nr. 24
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 mei 2009
Tijdens het algemeen overleg van 18 maart jl. (Kamerstuk 26 834,
nr. 22) inzake het rapport van de Commissie grensarbeiders en het kabinetsstandpunt
daarover (brieven van 2 juli 2008, Kamerstuk 26 834, nr. 21 en 9 januari
2009, Kamerstuk 26 834, nr. 20) heb ik u toegezegd om te bekijken of
de termijn van zes maanden voor de compensatieregeling tijdelijk in verband
met de economische crisis kan worden opgerekt, bijvoorbeeld naar twaalf maanden.
In deze brief treft u mijn reactie aan.
Tijdens het algemeen overleg van 18 maart jl. zijn ook toezeggingen
gedaan door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en door de Minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid namens de Staatssecretaris van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap. In deze brief stuur ik u namens de Staatssecretaris
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een reactie op de problematiek van de
terugvordering van de kinderbijslag door de Belgische autoriteiten als gevolg
van het aanmerken van de kinderopvangtoeslag als een gezinsbijslag in de zin
van Verordening (EEG) nr. 1408/71. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport stuurt apart een reactie over de inkomensgevolgen van de invoering
van de Zorgverzekeringswet voor zogenoemde dubbelgepensioneerden.
Voor wat betreft het op mijn beleidsterrein liggende onderwerp bericht
ik u het volgende. Het gaat hier om de bijzondere compensatieregeling van
artikel 27, paragraaf 2, van het Nederlands-Belgische belastingverdrag
van 5 juni 2001 (Trb. 2001, 136). Deze compensatieregeling
is van toepassing op Nederlandse werknemers die op 31 december 2002 in
België werkzaam waren op grond van de zogenoemde grensarbeidersregeling
van het oude belastingverdrag. De bijzondere compensatieregeling eindigt als
overgangsregeling zodra de netto inkomensachteruitgang als omschreven in paragraaf 3
van dat artikel in enig jaar nihil bedraagt of als de grensarbeider van dienstbetrekking
verandert. Op het vervallen c.q. het niet langer toepassen van de bijzondere
compensatieregeling bestaan drie uitzonderingen:
i) ingeval de dienstbetrekking van de grensarbeider, of althans zijn daaraan ten grondslag liggende arbeidsovereenkomst, zich wijzigt als
gevolg van een bedrijfsovername, fusie e.d.;
ii) ingeval de grensarbeider binnen een termijn van ten hoogste zes maanden
in de Belgische grensstreek aansluitend een nieuwe dienstbetrekking aanvaardt
na onvrijwillig en volledig ontslag;
iii) ingeval de grensarbeider in België zijn dienstbetrekking hervat
na voor een termijn van ten hoogste twaalf maanden vanwege zijn werkgever
in een ander land gedetacheerd te zijn geweest.
Met betrekking tot de termijn van zes maanden zoals genoemd in uitzondering
ii) is gevraagd of die in verband met de economische crisis kan worden uitgebreid
naar 12 maanden. Vanwege de huidige economische situatie is het voor grensarbeiders
die onvrijwillig werkloos zijn geworden immers minder gemakkelijk om binnen
de termijn van zes maanden een nieuwe dienstbetrekking binnen het gebied van
de Belgische grensstreek te aanvaarden. Door overschrijding van de zes maanden
verliezen zij het recht op toepassing van de bijzondere compensatieregeling.
Een tijdelijke uitbreiding van de termijn van 6 maanden naar 12 maanden acht
ik vanwege de bijzondere omstandigheden gerechtvaardigd. De uitbreiding van
de termijn zal worden opgenomen in een op korte termijn uit te vaardigen besluit.
Verder heeft u tijdens het algemeen overleg van 18 maart jl. de Staatssecretaris
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gevraagd om te zoeken naar mogelijkheden
om een oplossing te vinden voor de gezinnen die aan de Belgische overheid
grote bedragen aan Belgische kinderbijslag terug moeten betalen. Namens de
Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap kan ik u het volgende
hierover melden. Het kabinet heeft uw verzoek zorgvuldig overwogen. De Nederlandse
regering heeft in eerste instantie in het belang van de grensarbeiders gehandeld
door de kinderopvangtoeslag niet aan te merken als gezinstoeslag onder Verordening
(EEG) nr. 1408/71. De Europese Commissie heeft anders beslist. Deze beslissing
had gevolgen voor de reeds uitbetaalde toeslagen van alle betrokken landen.
In sommige gevallen zou door Nederland terug gevorderd moeten worden en in
andere gevallen door België of Duitsland. De Nederlandse regering accepteert
het besluit van de Europese Commissie maar vordert zelf de door de Nederlandse
regering te veel betaalde kinderopvangtoeslagen niet terug. Ook Duitsland
heeft vooralsnog niet besloten tot terugvordering. De Belgische regering heeft
de keuze gemaakt om de te veel betaalde Belgische kinderbijslag terug te vorderen.
Deze keuze wordt door de Nederlandse regering gerespecteerd. De Nederlandse
regering acht het ongepast om de principiële beslissing van de Belgische
overheid ongedaan te maken door compenserende maatregelen. Wel zal de Sociale
Verzekeringsbank proberen te bemiddelen bij de Belgische overheid om indien
wenselijk te komen tot een betalingsregeling in termijnen.
De staatssecretaris van Financiën,
J. C. de Jager