26 873
Intrekking van de Wet op de studiefinanciering en vervanging door de Wet studiefinanciering 2000 (Wet studiefinanciering 2000)

nr. 29
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 21 maart 2000

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1, derde lid, komt als volgt te luiden:

3. Bij algemene maatregel van bestuur, op voordracht van Onze Minister en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, kunnen nadere regels worden gesteld voor de toepassing van het tweede lid.

B

Artikel 2.3, vierde lid, komt als volgt te luiden:

4. Voor studiefinanciering kan een student in aanmerking komen tot en met de maand waarin hij de leeftijd van:

a. 30 jaren heeft bereikt, en

b. 34 jaren heeft bereikt, indien hem in de maand voorafgaande aan de maand waarin hij de leeftijd van 30 jaren heeft bereikt, studiefinanciering was toegekend.

C

In artikel 3.2, vierde lid, wordt «artikel 1, onderdeel d, van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen» vervangen door: artikel 1, onderdeel f, van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen 1998.

D

In artikel 9.10 wordt «de artikelen 9.2 tot en met 9.5» vervangen door: de artikelen 9.3 tot en met 9.5.

E

In artikel 9.12 komt het opschrift te luiden «Overtreding» en vervalt de eerste volzin.

F

Artikel 9.13 vervalt.

G

In artikel 12.8 wordt «een eerder studiejaar studiefinanciering» vervangen door: een eerder studiejaar.

H

Artikel 12.12 vervalt.

I

1. In artikel 13.6 wordt voor de bestaande tekst ingevoegd:

De Les- en cursusgeldwet wordt als volgt gewijzigd:

A

2. In onderdeel A vervalt «van de Les- en cursusgeldwet».

3. Na onderdeel A worden toegevoegd de onderdelen B en C, luidende:

B

In artikel 6, derde lid, wordt «is voldaan» vervangen door: is of zal worden voldaan.

C

In de artikelen 4, derde en vierde lid, 5, vierde lid, en 6, vijfde lid, wordt «bij algemene maatregel van bestuur» telkens vervangen door: bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.

J

Artikel 14.2 komt als volgt te luiden:

Artikel 14.2. Inwerkingtreding

Deze wet treedt in werking op 1 september 2000, met uitzondering van:

a. artikel 13.6 dat voor wat betreft de onderdelen B en C in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en terugwerkt tot en met 1 augustus 2000,

b. artikel 13.13 dat voor wat betreft onderdeel A in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en terugwerkt tot en met 1 september 1996, en

c. artikel 13.13 dat voor wat betreft onderdeel B in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

TOELICHTING

Onderdelen A, C en G

In deze onderdelen worden technische verbeteringen aangebracht.

Onderdeel B

Artikel 2.4, vierde lid, moet worden gelezen in samenhang met de artikelen 5.4 en 10.4. In de Nota studiefinanciering was gekozen voor het verschuiven van de leeftijdsgrens uit de Wet op de studiefinanciering van 27 jaar naar een harde grens van 30 jaar. Op grond van de motie van het lid Rabbae c.s. (kamerstukken II 1998/99, 26 397, nr. 15), is de leeftijdsgrens verschoven naar 34 jaar, zij het dat voor de periode van 30 tot 34 jaar uitsluitend kan worden geleend. De vorm van de studiefinanciering is opgenomen in de artikelen 5.4 en 10.4. Hoewel in die artikelen is aangegeven dat aanspraak op studiefinanciering bestaat na het 30-ste jaar voor de resterende beurs, en de aanspraak niet mag zijn verstreken, kan bij nader inzien artikel 2.3, vierde lid, verwarring wekken bij het lezen van uitsluitend die bepaling. Omdat een van de uitgangspunten van de Wet studiefinanciering 2000 is het vergroten van de duidelijkheid, wordt artikel 2.3, vierde lid, aangepast.

Onderdelen D, E, F en H

Inmiddels is de wet van 20 januari 2000 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en andere wetten met het oog op de opneming in het Wetboek van Strafrecht van eenvormige strafbepalingen inzake het verstrekken van onware gegevens en het nalaten te voldoen aan wettelijke verplichtingen om tijdig gegevens te verstrekken (concentratie strafbaarstelling frauduleuze gedragingen) in het Staatsblad gepubliceerd (2000, 40). Die wet treedt in werking met ingang van 1 april 2000. Daarom is de overgangsbepaling terzake (artikel 12.12) geschrapt en zijn de wijzigingen in de artikelen 9.10 en 9.12 zelf opgenomen. Voorts is artikel 9.14 geschrapt.

Onderdeel I

Onderdeel A is gelijk aan het in het wetsvoorstel opgenomen artikel 13.6.

Onderdeel B brengt artikel 6 van de Les- en cursusgeldwet in overeenstemming met artikel 15, eerste lid, onderdeel b, van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet. Dit besluit bepaalt namelijk dat het cursusgeld gespreid kan worden betaald, terwijl de wet voorschrijft dat alvorens tot inschrijving kan worden overgegaan, het cursusgeld moet zijn voldaan.

Onderdeel C maakt subdelegatie mogelijk. Daardoor kan in het in voorbereiding zijnde Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeld 2000, waarvan de inwerkingtreding is beoogd per 1 augustus 2000 en dat het bestaande Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeld zal vervangen, de hoofdzaken bevatten en kunnen de gedetailleerde procedurele voorschiften bij ministeriële regeling worden geregeld.

Onderdeel J

De wijziging van de artikelen 4, 5 en 6 van de Les- en cursusgeldwet (artikel 14.2, onderdeel a) dient terug te werken tot het tijdstip waarop het nieuwe Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeld 2000 in werking treedt, te weten 1 augustus 2000.

De onderdelen b en c van artikel 14.2 zijn niet gewijzigd.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L. M. L. H. A. Hermans

Naar boven