26 883
Regels inzake de bevordering van integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur met betrekking tot beschikkingen of overheidsopdrachten (Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur)

nr. 64
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 december 2002

De Eerste Kamer heeft op 18 juni 2002 ingestemd met het wetsvoorstel BIBOB. Thans zijn zowel de lagere regelgeving en noodzakelijke, aanvullende wetswijzigingen als de uitvoering bij bestuursorganen, het landelijk bureau en de andere partijen in voorbereiding.

Een projectteam binnen het ministerie van Justitie bereidt de operationalisering van de wet en in het bijzonder de inrichting van het Bureau BIBOB voor. De Wet BIBOB is per 1 september 2002 gedeeltelijk in werking getreden. Doel daarvan is het projectteam de mogelijkheid te bieden een simulatie uit te voeren om te testen of het ontwikkelde screeningsproces, inclusief de informatievoorziening, adequaat is. Ook het afsluiten van zogenaamde gegevensverstrekkingsovereenkomsten met de houders van informatiebronnen heeft hiermee een wettelijke basis gekregen.

Het projectteam is tijdens deze simulatie van de adviestaak geconfronteerd met vraagstukken die samenhangen met het optimaal implementeren van dit onderdeel van het BIBOB-instrumentarium. Die vraagstukken hebben onder meer betrekking op het zo effectief mogelijk bevragen van informatiebronnen en op een effectieve samenwerking met informatieleveranciers, waarbij ook andere departementen een cruciale rol vervullen. Het gaat daarbij om de vervolmaking van de informatiestromen bij het Bureau BIBOB alsmede de verwerking van de informatie binnen de door de wet in beginsel gestelde adviestermijn van vier weken. Die vervolmaking is ook noodzakelijk om zo degelijk mogelijke adviezen te kunnen verstrekken. Een aantal verbeteringen kan ook worden bereikt indien uitvoering wordt gegeven aan de zogenoemde Veegwet die thans in een vergaand stadium van voorbereiding is.

Het projectteam heeft ook geconstateerd dat begeleiding van bestuursorganen bij de invoering van het BIBOB-instrumentarium verdere intensivering behoeft. Deze begeleiding voor zowel de diverse vergunningstelsels, subsidieregelingen als ook de aanbestedingen zal samen met betrokken partijen ter hand worden genomen.

In het licht hiervan menen wij dat de inwerkingtreding van de Wet BIBOB per 1 januari 2003 niet verantwoord is. Het betreft een complexe wet met een zware verantwoordelijkheid voor een veelheid van bestuurlijke actoren.

Het verdient de voorkeur het BIBOB-instrumentarium pas dan te lanceren indien in brede zin kan worden gegarandeerd dat het instrumentarium optimaal functioneert en dat voldaan wordt aan de hoge eisen die wij daaraan willen en moeten stellen. De uitkomsten van de parlementaire enquête bouwnijverheid onderstrepen nogmaals het belang van zorgvuldig handelen van de overheid zowel in de hoedanigheid van opdrachtgever als in de hoedanigheid van beoordelaar van de integriteit van haar partners.

De vraagstukken die uit de simulatie naar voren zijn gekomen en de noodzaak om de bestuursorganen intensiever te begeleiden, leiden tot de conclusie dat op 1 januari 2003 nog niet aan de gestelde hoge eisen kan worden voldaan.

In verband hiermee hebben wij besloten de wet op 1 juni 2003 in werking te laten treden. Indien echter tijdens de verdere voorbereidingen mocht blijken dat met handhaving van de huidige kwaliteitseisen een eerdere inwerkingtreding mogelijk is, zullen wij u hierover informeren.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Naar boven