nr. 36
AMENDEMENT VAN HET LID SCHELTEMA-DE NIE
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel 39 wordt de volgende wijziging aangebracht:
Onder verlettering van onderdeel B tot onderdeel C, wordt na onderdeel
A een nieuw onderdeel B ingevoegd, luidende:
B
Na artikel 8.12 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 8.12a
1. Indien de vergunninghouder de inrichting ten behoeve waarvan de vergunning
is verleend, overdraagt, deelt hij dit mede aan het bevoegd gezag.
2. Het bevoegd gezag kan, als niet is voldaan aan de meldingsplicht in
het eerste lid, overgaan tot schorsing van de vergunning binnen een maand
nadat het heeft kennisgenomen van de overdracht.
3. Het bevoegd gezag gaat daar slechts toe over indien het overweegt tot
intrekking over te gaan op grond van artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen
door het openbaar bestuur.
4. De schorsing duurt totdat het bevoegd gezag omtrent de intrekking
heeft beslist, doch niet langer dan drie maanden.
Toelichting
Aangezien de milieuvergunning objectgebonden is – zij wordt verleend
ten behoeve van een inrichting – en het de vergunninghouder in verband
daarmee in beginsel vrij staat de inrichting waarvoor de vergunning is verleend,
over te dragen, is het voor het bevoegd gezag niet steeds duidelijk wie op
enig moment de vergunninghouder is. In het kader van BIBOB is deze «vrije
overdraagbaarheid» onwenselijk.
Door middel van dit amendement wordt gerealiseerd dat het bevoegd gezag
in alle gevallen weet wie de vergunninghouder is. Indien het bevoegd gezag
twijfelt aan de integriteit van de nieuwe vergunninghouder, kan
het binnen de kaders van de wet BIBOB het traject voor intrekking van de vergunning
in gang zetten.
Om het naleven van deze meldingsplicht te bevorderen en te voorkomen dat
zich situaties gaan voordoen waartegen deze wet zich richt, wordt het bevoegd
gezag de bevoegdheid verleend een vergunning tijdelijk te schorsen als het
overweegt tot intrekking van die vergunning over te gaan.
Scheltema-de Nie