nr. 13
AMENDEMENT VAN HET LID VAN MIDDELKOOP C.S.
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
Artikel I, onderdeel A, aanhef, wordt vervangen door:
Na artikel 174a wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
II
In artikel I, onderdeel A, wordt artikel 151b als volgt gewijzigd:
A. De artikelaanduiding wordt vervangen door: Artikel 174b.
B. In het eerste lid wordt de zinsnede «De raad kan bij verordening
de burgemeester de bevoegdheid verlenen om» vervangen door: De burgemeester
is bevoegd.
III
In artikel I, onderdeel B, wordt de zinsnede «de artikelen 151b,
154a, 172, 173, 174, tweede lid, 174a, 175, 176 en 176a» vervangen door:
de artikelen 154a, 172, 173, 174, tweede lid, 174a, 174b, 175, 176 en 176a.
IV
In artikel I, onderdeel C, wordt de zinsnede «krachtens de artikelen
151b en 154a» vervangen door: krachtens de artikelen 154a en 174b.
V
In artikel II, onderdeel A, onder 2, wordt «artikel 151b»
vervangen door: artikel 174b.
VI
In artikel II, onderdeel B, onder 2, wordt «artikel 151b»
vervangen door: artikel 174b.
VII
In artikel II, onderdeel C, onder 2, wordt «artikel 151b»
vervangen door: artikel 174b.
Toelichting
In de derde nota van wijziging (stuk nr. 11) stelt de initiatiefnemer
voor de bevoegdheid van de burgemeester om een veiligheidsrisicogebied aan
te wijzen te koppelen aan een toepassingsbevoegdheid van de officier van justitie.
Daarmee wordt een extra accent gelegd op het strafvorderlijk spoor.
Navenant neemt de betekenis af van het voorschrift de raad terzake een
verordening te laten opstellen. Gelet op de in het wetsvoorstel aan de burgemeester
verleende extra verantwoordelijkheid is het minder gewenst dit afhankelijk
te maken van de bereidwilligheid van de raad een verordening op te stellen.
Ook is het gevaar dat, indien er een verordening is, de burgemeester daaraan
een legitimatie kan ontlenen te gemakkelijk te grijpen naar zijn aanwijzingsbevoegdheid.
Het verdient de voorkeur de burgemeester zoveel mogelijk zelfstandig en in
overleg met de officier van justitie verantwoordelijk te laten zijn en achteraf
de raad te laten controleren. De raad wordt daartoe in staat gesteld op grond
van het voorschrift van het vijfde lid, waarin wordt voorgeschreven dat de
burgemeester de gebiedsaanwijzing zo spoedig mogelijk ter kennis van de raad
(en de officier van justitie) brengt.
Van Middelkoop
Van den Berg
Scheltema-de Nie