26 834 Socialeverzekeringspositie van grensarbeiders

Nr. 33 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 juni 2010

Tijdens de begrotingsbehandeling van het ministerie van BZK is op 1 december 2009 de motie van de leden De Pater-Van der Meer en Heijnen in het kader van arbeidsmarktbeleid voor overheidspersoneel aangenomen. (Kamerstuk 32 123 VII, nr. 31) De motie verzoekt de regering om de uitvoering van de Europese coördinatieverordeningen betreffende socialezekerheidsstelsels op te dragen aan het kantoor Buitenland van de Belastingdienst te Heerlen. Dit om werkgelegenheid te behouden in een gebied dat te maken heeft met bevolkingsdaling.

De minister van Binnenlandse Zaken heeft mij gevraagd de behandeling van deze motie te willen overnemen.1 Mede namens de ministers van Financiën en Volksgezondheid, Welzijn en Sport, wil ik met deze brief reageren op deze motie.

Sinds het begin van de Europese Unie bestaan er coördinatieregels die ervoor zorgen dat de socialezekerheidsstelsels van de lidstaten beter op elkaar aansluiten, met eerbiediging van de eigen kenmerken van de socialezekerheidsstelsels. Verordening (EEG) nr. 3/58 is in 1972 opgevolgd door Verordening (EEG) nr. 1408/71 (hierna: Vo. 1408/71). Deze verordening is sindsdien diverse keren gewijzigd en bijgewerkt als gevolg van wijzigingen op communautair niveau, waaronder uitspraken van het Europese Hof van Justitie. De coördinatievoorschriften van Vo. 1408/71 zijn daardoor complex en lang geworden. Deze verordening is daarom met ingang van 1 mei 2010 vervangen door de gemoderniseerde en vereenvoudigde Verordening (EG) 883/2004.

De belastingdienst is niet de enige uitvoerder van de Verordening. De Sociale Verzekeringsbank (SVB), het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en het College voor Zorgverzekeringen (CvZ) voeren thans het overgrote deel van de taken uit die voortvloeien uit de Verordening. De SVB is aangewezen als het bevoegde uitvoeringsorgaan dat aan de belanghebbende de documenten verschaft waaruit de toepasselijkheid van de Nederlandse sociale zekerheid blijkt. De SVB is daarvoor ook het verbindingsorgaan met de uitvoeringsinstanties in het buitenland.

De uitvoering van de nieuwe verordening brengt naar verwachting overigens voor geen van de betrokken uitvoeringsinstanties een substantiële uitbreiding van taken en daarbij behorende werkgelegenheid met zich.

Hoewel de Verordening zelf geen enkele aanleiding geeft om de bestaande uitvoering en taakverdeling ten principale anders in te richten, lijkt de motie de Belastingdienst als enige orgaan aan te willen wijzen voor de uitvoering van de Verordening. De motie geeft terecht aan dat de Belastingdienst beschikt over expertise ten aanzien van internationale belastingregelingen. Maar de expertise op het gebied van internationale socialeverzekeringsregelingen waarover de Verordening gaat ligt voornamelijk bij de SVB, UWV en CvZ. Het overdragen van de verordening brengt derhalve een groot afbreukrisico met zich en verlies van bestaande kennis, ontwikkelde automatisering en internationale werkwijzen.

Het overhevelen van taken naar de Belastingdienst zou leiden tot nieuwe taken voor de belastingdienst met de daarbij behorende uitbreiding van de formatie. Aan de andere kant zou dit niet leiden tot een navenante vermindering van de formatie bij SVB, UWV en CvZ, waar de uitvoering van de huidige Verordening als onderdeel van de reguliere werkzaamheden is ingebed en goed functioneert. Uitvoering van de motie past daarmee niet in de taakstelling die het demissionaire kabinet heeft opgelegd in het kader van het Programma Vernieuwing Rijksdienst.

De ministers van Financiën en VWS zijn met mij van oordeel dat overheveling naar kantoor Buitenland van de Belastingdienst te Heerlen van de gehele uitvoering van de nieuwe Verordening 883/04 niet in de rede ligt. Mocht echter blijken dat er extra taken voortvloeien uit de Verordening die specifiek op het terrein van de Belastingdienst liggen, dan zal bekeken worden in hoeverre het mogelijk en efficiënt is om deze taken in Heerlen te beleggen.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Naar boven