nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende
wijziging van de Wet Fonds economische structuurversterking.
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
11 oktober 1999
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de bepalingen
met betrekking tot de voeding van het Fonds economische structuurversterking
aan te passen aan de recente ontwikkelingen op de gasmarkt en door wijziging
van deze bepalingen de budgettaire stabiliteit te bevorderen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet Fonds economische structuurversterking wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2 komt te luiden:
Artikel 2
1. De ontvangsten van het fonds worden gevormd door:
a. 41,5 procent van de niet-belastingontvangsten van de staat, verkregen
uit de winning van koolwaterstoffen;
b. het bedrag dat overeenkomt met de rentelasten die bespaard worden als
gevolg van het in mindering brengen op de staatsschuld van de in het tweede
lid omschreven opbrengsten;
c. inkomsten van de staat voortvloeiend uit of verbandhoudend met de aanleg
of de exploitatie van de Betuweroute en de HSL-Zuid, tot ten hoogste het nominale
bedrag uit het Fes dat is besteed voor de voorfinanciering van de geraamde
private bijdragen in de aanleg;
d. andere door Onze Minister van Economische Zaken in overeenstemming
met Onze Minister van Financiën voor het fonds te bestemmen inkomsten
van de staat voortvloeiend uit of verbandhoudend met de aanleg of de exploitatie
van de Betuweroute en de HSL-Zuid;
e. andere voor het fonds te bestemmen ontvangsten uit de winning van koolwaterstoffen.
2. Opbrengsten als bedoeld in het eerste lid, onder b, zijn:
a. ontvangsten van de staat, verkregen in verband met de overbelevering
van aardgas door de Nederlandse Aardolie Maatschappij b.v. aan Brigitta Erdgas
und Erdöl GmbH uit aardgaswinning in de Eemsmonding,
b. de opbrengsten van vervreemding van staatsdeelnemingen,
c. de opbrengsten van de verlening van het recht om bepaalde etherfrequenties
te gebruiken, alsmede de opbrengst van de verlening van het recht op het gebruik
van analoge en digitale radio- en televisiefrequenties,
d. andere nader aan te wijzen ontvangsten uit het vervreemden van materiële
en immateriële activa en rechten van de staat;
3. Onder ontvangsten als bedoeld in het tweede lid worden niet verstaan:
a. de opbrengst van de verkoop van het Nederlands Omroepproduktiebedrijf
n.v.;
b. de opbrengst van de verkoop van de aandelen in Netherlands Car b.v.;
c. de opbrengst van de verkoop van Roccade Informatica Groep n.v. voor
zover deze het bedrag van f 400 miljoen niet overstijgt.
4. Bij de berekening van de te besparen rentelasten, bedoeld in het eerste
lid, onder b, wordt uitgegaan van het rendement op 10-jaars staatsobligaties
op de dag waarop de opbrengst wordt bijgeschreven op een rekening van het
Rijk.
5. Bij de berekening van de te besparen rentelasten ten gevolge van het
in mindering brengen op de staatsschuld van een opbrengst als bedoeld in het
tweede lid, onder b, worden de dividendinkomsten die genoten zouden worden
indien de vervreemding niet zou hebben plaatsgevonden afgetrokken.
6. Indien opbrengsten als bedoeld in het eerste lid, onder e, als tijdelijke
voorziening in het fonds zijn gestort in verband met vertraging in de in het
eerste lid, onder b, bedoelde ontvangsten, kunnen deze bedragen op de in het
eerste lid, onder b, bedoelde ontvangsten door Onze Minister van Economische
Zaken in overeenstemming met Onze Minister van Financiën in mindering
worden gebracht.
B
Artikel 4, derde lid, komt te luiden:
3. Ten laste van het fonds kunnen in de begroting niet meer uitgaven worden
geraamd dan het totaal van de geraamde ontvangsten, inclusief het gerealiseerde
batig saldo van het fonds van het voorafgaande jaar, verminderd
met 10 procent van de bij de ontwerp-begroting voor dat jaar geraamde ontvangsten
als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a.
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van
uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot
en met 1 januari 1999.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Economische Zaken,
De Minister van Financiën,