26 883
Regels inzake de bevordering van integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur met betrekking tot beschikkingen of overheidsopdrachten (Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur)

nr. 57
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 oktober 2001

Tijdens de plenaire behandeling van het bovengenoemde voorstel is door een aantal leden van Uw Kamer een aantal moties ingediend, alsmede een enkel nieuw amendement bij bovenvermeld wetsvoorstel. Ik hecht eraan in aanvulling op de reeds gewisselde argumenten het volgende, mede namens mijn ambtgenoot van Justititie, nog nadrukkelijk in overweging te geven.

Met betrekking tot Motie 34 en amendement 50 van de leden Duijkers respectievelijk Luchtenveld merk ik op dat het in dit amendement beoogde artikel 41a de mogelijkheid schept bij of krachtens algemene maatregel van bestuur van de Wet BIBOB af te wijken. Ik meen dat dit uit het oogpunt van behoorlijke wetgeving onaanvaardbaar is, te meer daar de afwijkingsmogelijkheid op geen enkele wijze in materiële zin wordt geclausuleerd. Het amendement moet derhalve worden ontraden. Ten aanzien van de motie met stuknummer 34 heb ik tijdens de plenaire behandeling na de uitleg die daaraan door Mevrouw Duijkers is gegeven, namelijk dat bij de motie uitgegaan moet worden van de wet zo als die thans luidt, aangegeven dat ik deze motie kan ondersteunen. Hierbij zij aangetekend dat ik er daarbij vanuit ben gegaan dat er geen verwijzing plaatsvindt naar artikel 41a. Ik kan dan ook niet onverkort gevolg geven aan voornoemde motie, nu die uitdrukkelijk verwijst naar het via amendement 50 te introduceren artikel 41a.

Motie 35 van het lid Scheltema ziet op de mogelijkheid van verlening van ontheffing in het kader van de Wet politieregisters naast het stelsel van de Wet BIBOB. Ik wijs er op dat in het kader van de zogenoemde proeftuinen bij het ontwikkelen van een efffectief bestuurlijke aanpak dergelijke ontheffingen, met een overigens tijdelijk karakter, reeds gebruikelijk zijn. Ook voor andere sectoren of activiteiten, zoals bijvoorbeeld de verwerving van onroerend goed, kan het instrument van ontheffing van betekenis zijn, nu deze niet binnen het stelsel van de wet BIBOB valt.

De ontheffingen zullen ook in de toekomst mogelijk blijven. De motie is derhalve naar mijn oordeel overbodig.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven