26 855
Herziening van het procesrecht voor burgerlijke zaken, in het bijzonder de wijze van procederen in eerste aanleg

nr. 7
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 16 november 2000

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel I, onderdeel B, wordt als volgt gewijzigd:

a. In artikel 1.3.14, tweede zin, wordt «van de dag van een lopende termijn» vervangen door: van de laatste dag van een lopende termijn.

b. Artikel 1.8.5, eerste lid, komt te luiden:

1. Betreft de verwijzing een zaak die bij dagvaarding moet worden ingeleid, dan heeft iedere partij het recht de overige partijen bij exploot op te roepen tegen de dag waarop zij de zaak ter rolle wil doen dienen. Voor deze oproeping moeten de voor dagvaarding voorgeschreven termijnen in acht worden genomen. Het exploot kan ook worden gedaan aan het kantoor van de advocaat, procureur of deurwaarder bij wie degene voor wie het exploot bestemd is, laatstelijk ter zake woonplaats heeft gekozen. Deze advocaat, procureur of deurwaarder bevordert dat het exploot degene voor wie het is bestemd, tijdig bereikt.

c. In artikel 2.1.8, vierde lid, wordt in de tweede zin na «beslissing» ingevoegd: ten nadele van de wederpartij.

d. In artikel 2.3.11, eerste lid, worden de woorden «in zijn verdediging heeft benadeeld» vervangen door: in zijn belangen heeft geschaad.

e. Artikel 2.10.3 komt te luiden:

Artikel 2.10.3

1. In de gevallen, bedoeld in artikel 2.10.1, eerste lid, wordt het geding hervat in de stand waarin dit zich bij de schorsing bevond:

a. doordat de partij bij wie de grond voor de schorsing is opgekomen bij de betekening van de schorsingsgrond verklaart dat het geding wordt hervat;

b. doordat een der partijen, met instemming van de andere partij, een daartoe strekkende akte ter rolle neemt, dan wel bij exploot verklaart dat het geding wordt hervat.

2. De partij die bij de in het eerste lid, onder a, bedoelde betekening of het in het eerste lid, onder b, bedoelde exploot verklaart dat het geding wordt hervat, roept daarbij de andere partij op tegen de dag waarop zij de zaak ter rolle wil doen dienen. Voor deze oproeping moeten de voor dagvaarding voorgeschreven termijnen in acht worden genomen.

3. In zaken waarin partijen niet in persoon kunnen procederen, stellen zij opnieuw procureur.

f. Artikel 2.10.4 komt te luiden:

Artikel 2.10.4

1. In geval van schorsing wegens overlijden of verlies van de hoedanigheid van de gestelde procureur, wordt het geding hervat in de stand waarin dit zich bij de schorsing bevond doordat een der partijen, met instemming van de andere partij, een daartoe strekkende akte ter rolle neemt, dan wel bij exploot verklaart dat het geding wordt hervat.

2. Artikel 2.10.3, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing. Partijen stellen opnieuw procureur.

2. Artikel I, onderdeel OO, komt te luiden:

OO

Artikel 426 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «binnen twee maanden na de dagtekening der beschikking» vervangen door: binnen drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak.

2. In het derde lid wordt «de dagtekening der beschikking» vervangen door: de dag van de uitspraak.

3. In het vierde lid wordt «, 401 en 401a» vervangen door: en 401a.

3. Na artikel III, onderdeel FF, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

FFa

In artikel 996 wordt «binnen twee maanden na de dagtekening van de eindbeschikking» vervangen door: binnen drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak van de eindbeschikking.

4. In artikel VI, onderdeel A, wordt in het voorgestelde artikel 38, eerste lid, onder c, Wet op de rechterlijke organisatie «huurkoopovereenkomst» vervangen door: huurkoopovereenkomst.

Toelichting

Algemeen

In het wetsvoorstel zijn nog enige wijzigingen van louter redactionele en technische aard nodig gebleken.

1. Artikel I, onderdeel B

a. Artikel 1.3.14 Rv.

In de tweede zin is toegevoegd het woord «laatste», dat daaruit was weggevallen.

b. Artikel 1.8.5 Rv.

Bij de (eerste) nota van wijziging is in het eerste lid per abuis niet de derde zin maar de tweede zin vervangen door twee nieuwe zinnen. Dit wordt thans hersteld.

c. Artikel 2.1.8, vierde lid, Rv.

De tweede zin wordt in overeenstemming gebracht met het bij de (eerste) nota van wijziging in artikel 1.3.1, tweede zin, aangebrachte bepaling dat de rechter bij zijn beslissing een stuk waarover één der partijen zich niet voldoende heeft kunnen uitlaten, slechts buiten beschouwing moet laten voor zover dit stuk ten nadele van die partij zou strekken.

d. Artikel 2.3.11, eerste lid, Rv.

De wijziging was in de nota naar aanleiding van het verslag op blz. 54 aangekondigd, doch per abuis niet opgenomen in de (eerste) nota van wijziging.

e. en f. Artikelen 2.10.3 en 2.10.4 Rv.

In deze bepalingen over hervatting van het geding na schorsing daarvan op de voet van de artikelen 2.10.1 en 2.10.2 is een aantal wijzigingen wenselijk gebleken. Daarbij is de redactie ook enigszins gestroomlijnd.

In de eerste plaats was de mogelijkheid van hervatting door een akte ter rolle in beide artikelen zonder goede grond beperkt tot de partij aan wiens zijde de schorsingsgrond zich had voorgedaan. Deze beperking is vervallen.

In de tweede plaats is de mogelijkheid van een dagvaarding tot hervatting vervangen door een exploot tot hervatting. Dit houdt verband met de omstandigheid dat het nieuwe wetboek niet meer uitgaat van een incidentele eis tot hervatting, waarop de rechter moet beslissen: de hervatting vindt plaats door de verklaring dat het geding wordt hervat. Daarom komt een dagvaarding niet in aanmerking, aangezien daarin altijd een eis moet zijn opgenomen (vergelijk artikel 2.3.1, tweede lid, onder d), doch slechts een exploot waarbij de andere partij wordt opgeroepen om voort te procederen. Zulks is vastgelegd in artikel 2.10.3, tweede lid, dat in artikel 2.10.4, tweede lid, van overeenkomstige toepassing is verklaard. Het exploot is vergelijkbaar met een exploot tot oproeping na verwijzing, op de voet van artikel 1.8.5, eerste lid en artikel 2.9.14, aan welke artikelen ook de bepaling is ontleend dat de termijnen voor dagvaarding in acht worden genomen. Aan een regel als in die artikelen, dat het exploot kan worden uitgebracht bij degene bij wie voor de verwijzing woonplaats was gekozen, bestaat hier geen behoefte. Een woonplaatskeuze in het geschorste geding zal immers door de schorsing zijn gelding niet hebben verloren.

In artikel 2.10.4, eerste lid, is de akte van procureur tot procureur, die ook op andere plaatsen in het wetboek niet meer voorkomt, vervangen door de algemene term exploot.

De bepaling in de laatste zin van beide artikelen, dat ook indien de tot hervatting gedagvaarde partij niet in het geding verschijnt, het geding wordt hervat, kon als overbodig vervallen. Doordat met het vervangen van de dagvaarding tot hervatting door het exploot tot hervatting is verduidelijkt dat het nieuwe recht geen hervattingsincident kent, spreekt het vanzelf dat, als een partij niet verschijnt op de oproeping, geen sprake kan zijn van verstek in het incident en dat het geding ook dan wordt voortgezet in de stand waarin dit zich bevond. Dat neemt uiteraard niet weg dat als de rechter vaststelt dat het exploot tot hervatting lijdt aan een gebrek dat nietigheid tot gevolg heeft, het geding daardoor niet wordt hervat, behoudens de mogelijkheid van een herstelexploot (artikel 1.6.20, tweede lid).

Tenslotte was in beide artikelen de eis dat in procureurszaken opnieuw procureur wordt gesteld, ten onrechte niet voor alle gevallen uitgedrukt. In de nieuwe redactie is dit wel het geval.

2. Artikel I, onderdeel OO

In het eerste lid van artikel 426 Rv is in het kader van de harmonisering van termijnen (zie de memorie van toelichting, blz. 12) het aanvangstijdstip voor de cassatietermijn in overeenstemming gebracht met de termijn voor hoger beroep in artikel 358, tweede lid. De wijziging in het derde lid vloeit daaruit rechtstreeks voort. In de aanpassing van het vierde lid brengt deze nota van wijziging geen verandering.

3. Artikel III, onderdeel FFa

In artikel 996 Rv wordt de appeltermijn in verzoekschriftzaken betreffende rechtspersonen in overeenstemming gebracht met de algemene regeling van artikel 358, tweede lid, Rv.

4. Artikel VI, onderdeel A

In het voorgestelde artikel 38, eerste lid, is een redactionele misslag hersteld.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven