nr. 64
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
EN VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 december 2002
De Eerste Kamer heeft op 18 juni 2002 ingestemd met het wetsvoorstel BIBOB.
Thans zijn zowel de lagere regelgeving en noodzakelijke, aanvullende wetswijzigingen
als de uitvoering bij bestuursorganen, het landelijk bureau en de andere partijen
in voorbereiding.
Een projectteam binnen het ministerie van Justitie bereidt de operationalisering
van de wet en in het bijzonder de inrichting van het Bureau BIBOB voor. De
Wet BIBOB is per 1 september 2002 gedeeltelijk in werking getreden. Doel
daarvan is het projectteam de mogelijkheid te bieden een simulatie uit te
voeren om te testen of het ontwikkelde screeningsproces, inclusief de informatievoorziening,
adequaat is. Ook het afsluiten van zogenaamde gegevensverstrekkingsovereenkomsten
met de houders van informatiebronnen heeft hiermee een wettelijke basis gekregen.
Het projectteam is tijdens deze simulatie van de adviestaak geconfronteerd
met vraagstukken die samenhangen met het optimaal implementeren van dit onderdeel
van het BIBOB-instrumentarium. Die vraagstukken hebben onder meer betrekking
op het zo effectief mogelijk bevragen van informatiebronnen en op een effectieve
samenwerking met informatieleveranciers, waarbij ook andere departementen
een cruciale rol vervullen. Het gaat daarbij om de vervolmaking van de informatiestromen
bij het Bureau BIBOB alsmede de verwerking van de informatie binnen de door
de wet in beginsel gestelde adviestermijn van vier weken. Die vervolmaking
is ook noodzakelijk om zo degelijk mogelijke adviezen te kunnen verstrekken.
Een aantal verbeteringen kan ook worden bereikt indien uitvoering wordt gegeven
aan de zogenoemde Veegwet die thans in een vergaand stadium van voorbereiding
is.
Het projectteam heeft ook geconstateerd dat begeleiding van bestuursorganen
bij de invoering van het BIBOB-instrumentarium verdere intensivering behoeft.
Deze begeleiding voor zowel de diverse vergunningstelsels, subsidieregelingen
als ook de aanbestedingen zal samen met betrokken partijen ter hand worden
genomen.
In het licht hiervan menen wij dat de inwerkingtreding van de Wet BIBOB
per 1 januari 2003 niet verantwoord is. Het betreft een complexe wet
met een zware verantwoordelijkheid voor een veelheid van bestuurlijke actoren.
Het verdient de voorkeur het BIBOB-instrumentarium pas dan te lanceren
indien in brede zin kan worden gegarandeerd dat het instrumentarium optimaal
functioneert en dat voldaan wordt aan de hoge eisen die wij daaraan willen
en moeten stellen. De uitkomsten van de parlementaire enquête bouwnijverheid
onderstrepen nogmaals het belang van zorgvuldig handelen van de overheid zowel
in de hoedanigheid van opdrachtgever als in de hoedanigheid van beoordelaar
van de integriteit van haar partners.
De vraagstukken die uit de simulatie naar voren zijn gekomen en de noodzaak
om de bestuursorganen intensiever te begeleiden, leiden tot de conclusie dat
op 1 januari 2003 nog niet aan de gestelde hoge eisen kan worden voldaan.
In verband hiermee hebben wij besloten de wet op 1 juni 2003 in werking
te laten treden. Indien echter tijdens de verdere voorbereidingen mocht blijken
dat met handhaving van de huidige kwaliteitseisen een eerdere inwerkingtreding
mogelijk is, zullen wij u hierover informeren.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J. W. Remkes
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner