26 865
Voorstel van wet van het lid Van de Camp tot wijziging van de Gemeentewet en de Wet wapens en munitie in verband met de bestrijding van wapengeweld

nr. 13
AMENDEMENT VAN HET LID VAN MIDDELKOOP C.S.

Ontvangen 13 juni 2001

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

Artikel I, onderdeel A, aanhef, wordt vervangen door:

Na artikel 174a wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

II

In artikel I, onderdeel A, wordt artikel 151b als volgt gewijzigd:

A. De artikelaanduiding wordt vervangen door: Artikel 174b.

B. In het eerste lid wordt de zinsnede «De raad kan bij verordening de burgemeester de bevoegdheid verlenen om» vervangen door: De burgemeester is bevoegd.

III

In artikel I, onderdeel B, wordt de zinsnede «de artikelen 151b, 154a, 172, 173, 174, tweede lid, 174a, 175, 176 en 176a» vervangen door: de artikelen 154a, 172, 173, 174, tweede lid, 174a, 174b, 175, 176 en 176a.

IV

In artikel I, onderdeel C, wordt de zinsnede «krachtens de artikelen 151b en 154a» vervangen door: krachtens de artikelen 154a en 174b.

V

In artikel II, onderdeel A, onder 2, wordt «artikel 151b» vervangen door: artikel 174b.

VI

In artikel II, onderdeel B, onder 2, wordt «artikel 151b» vervangen door: artikel 174b.

VII

In artikel II, onderdeel C, onder 2, wordt «artikel 151b» vervangen door: artikel 174b.

Toelichting

In de derde nota van wijziging (stuk nr. 11) stelt de initiatiefnemer voor de bevoegdheid van de burgemeester om een veiligheidsrisicogebied aan te wijzen te koppelen aan een toepassingsbevoegdheid van de officier van justitie. Daarmee wordt een extra accent gelegd op het strafvorderlijk spoor.

Navenant neemt de betekenis af van het voorschrift de raad terzake een verordening te laten opstellen. Gelet op de in het wetsvoorstel aan de burgemeester verleende extra verantwoordelijkheid is het minder gewenst dit afhankelijk te maken van de bereidwilligheid van de raad een verordening op te stellen.

Ook is het gevaar dat, indien er een verordening is, de burgemeester daaraan een legitimatie kan ontlenen te gemakkelijk te grijpen naar zijn aanwijzingsbevoegdheid. Het verdient de voorkeur de burgemeester zoveel mogelijk zelfstandig en in overleg met de officier van justitie verantwoordelijk te laten zijn en achteraf de raad te laten controleren. De raad wordt daartoe in staat gesteld op grond van het voorschrift van het vijfde lid, waarin wordt voorgeschreven dat de burgemeester de gebiedsaanwijzing zo spoedig mogelijk ter kennis van de raad (en de officier van justitie) brengt.

Van Middelkoop

Van den Berg

Scheltema-de Nie

Naar boven