nr. 4
VOORSTEL VAN WET ZOALS GEWIJZIGD NAAR AANLEIDING VAN HET ADVIES VAN
DE RAAD VAN STATE
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is ter bestrijding
van bezit van vuur-, steek- en andere wapens en daarmee samenhangend geweld
de Gemeentewet en de Wet wapens en munitie te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
In de Gemeentewet wordt na artikel 174a een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel174b
1. De burgemeester is bevoegd bij verstoring van de openbare orde door
de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan,
een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande
gebouwen en daarbij behorende erven, aan te wijzen als veiligheidsrisicogebied.
2. De aanwijzing als veiligheidsrisicogebied wordt gegeven voor een bepaalde
duur die niet langer is dan strikt noodzakelijk voor de handhaving van de
openbare orde.
3. De bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering
aangewezen ambtenaren zijn in een veiligheidsrisicogebied te allen tijde bevoegd
personen aan hun kleding en bagage te onderzoeken op het dragen van een wapen
en op de aanwezigheid van munitie.
4. De bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering
aangewezen ambtenaren zijn in een veiligheidsrisicogebied te allen tijde bevoegd
vervoermiddelen te onderzoeken op de aanwezigheid van een wapen en munitie.
5. Een ieder is verplicht op eerste vordering medewerking te verlenen
aan het onderzoeken als bedoeld in het derde en vierde lid.
6. Onder wapen als bedoeld in het derde en vierde lid wordt verstaan:
een wapen als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie.
7. Onder munitie als bedoeld in het derde en vierde lid wordt verstaan:
munitie als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie.
ARTIKEL II
De Wet wapens en munitie wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 50, eerste lid, komt te luiden:
1. De bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering
aangewezen ambtenaren zijn bevoegd te vorderen dat de verpakking van goederen,
met inbegrip van reisbagage, wordt geopend, indien daartoe redelijkerwijs
aanleiding bestaat op grond van:
a. een gepleegd strafbaar feit waarbij wapens zijn gebruikt;
b. een gepleegde overtreding van de artikelen 13, 26 of 27;
c. aanwijzingen dat een strafbaar feit als bedoeld onder a of b zal worden
gepleegd..
B
Artikel 51, eerste lid, komt te luiden:
1. De bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering
aangewezen ambtenaren zijn bevoegd vervoermiddelen te onderzoeken:
a. indien daartoe redelijkerwijs aanleiding bestaat op grond van een gepleegd
strafbaar feit waarbij wapens zijn gebruikt;
b. op grond van een gepleegde overtreding van de artikelen 13, 26 of 27;
c. aanwijzingen dat een strafbaar feit als bedoeld onder a of b zal worden
gepleegd.
C
Artikel 52, tweede lid, komt te luiden:
2. De in het eerste lid bedoelde ambtenaren zijn bevoegd personen aan
hun kleding te onderzoeken indien daartoe redelijkerwijs aanleiding bestaat
op grond van:
a. een gepleegd strafbaar feit waarbij wapens zijn gebruikt;
b. een gepleegde overtreding van de artikelen 13, 26 of 27;
c. aanwijzingen dat een strafbaar feit als bedoeld onder a of b zal worden
gepleegd.
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
De Minister van Justitie,