26 822
Invoering Boek 4 en Titel 3 van Boek 7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, derde gedeelte (Overgangsrecht)

A
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOORZOVER NADIEN GEWIJZIGD

I. Wetsvoorstel

1. In de overweging is rekening gehouden met de omstandigheid, dat het wetsvoorstel thans ook een specifieke overgangsbepaling in verband met titel 7.3 bevat (artikel 201 Ow.).

2. Het bepaalde in lid 2 van artikel 129 was oorspronkelijk een derde volzin van lid 1 van dat artikel. Lid 3 van artikel 129 was voorheen lid 2 van die bepaling.

3. In artikel 130, lid 1 is «opeisbare», vóór «schulden», geschrapt. Lid 2 van artikel 130 luidde oorspronkelijk:

2. Hetzelfde geldt voor artikel 4.4.2.7 ten aanzien van de vruchten die na dat tijdstip zijn geïnd.

4. Artikel 134, slotgedeelte, luidde oorspronkelijk: «(van toepassing,) voor zover de uiterste wil ter zake niets bepaalt.»

5. Artikel 137 is, met vernummering van de artikelen 138 en 139 tot 137 en 138, vervallen.

Het luidde:

Artikel 137.

De verklaringen, die op grond van de tevoren geldende artikelen 1070, 1075 en 1103 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek ter griffie van een rechtbank zijn afgelegd, worden op verzoek van degene die haar heeft afgelegd, aldaar door de griffier in het boedelregister opgenomen.

6. Artikel II, bevattende artikel 201 Ow., is nieuw. De oorspronkelijke artikelen II, III en IV zijn vernummerd tot III, IV en V.

II. Memorie van Toelichting

1. In de toelichting, onder Algemeen, is thans aangegeven dat voor titel 7.3 (Schenking) een specifieke overgangsbepaling nodig is gebleken (artikel ll, bevattende artikel 201 Ow.).

2. In de eerste alinea van de toelichting op artikel 130 is het woord «opeisbare», vóór «schulden», geschrapt.

3. In de toelichting op artikel 134 luidde het slot van de eerste volzin oorspronkelijk: «(van toepassing is,) voor zover de uiterste wil ter zake niets bepaalt».

4. De toelichting op het vervallen artikel 137 luidde oorspronkelijk:

«In het algemeen dient voorts te worden bepaald dat de verklaringen bedoeld in de artikelen 1070 en 1075, tezamen met die van artikel 1103, die vóór de inwerkingtreding van het nieuwe Boek 4 zijn afgelegd, en die nog effect hebben alsnog in het boedelregister worden opgenomen. Zulks kan op verzoek van degene die zo'n verklaring heeft afgelegd geschieden.»

5. De toelichting op artikel 7.3.8v in hoofdstuk II, Titel 7.3 Schenking, luidde oorspronkelijk:

«Artikel 7.3.8 bepaalt dat het geschonkene onder bewind kan worden gesteld en verklaart op dat bewind de bepalingen van afdeling 4.4.7 van Boek 4, behoudens enkele nadere bepalingen, van overeenkomstige toepassing. Voor zover men van oordeel is dat onder het thans geldende recht bewind over het geschonkene niet geldig is, is een zodanig bewind vatbaar voor bekrachtiging overeenkomstig artikel 81 lid 1 Ow. Van de inwerkingtreding van titel 7.3 af zijn de nieuwe bepalingen van toepassing van zover de schenkingsovereenkomst terzake geen nadere voorzieningen bevat.»

Naar boven