26 861
Aanpassing van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek aan richtlijn nr. 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten (PbEG L 144)

nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 19 juli 2000

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

In artikel I worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A

Artikel 7.1.9A.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In lid 1, onderdeel a, worden de woorden «de naam en» vervangen door: de identiteit en.

2. Lid 1, onderdeel f, wordt vervangen door:

f. het al dan niet van toepassing zijn van de mogelijkheid van ontbinding overeenkomstig de artikelen 7.1.9A.4 lid 1 en 7.1.9A.5;

3. In de aanhef van lid 2 worden de woorden «de volgende gegevens worden verstrekt» vervangen door: de volgende gegevens worden verstrekt, behoudens voor zover zulks reeds is geschied voordat de koop op afstand werd gesloten.

4. In lid 2, onderdeel d, worden de woorden «in het kader van de koop» vervangen door: in het kader van de koop op afstand.

B

In artikel 7.1.9A.7 worden de woorden «door een ander frauduleus is gebruikt bij koop op afstand» vervangen door: frauduleus is gebruikt in het kader van koop op afstand.

C

Artikel 7.1.9A.8 wordt als volgt gewijzigd:

1. De woorden «van ongevraagde oproepen, gedaan ter bevordering» worden vervangen door: van ongevraagde oproepen ter bevordering.

2. De woorden «de naam van de verkoper» worden vervangen door: de identiteit van de verkoper.

3. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

4. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:

2. Het gebruik van automatische oproepsystemen zonder menselijke tussenkomst en faxen voor het doen van ongevraagde oproepen, ter bevordering van de totstandkoming van een koop op afstand, aan een natuurlijk persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, is uitsluitend toegestaan, indien de desbetreffende persoon daarvoor voorafgaand toestemming heeft verleend.

3. Het gebruik van andere dan de in lid 2 genoemde technieken voor communicatie op afstand voor het doen van ongevraagde oproepen of mededelingen, ter bevordering van de totstandkoming van een koop op afstand, aan een natuurlijk persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, is toegestaan, tenzij de desbetreffende persoon te kennen heeft gegeven dat hij oproepen of mededelingen waarbij van deze technieken gebruik wordt gemaakt, niet wenst te ontvangen.

4. Degene die ongevraagd oproepen of mededelingen ter bevordering van de totstandkoming van een koop op afstand doet, neemt passende maatregelen om ten minste eenmaal per jaar de personen, bedoeld in lid 3, bekend te maken met de mogelijkheden tot het doen van een kennisgeving als bedoeld in lid 3. De bekendmaking kan via een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze plaatsvinden.

D

Artikel 7.1.9A.10 lid 2 wordt vervangen door:

2. Lid 1 is niet van toepassing op artikel 7.1.9A.6 lid 1.

Toelichting

In onderdeel A worden enige wijzigingen van artikel 7.1.9A.3 (inzake de informatie die door de verkoper aan de koper moet worden verschaft) voorgesteld.

De wijziging onder 1 (vervanging van «naam» door «identiteit») strekt ertoe, nauwer aan te sluiten bij artikel 4 lid 1, onderdeel a, van richtlijn nr. 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten (PbEG L 144, hierna doorgaans te noemen: de richtlijn), waarin ook wordt gesproken van de identiteit van de leverancier.

Onder 2 wordt een verduidelijking voorgesteld waarmee gevolg wordt gegeven aan de opmerking van de leden van de D66-fractie in het verslag (p. 8) bij artikel 7.1.9A.3, dat in lid 1, onderdeel f, het vermoeden wordt geschetst van een keuze tussen bedenktijd en de mogelijkheid tot ontbinding, terwijl deze keuze, volgens hen, niet zou moeten bestaan.

Met de onder 3 opgenomen wijziging wordt beoogd om, overeenkomstig een opmerking van de leden van de PvdA-fractie in het verslag (p. 8), nauwer aan te sluiten bij de tekst van artikel 5 lid 1 van de richtlijn door tot uitdrukking te brengen dat, voor zover de verkoper reeds vóór het sluiten van de overeenkomst de door hem ter voldoening aan artikel 7.1.9A.3 te verschaffen informatie schriftelijk of op een andere ter beschikking van de koper staande en voor hem toegankelijke duurzame gegevensdrager aan deze heeft verstrekt, hij dit na de totstandkoming van de overeenkomst niet nogmaals behoeft te doen.

