltema-de Nie (D66), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA),
Apostolou (PvdA), Middel (PvdA), Van Heemst (PvdA), voorzitter, Dittrich (D66),
ondervoorzitter, Rabbae (GL), Rouvoet (RPF), Van Oven (PvdA), O. P. G.
Vos (VVD), Van Wijmen (CDA), Patijn (VVD), De Wit (SP), Ross-van Dorp (CDA),
Niederer (VVD), Nicolaï (VVD), Halsema (GL), Weekers (VVD), Van der Staaij
(SGP), Wijn (CDA), Brood (VVD).
Plv. leden: Balkenende (CDA), Verhagen (CDA), Wagenaar (PvdA), Van Vliet
(D66), Arib (PvdA), Duijkers (PvdA), Kuijper (PvdA), Albayrak (PvdA), Barth
(PvdA), Hoekema (D66), Karimi (GL), Schutte (GPV), Santi (PvdA), Van den Doel
(VVD), Rietkerk (CDA), Rijpstra (VVD), Marijnissen (SP), Buijs (CDA), Van
Baalen (VVD), Van Blerck-Woerdman (VVD), Oedayraj Singh Varma (GL), De Vries
(VVD), Van Walsem (D66), Eurlings (CDA), Kamp (VVD).