nr. 8
DERDE NOTA VAN WIJZIGING
Artikel I van het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Onderdeel 1 van onderdeel A komt te luiden:
1. In het eerste lid wordt onderdeel o vervangen door:
o. klei- of veengrond: grond die is gelegen buiten de gebieden, bedoeld
in de artikelen 4 en 5, tweede lid, van het Besluit gebruik dierlijke meststoffen
1998 en die zijn aangegeven op de kaarten in bijlage I bij dat besluit, zoals
deze bijlage luidde op 1 januari 1998;.
B
In onderdeel 1 van onderdeel F wordt aan het derde lid van artikel 19
de volgende volzin toegevoegd:
Voor op klei- of veengrond gelegen bouw- of braakland is de in de vorige
volzin bedoelde hoeveelheid stikstof in de jaren 2001 en 2002 150 kilogram.
C
In onderdeel 1 van onderdeel H wordt aan het derde lid van artikel 26
de volgende volzin toegevoegd:
Voor op klei- of veengrond gelegen bouw- of braakland is de in de vorige
volzin bedoelde hoeveelheid stikstof in de jaren 2001 en 2002 150 kilogram.
Toelichting
De onderhavige derde nota van wijziging voorziet ten opzichte van het
oorspronkelijke wetsvoorstel in een verruiming van de verliesnormen in de
jaren 2001 en 2002 voor stikstof voor bouw- en braakland, gelegen op klei-
of veengronden.
Aan het onderhavige wetsvoorstel ligt het zogenoemde aanvullende stikstofbeleid
ten grondslag, dat werd aangekondigd bij brief van 2 december
1998 (kamerstukken II 1998/99, 24 445, nr. 43). Daarin wordt voorzien
in een stapsgewijze aanscherping van de stikstofverliesnormen in de jaren
2001 tot en met 2008 (artikel I, onderdelen F en H). Zoals in de memorie van
toelichting bij het wetsvoorstel is aangegeven, is dit beleid op het punt
van de normstelling na 2001 inmiddels achterhaald, en heeft de regering bij
brief van 10 september 1999 (kamerstukken II 1998/99, 26 729, nr. 1)
scherpere verliesnormen, niet alleen voor stikstof, maar ook voor fosfaat,
aangekondigd voor de jaren 2002 en 2003. Dat betekent dat in feite alleen
de in het onderhavige wetsvoorstel opgenomen stikstofverliesnormen voor 2001
nog betekenis hebben.
Hoewel het normentraject zoals aangekondigd in de brief van 2 december
1998 op alle landbouwgrond in Nederland betrekking heeft, wordt daarmee primair
beoogd de mineralenbelasting in gebieden met zandgronden terug te dringen.
Dit omdat voor deze uitspoelingsgevoelige gronden een extra inspanning moet
worden geleverd om de doelstelling van de Nitraatrichtlijn ten aanzien van
het nitraatgehalte van het grond- en oppervlaktewater te realiseren. Wat de
mineralenbelasting in gebieden met klei- of veengronden betreft heeft voortschrijdend
inzicht evenwel tot de conclusie geleid dat de relatie tussen de mineralenbelasting
in deze gebieden en de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater minder
eenduidig is en dat hierover minder bekend is dan over de belasting van grondwater
in gebieden met zandgronden. Dit punt is onderwerp van gesprek geweest tijdens
het overleg van 19 februari 2000 tussen de Ministers van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
en LTO-Nederland. Onder meer is afgesproken dat tot 2003 voor gebieden, gelegen
op klei- of veengronden, ruimere stikstofverliesnormen zullen gelden, in afwachting
van de uitkomst van de totale evaluatie van het mest- en ammoniakbeleid in
2002. Verwezen wordt naar de brief van voornoemde ministers aan de Tweede
Kamer van 25 februari 2000, kenmerk kab 2000/1847. Voor bouw- en braakland
betekent deze verruiming, neerkomend op een verliesnorm van 150 kilogram stikstof
per hectare voor 2001 en 2002, een wijziging ten opzichte van het in het onderhavige
wetsvoorstel opgenomen normentraject van het aanvullende stikstofbeleid, waarin
immers uitgegaan wordt van 125 kilogram stikstof per hectare voor 2001 en
110 kilogram stikstof per hectare voor 2002. Deze derde nota van wijziging
brengt het in dit wetsvoorstel opgenomen normentraject in overeenstemming
met deze verruiming. Deze wijziging heeft overigens alleen feitelijke betekenis
voor 2001, nu de normen voor de jaren na 2001, zoals eerder opgemerkt, zullen
worden geregeld in het in de brief van 10 september 1999 aangekondigde wetsvoorstel.
Ook in dat wetsvoorstel zal worden voorzien in ruimere verliesnormen voor
gronden, gelegen in klei- of veengebieden, voor het jaar 2002.
Of de tot het bedrijf behorende percelen landbouwgrond zijn gelegen op
klei- of veengrond, wordt bepaald aan de hand van de zogenoemde «kaarten
uitrijbepalingen dierlijke meststoffen», behorende bij het Besluit gebruik
dierlijke meststoffen 1998 (artikel 1, eerste lid, onderdeel o, van de Meststoffenwet,
zie onderdeel A van deze nota van wijziging). Percelen die zich niet bevinden
binnen een gebied dat op deze kaarten worden aangemerkt als gebied waarbinnen
ingevolge voornoemd besluit beperkingen gelden aan het uitrijden van dierlijke
meststoffen, zijn gelegen op klei- of veengronden.
De Minister van Landbouw. Natuurbeheer en Visserij,
L. J. Brinkhorst