Onder 4 wordt voorgesteld om in artikel 7.1.9A.3 lid 2, onderdeel d, de ook elders in afdeling 7.1.9A gehanteerde term «koop op afstand» te gebruiken.

Met de in onderdeel B voorgestelde wijziging wordt beoogd om nauwer aan te sluiten bij de tekst van artikel 8 van de richtlijn.

Onderdeel C onder 2 strekt ertoe om, evenals in artikel 7.1.9A.3 (onderdeel A onder 1 van deze nota), in artikel 7.1.9A.8 te spreken van de identiteit van de verkoper, teneinde nauwer aan te sluiten bij de richtlijn (artikel 4 lid 3).

De in onderdeel C onder 3 opgenomen nieuwe leden 2 tot en met 4 van artikel 7.1.9A.8 strekken tot implementatie van artikel 10 van de richtlijn. Zoals in de memorie van toelichting, p. 10–11, is aangekondigd, is door de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat in samenwerking met mij bezien op welke wijze artikel 10 van de richtlijn, rekening houdend met de specifieke eisen die in artikel 11.7 van de Telecommunicatiewet zijn neergelegd, het meest doelmatig kan worden geïmplementeerd. Naar aanleiding hiervan wordt voorgesteld om thans met het oog op de wenselijkheid van een spoedige omzetting van artikel 10 van de richtlijn enkele daartoe strekkende bepalingen in afdeling 7.1.9A op te nemen. Bezien wordt nog of artikel 10 en het daaraan sterk verwante artikel 12 van richtlijn nr. 97/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 december 1997 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector (PbEG 1998, L 24, hierna te noemen: de sectorale privacyrichtlijn) gezamenlijk kunnen worden geïmplementeerd in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp, kamerstukken I 1999/2000, 25 892, nr. 92), in samenhang met de reeds in artikel 41 Wbp neergelegde implementatie van artikel 14 van richtlijn nr. 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 december 1997 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PbEG L 281, de algemene privacyrichtlijn). De inhoud van artikel 11.7 Telecommunicatiewet, die strekt tot implementatie van artikel 12 van de sectorale privacyrichtlijn en de inhoud van de in deze nota voorgestelde leden 2 tot en met 4 van artikel 7.1.9A.8 zullen in dat geval naar de Wbp worden overgebracht. Een en ander zal er alsdan toe leiden dat de versnippering over diverse Europese richtlijnen van sterk verwante regels op nationaal niveau ongedaan wordt gemaakt. Indien tot bedoelde gecombineerde implementatie wordt besloten, zal daartoe een apart wetsvoorstel worden opgesteld.

Het toepassingsgebied van de nieuwe leden 2 en 3 van artikel 7.1.9A.8 stemt overeen met dat van artikel 10 van de richtlijn inzake overeenkomsten op afstand. Dit brengt mee dat deze nieuwe leden van toepassing zijn op met behulp van een techniek voor communicatie op afstand gedane ongevraagde oproepen die zijn gedaan aan een consument ter bevordering van de totstandkoming van een koop op afstand. Voorts brengt dit mee dat lid 3 ook van toepassing is op geadresseerde post die ongevraagd aan een consument wordt toegezonden ter bevordering van de totstandkoming van een koop op afstand; met het oog daarop wordt in lid 3 tevens van mededelingen gesproken.

Een en ander betekent dat het toepassingsgebied van de leden 2 en 3 in een aantal opzichten verschilt van dat van artikel 11.7, eerste lid en tweede lid, eerste zin, van de Telecommunicatiewet. Artikel 11.7 Telecommunicatiewet betreft in plaats van ongevraagde oproepen die de bevordering van de totstandkoming van een koop op afstand tot doel hebben, ongevraagde oproepen voor commerciële, ideële of charitatieve doeleinden. Voorts is artikel 11.7 (gelezen in samenhang met artikel 11.8) Telecommunicatiewet van toepassing op abonnees op openbare telecommunicatiediensten die natuurlijke personen zijn, ook als zij niet als consument optreden, terwijl de leden 2 en 3 van artikel 7.1.9A.8 van toepassing zijn op consumenten (die geen abonnee behoeven te zijn). Tenslotte is artikel 11.7 Telecommunicatiewet niet van toepassing op geadresseerde post.

In het reeds genoemde artikel 41 Wbp wordt het recht van verzet geregeld van degene op wie een persoonsgegeven betrekking heeft (de betrokkene) tegen de verwerking daarvan in verband met de totstandbrenging of de instandhouding van een directe relatie tussen degene die voor de verwerking van persoonsgegevens verantwoordelijk is (de verantwoordelijke) of een derde enerzijds en de betrokkene anderzijds, met het oog op werving voor commerciële of charitatieve doelen. Ook het gebruik van persoonsgegevens als selectiemiddel of de verstrekking aan derden voor dit doel valt onder het begrip «verwerking». Ingeval een consument overeenkomstig artikel 41 Wbp aan de verantwoordelijke heeft laten weten bezwaar te hebben tegen de verwerking van zijn persoonsgegevens met het oog op werving voor commerciële doelen, brengt dit mee dat die verantwoordelijke die persoonsgegevens ook niet mag benutten om die consument met behulp van enige communicatietechniek te benaderen teneinde de totstandkoming van een koop op afstand te bevorderen.

Bij de formulering van de nieuwe leden is, voor zover mogelijk, aansluiting gezocht bij die van artikel 11.7 Telecommunicatiewet. De nieuwe leden zijn opgenomen in artikel 7.1.9A.8. De achtergrond daarvan is dat dit artikel reeds een verplichting bevat die geldt bij het gebruik van een techniek voor communicatie op afstand (namelijk de telefoon) voor het doen van ongevraagde oproepen met als doel het bevorderen van de totstandkoming van een koop op afstand.

Voor de in lid 2 bedoelde toestemming en de in lid 3 bedoelde kennisgeving kan in ieder geval de schriftelijke vorm worden gebruikt. Ook mogelijkheden als registratie na telefonische melding of een melding via het Internet zijn denkbaar.

Lid 4 is opgenomen teneinde een goede aansluiting te bewerkstelligen tussen artikel 7.1.9A.8 en het hierboven genoemde artikel 41 Wbp, dat in lid 3 een bepaling van dezelfde strekking bevat. Ook in artikel 11.7 lid 3 Telecommunicatiewet is een dergelijke bepaling opgenomen.

Op grond van zelfregulering van de DMSA (Nederlandse Associatie voor Direct Marketing, Distance Selling en Sales Promotion), waarbij 80% van de ondernemingen in kwestie is aangesloten, kan de consument reeds thans ongewenste direct marketing met gebruikmaking van telefoon of geadresseerde post door bij de DMSA aangesloten ondernemingen gratis tegengaan door telefonisch via nr. 0800-0224666 c.q. schriftelijk via de DMSA, Antwoordnummer 666, 1000 TL Amsterdam te kennen te geven dat hij daarmee niet lastig gevallen wil worden.

Tenslotte wordt in onderdeel D naar aanleiding van een vraag van de leden van de PvdA-fractie in het verslag (p. 11) voorgesteld, de vermelding van de artikelen 7.1.9A.4 lid 4 en 7.1.9A.9 lid 5 in artikel 7.1.9A.10 lid 2 te schrappen. Het komt bij nader inzien voor dat de artikelen 7.1.9A.4 lid 4 en 7.1.9A.9 lid 5 niet behoeven te worden uitgezonderd van de hoofdregel van artikel 7.1.9A.10 lid 1, die inhoudt dat van afdeling 7.1.9A niet ten nadele van de consument kan worden afgeweken. De artikelen 7.1.9A.4 lid 4 en 7.1.9A.9 lid 5 bevatten uitzonderingen op de ontbindingsbevoegdheid van de consument binnen een bedenktijd. Indien partijen in afwijking daarvan een ontbindingsbevoegdheid voor de consument overeenkomen, brengt dat mee dat zij ten voordele van de consument van afdeling 7.1.9A afwijken.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven