nr. 58
NADER GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID RABBAE TER VERVANGING
VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 52
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Aan artikel 3.14 wordt toegevoegd:
4. Indien sprake is van een tussen een studerende jonger dan 21 jaren
en zijn ouder langdurig ernstig verstoorde verhouding als bedoeld in het eerste
lid, wordt het bedrag van de veronderstelde ouderlijke bijdrage, bedoeld in
artikel 3.13, ingevorderd door de IB-Groep, na een toewijzend vonnis of arrest
tot het verstrekken van levensonderhoud op grond van Titel 17 van Boek 1 van
het Burgerlijk Wetboek.
5. De IB-Groep maant de weigerachtige ouder om binnen een vastgestelde
termijn van ten minste vier weken na dagtekening van de aanmaning het bedrag
van de veronderstelde ouderlijke bijdrage alsnog te voldoen.
6. Indien de weigerachtige ouder ook na aanmaning in gebreke blijft, kan
de invordering van het verschuldigde bedrag, vermeerderd met de kosten van
aanmaning en invordering, zonder rechterlijke tussenkomst geschieden bij dwangbevel.
7. De betekening en tenuitvoerlegging van het dwangbevel geschieden door
de ontvanger van de rijksbelastingen en door de belastingdeurwaarder van de
rijksbelastingen, met toepassing van de artikelen 13 en 14 van die wet.
8. De ontvanger kan, zolang hij met de zorg voor de invordering is belast,
onder door hem te stellen voorwaarden aan de weigerachtige ouder voor een
bepaalde tijd bij beschikking uitstel van betaling verlenen. Gedurende het
uitstel wordt de dwanginvordering geschorst. Het uitstel kan tussentijds bij
beschikking worden beëindigd.
9. Met betrekking tot het verzet tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel
is artikel 17 van de Invorderingswet 1990 van overeenkomstige toepassing,
met dien verstande dat in dat artikel in plaats van «de ontvanger die
het dwangbevel heeft uitgevaardigd» telkens moet worden gelezen: de
met de tenuitvoerlegging van het dwangbevel belaste ontvanger.
10. De kosten van aanmaning en verdere invordering worden berekend op
de voet van de Kostenwet invordering rijksbelastingen. De artikelen 6 en 7
van de Invorderingswet 1990 zijn van overeenkomstige toepassing.
Toelichting
Voor studerenden jonger dan 21 jaar met ouders die wel voldoende inkomen
hebben, maar die niet bereid zijn de veronderstelde ouderlijke bijdrage te
voldoen, is een extra bescherming nodig. De studerende verkeert in een afhankelijke
positie en moet uit oogpunt van toegankelijkheid en rechtvaardigheid
gegarandeerd kunnen beschikken over voldoende middelen om een studie in het
hoger onderwijs te volgen. Het voorliggende amendement biedt die garantie
en biedt tegelijkertijd de zekerheid dat in situaties waar ouders en hun studerende
kind(eren) er samen op een wederzijds bevredigende manier uitkomen geen nodeloze
overheidsinterventie plaatsvindt. Bovendien is er op deze manier geen inzet
van gemeenschapsmiddelen nodig om weigerachtige ouders van hun verantwoordelijkheid
te ontheffen. Tot slot vermijdt deze regeling ingewikkelde en voor betrokkenen
zeer belastende procedures.
Rabbae